vrijdag 18 mei 2012

Kan een land failliet gaan?

Ik heb al veel ingewikkelde analyses gelezen over de oorzaken van de huidige crisis, en dan met name de toestand van landen als Griekenland, Spanje, Italië en straks misschien ook Nederland. Het is echter eenvoudiger dan het lijkt. Een land heeft geld nodig om zijn uitgaven te betalen. Normaal gesproken doe je dat met belastingen, en met wetten die burgers en bedrijven verplichten premies te betalen. Maar als dat niet voldoende is om aan je politieke verplichtingen te voldoen, dan kun je als land ook geld lenen op de kapitaalmarkt. Een lening van een land heeft altijd als heel solide gegolden, want een land betaalt altijd terug, en de rente is verzekerd, want de belastingen en premies zorgen ervoor dat er altijd genoeg geld is om de leningen en de rentes te betalen. Daarom moet een land ervoor zorgen, dat er in dat land genoeg geld wordt verdiend door de economie van dat land. Bedrijven die winst maken, burgers die spullen kopen, genoeg export, enz.
Op een gegeven moment kan de schuld van het land aan geldleners zo hoog worden, dat die gaan twijfelen: brengen de belastingen en premies nog wel voldoende op om de lening terug te betalen, of de rente daarvan? De leners gaan dan hun geld elders besteden, en het land kan geen geld meer lenen. Plotselinge belastingverhogingen werken ook niet, want dan gaat de economie van het land nog verder achteruit dan ze al was. Zo verarmt een land.
Politiek is het nooit leuk om de mooie voorzieningen die er zijn, te verminderen, maar soms moet het. Daarnaast echter mag niet vergeten worden om te investeren, want dat stimuleert de economie, en teveel bezuinigen doet de koopkracht en welvaart afnemen. Burgers, zeker in Nederland, houden het geld in hun zak, zodat er ook geen belasting in de vorm van BTW wordt afgedragen. BTW-verhoging is dan ook een paardenmiddel.

De rol van de banken is ook simpel: die volgen gewoon de trends. Is er vertrouwen, dan lenen ze erop los, ontbreekt het, dan worden ze kritisch. Aan bedrijven wordt alleen geld geleend wanneer er gerede kans is op terugbetaling. De overheden van landen zijn in zekere zin ook trendvolgers geworden: de kiezer vraagt, de staat draait. Dat is jarenlang wel anders geweest. Het is een goede zaak dat er onderscheid wordt gemaakt tussen Geldbeheer en geld verdienen bij banken, want het "geld verdienen" heeft geleid tot verkoop van "financiële producten" die bij het achteruit gaan van de economieën grote floppen bleken te zijn. Ook overheden kochten deze producten. Een belangrijk deel van de financiële producten ging om geld dat er helemaal niet was. Hypotheken bijvoorbeeld die niet gedekt waren door enig uitzicht op betaling, maar die als in een soort pyramidespel wel de basis vormden van een reeks contracten van bank naar consument van het "financieel product".

Nu zijn er natuurlijk politieke partijen die roepen hoe schandelijk het is dat juist de armen weer getroffen gaan worden, dat dat helemaal niet hoeft en dat zij methoden hebben om even rijk te blijven met zn allen, of het geld eerlijker te verdelen. Veel armen gaan dan op die partijen stemmen, omdat ze denken daardoor van bezuinigingen verschoond te blijven. De honderden miljarden die nodig zijn om alle voorzieningen in stand te houden haal je niet binnen door banken te straffen en miljonairs nog meer belasting te laten betalen, of door vertrekpremies van topmanagers af te schaffen. Natuurlijk helpen alle beetjes, en we zouden bv. de JSF niet kunnen kopen (hoewel dat Amerika boos maakt, wat ook niet goed is voor de economie) en we zouden de tientallen generaals kunnen ontslaan. Uit Europa stappen is helemaal dom, of terugkeren naar de gulden, allemaal mooie droompraatjes.

dinsdag 8 mei 2012

Waarom mensen godsdienstig zijn (deel 1)

Vanmorgen stond er in Trouw een interview  met de filosoof (hij wil geen theoloog worden genoemd, ook al houdt hij zich voornamelijk met godsdienst bezig) Herman Philipse.  Nu had hij een dik boek geschreven (God in the Age of Science)  waarin diverse argumenten vóór het bestaan van God en het geloof van verschillende filosofen worden behandeld. Helaas houdt Philipse zich minder bezig met de dieper liggende vraag, namelijk waarom mensen een geloof hebben, en hoe het geloof is ontstaan. Ik wil een poging wagen een antwoord te vinden op deze vraag, op een minder doorwrochte wijze dan Philipse. Ook zal ik me niet opstellen als een atheïst, wat ik ook niet ben. Wat dat bettreft verschil ik ook met Philipse, die constant bezig is de godsdienst met de rede te confronteren. Laten we bij het begin beginnen.

Kijken we naar de evolutieleer of het gedrag van dieren, en met name primaten, dan is daar geen spoor van enige godsdienstigheid te ontdekken, noch een reden waarom godsdienst ons een evolutionaire voorsprong zou geven boven andere soorten. Mogelijk heeft de homo sapiens het "gewonnen" van de homo neanderthalensis doordat de sapiens er godsdiensten op nahield. De reden waarom er nu geen neanderthaler mensen meer rondlopen, zou ik dan al speculerend kunnen verklaren door de grotere motivatie die godsdienst mensen geeft om andersdenkenden of anders-geaarden met des te meer vuur te lijf te gaan, maar dat is speculatie. Immers, de Katharen waren vromer dan de paus-gezinde troepen die hen uitmoordden in de naam van het ware geloof, maar mogelijk werden ze ook uitgemoord doordat zij veel kleiner in aantal en militaire kracht waren, zoals de zelotische Joden bij Massada. Nee, we moeten concluderen dat we godsdienstigheid niet biologisch of uit de wetten van de natuur kunnen verklaren. Tegelijk moeten we vaststellen, dat geen enkele menselijke groep, stam of volk zonder godsdienst was en is, en dat het moderne atheïsme nooit ergens in de geschiedenis heeft bestaan. De vraag naar het waarom van deze godsdienstigheid is daarom zeer legitiem.

Ook is de vraag legitiem, omdat, zoals we hierboven in het voorbeeld van de Katharen zagen (talloze voorbeelden zijn te noemen) godsdienst aanleiding is tot vele schrijnende menselijke conflicten, familiescheuringen, eerwraak, oorlogen en wat dies meer zij. Veel deskundigen beweren dat de godsdienst hiervan niet de oorzaak of reden is, maar de scheurmakers of conflict-veroorzakers noemen dit wel zelf als hun motief. Degenen die zeggen dat deze conflictneiging "in de mens zelf" ligt, en de godsdienst "wordt gebruikt" of berust op een "verkeerde interpretatie" van het ware geloof, zijn zelf meestal ook godsdienstig en gelovig, en kunnen niet accepteren dat hun geloof motiverend zou kunnen zijn om oorlog te voeren of mensen gruwelijk verdriet aan te doen.

Philipse zegt, dat het zoeken naar een antwoord op deze vraag niet gedaan kan worden vanuit een of ander godsdienstig geloof, want dan kom je vanzelf bij dat geloof terecht: mensen zijn godsdienstig omdat God hen zo gemaakt heeft, enz. Als er nu maar één godsdienst was die de hele mensheid door steeds hetzelfde was gebleven, dan kon je hiermee mogelijk een eind komen, maar er zijn duizenden godsdiensten en godsdienstjes, van wie de meeste aanhangers "zeker weten" dat zij degenen zijn die het bij het juiste eind hebben, of menen dat God het zo gewild heeft en we daarmee moeten leven zonder die anderen te verwerpen of, erger, naar het leven te staan. Veel moderne christenen zien het zelfs als een plicht om moslims de christelijke naastenliefde te betonen, ook al blijven die moslims volharden in hun eigen geloof.

Misschien moet je zoeken naar een grootste gemene deler, iets wat alle godsdiensten gemeen hebben. Ik noemde al een GGD van de drie monotheïstische godsdiensten: de godsdienst is de dienst aan de enige grote waarheid, die de oorzaak en bestemming is van al het bestaan, en die als grote Veroorzaker en Bestierder God heeft. Honderden verhalen zijn om deze ene waarheid gesponnen, waarvan er vele aantoonbaar tegenstrijdig zijn en vele vragen oproepen. Zoals bijvoorbeeld de vraag waarom God de schepping gemaakt heeft, wat heeft dat nu voor zin? Of de vraag: wanneer God het Goede is en nastreeft, waarom heeft Hij dan de mens geschapen, van wie Hij op voorhand wist (in Zijn volmaakte voorzienigheid) dat deze ongehoorzaam zou zijn en slechte dingen ging doen. Neem de Satan. Van de Satan is na onderzoek komen vast te staan, dat deze pas laat in het Jodendom (en vandaar in het christendom) zijn intrede deed, onder invloed van de godsdienst van Zarathoestra. Het Christendom heeft er een "gevallen engel" van gemaakt. Paulus en andere christenen waarschuwen voor de listen en lagen van de Satan en de Anti-christ. Zijn ook zij niet onderworpen aan de bevelen van de almachtige God? Dus God laat hen zomaar de meest vuige en laaghartige dingen doen die je je maar kunt indenken? Waarom? Het geijkte antwoord is: om ons op de proef te stellen. Zie het boek Job, inspiratiebron voor Goethe toen hij aan zijn Faust begon. Neem het verraad van Judas. Op bevel nota bene van Jezus zelf, en ook om "de schriften" in vervulling te laten gaan, verraadt hij de verblijfplaats van Jezus en overhandigt hem aan degenen die hem zullen martelen en kruisigen. In plaats dat hij hierdoor een heldenrol krijgt, hangt hij zichzelf op na een zak zilverlingen te hebben gekregen, de lafaard. Zien de gelovigen dan niet dat Jezus zichzelf heeft aangegeven en dat Judas de eer kreeg om de boodschap over te brengen? En ga zo maar door.

Een christen heeft op al deze vragen meestal wel een antwoord, maar hij blijft in een cirkeltje  ronddraaien, want het antwoord is gebaseerd op "waarheden" uit datzelfde geloof, of men zegt dat wij niet kunnen treden in Gods motieven, of dat iets behoort tot de "mysteriën van het geloof".

Zo zijn er in de andere twee monotheïstische godsdiensten soortgelijke ongerijmdheden aan te wijzen, die klakkeloos door hele volksstammen worden aan- en overgenomen, om een of andere reden die wij gaan onderzoeken.

Als we dan niet bij de evolutieleer of de biologie terecht kunnen, moeten we ons maar wenden tot de "primitieve mens", de mens die in zijn cultuur, naar we mogen aannemen, het dichtst staat bij de culturen uit het stenen tijdperk. De moderne godsdiensten kunnen immers beïnvloed zijn door de uitvinding van het schrift, de sterrenkunde, de logica, enz., zaken die in die primitieve culturen volkomen onbekend waren. We zien dan, dat de culturen die wij bedoelen, steevast oerwoud-culturen zijn met als uitzondering de aboriginals in Australië, die in een steppe-achtige omgeving leefden, en de Inuit in het hoge noorden. Tegenwoordig zijn al die volken in aanraking gekomen met de westerse en/of Arabische cultuur, maar honderd jaar geleden was dat nog niet zo.

Deze mensen hadden geen schrift, en geen systemen om bijvoorbeeld ingewikkelde berekeningen te maken, hun wereld was volmaakt "praktisch".  Ze waren meesters in het omgaan met wat de natuur om hen heen bood, maar waren daarvan ook sterk afhankelijk. Al hun arbeid berustte op wat "bleek te werken" en van generatie op generatie als werkzame methode werd overgedragen. Vernieuwing of afwijking hiervan kon men zich niet permitteren, daarvoor stond teveel op het spel, namelijk leven of dood. In de duizenden jaren van ontwikkeling waren het perfecte boogschutters en jagers geworden die precies wisten waar en wanneer de kans op wild het grootst was en hoe je het moest jagen. Ze hadden een grote kennis van wat eet- en drinkbaar was, en wat vergiftig en gevaarlijk. Ze leefden in stamverband, in groepen verwanten. Andere stammen waren oorlogsdoelwit, want er werd gestreden om jachtterrein en om de eigen eer hoog te houden, pure noodzaak om niet zelf te worden uitgeroeid. Hun wreedheid was  in onze ogen groot. Men wist zich onderdeel van de natuur, die immers ook  "wreed" was. Iets anders dan de natuur was er niet, ik maak me sterk dat in hun talen er geen woord was voor wat wij "natuur" noemen, omdat alleen dat "er was". Toch waren het ook mensen, net als wij. Zij moeten ook liefde hebben gekend, boosheid, verdriet, al was het misschien soms om andere dingen dan waar wij die begrippen voor reserveren. Ook zij kenden gezelligheid, en ook gastvrijheid voor vreemdelingen, als die in hun ogen hadden bewezen, dat ze niets kwaads in de zin hadden.

We kunnen dus concluderen, dat deze mensen puur praktisch waren, maar dan met een praktijk die gegrondvest was op een bijna heilige traditie, en dat hun ethiek geheel was gebaseerd op behoud van een gelukkig stam- en familieverband. Nieuwe werkmethoden en niet-stamleden waren altijd in eerste instantie een gevaar, en pas na langdurig onderzoek (lees: toetsing aan de eigen tradities en beginselen van zelfbehoud) geaccepteerd. Opvallend in verhalen van ontdekkingsreizigers is ook dat de acceptatie plaatsvindt op een bijna rituele, feestelijke manier, om te bevestigen, dat "dit nieuwe" vanaf nu tot "het traditionele" behoorde. Opvallend is ook, dat vernieuwingen die een grote sprong voorwaarts betekenen, zoals het geweer, het paard en helaas ook de alcohol (sprong voorwaarts in het beleven van een prettige roes), minder onderzoek en tijd nodig hadden, hoewel ik me kan voorstellen dat er ouderen geweest moeten zijn die deze nieuwigheden onbekend en dus gevaarlijk blevcen vinden.

In deze praktische en traditionele wereld echter, werden vele gevaren en rampen beleefd die niet met praktische werkmethoden beheerst konden worden, maar hooguit zo goed en zo kwaad als mogelijk vermeden en voorzien konden worden. Er bleven zich echter rampen plotselinge en niet te vermijden rampen voordoen zoals ziekten, aardbevingen, hevige slagregens lange tijd achter elkaar, het uitblijven van te bejagen wild, langdurige droogte enzovoort. In de drang om al dit soort dingen te vermijden, zagen de mensen hier geesten aan het werk, en het enige wat je kon doen was het gedrag van deze geesten proberen te beïnvloeden door een primitieve oervorm van godsdienst, of beter "geestendienst". Waar kwamen die geesten in de cultuur van die mensen vandaan? Waarom geesten zien en niet gewoon "redelijk" aanvaarden dat er nu eenmaal gevaren en onheil waren? Hoe zagen die geesten er uit en hoe gedroegen ze zich?

(wordt vervolgd)