donderdag 31 januari 2013

De dood van een trol



De dood van een trol

De zonloze dag loopt ten einde, de schemer valt in,
Padden en muizen komen tevoorschijn, een trol spoedt
Zich verder, naar ’t nachtelijk feest, hij heeft zin
In begerige elfen, kastanjepastei en vleermuizenbloed.

Zou hij haar vinden, een elf, die hem zou betoov’ren,
Zo prachtig kon zingen, dienares van haar Koning
Och! mocht hij ooit zo een elf toch veroov’ren,
En ruilen zijn klammige hol voor een luchtige woning!

Wippend en springend, op onbegaanbare paden,
Vervolgt hij zijn weg, tot hij na enkele uren
Een gezelschap in  vuurlicht zich feest’lijk ziet baden,
De koning, engelen, elfen kon hij begluren,

Maar hoe hij ook speurt, geen enkele trol. Haha, denkt hij,
Geen mede-gegadigden zijn hier te duchten,
Dan schiet een duistere flits in zijn hersens voorbij:
Ik ben vast te lelijk, ik roof er gewoon een, meteen kan ik vluchten,

Want houden die elfen soms ook niet van kinderen stelen?
Zoals ooit eens verteld in dat roemruchte lied:
Waarin zij zongen: “Kom, kind, kom met ons spelen”,
Zijn vader droeg het te paard, en merkte het niet.

De trol sprong tevoorschijn in ‘t licht van de laaiende vlammen,
Maar de feestende heksen en elfen, de majesteit zelf,
Zij bleven aan ’t zingen, geen trollenangst kon hen verlammen,
Niemand verdedigde zich, noch koning, kabouter, noch elf.

De trol, hij voelde zich warmer en lichter dan ooit,
En werd als een welkome gast met bloemen getooid,
Een elf was hij geworden, vergeten ellende en nood,
In de modder lag wat hij was, een trol, die was dood.

Arjen Stilklik

maandag 28 januari 2013

De volwassenheid van een republiek

Waarom geef ik de voorkeur aan een republiek boven een koninkrijk? Er zijn verschillende redenen:

1. De meeste republieken zijn ontstaan in een tijd waarin vrijheid en democratie op gingen bloeien. Deze republieken zijn dat op eigen kracht geworden: vrij en democratisch. Nederland is niet door eigen kracht een republiek geworden na de val van Napoleon, en is zelfs op eigen kracht geen koninkrijk geworden na die val. De koning werd ons opgedrongen door het Congres van Wenen, waar de winnende mogendheden niets liever wilden dan herstel van het Ancien Régime, en Frankrijk een sterke noorderbuur wilden geven. Willem I durfde zichzelf in het begin geen koning te noemen, dat was zo in strijd met de bestuurscultuur, bovendien was Holland net een koninkrijk geweest onder een vreemde bezetter. Dus spaarde hij kool en geit door zich te presenteren als "soeverein vorst", later werd dat koning.

2. Het begrip "Republiek" stond in die tijd ook symbool voor atheïsme, of in elk geval neutraliteit van de staat. Dat paste totaal niet bij de Nederlandse volksaard en machtsverhoudingen. Geloof en kerk waren zeer belangrijk. Ik denk dat ook meespeelde, dat de "oranjegezinden" de tijd van de "Bataafse Republiek" nog in hun hoofd hadden en dolgelukkig waren, dat dit gevaar van revolutionaire patriotten geweken was. Hadden zij Napoleon niet binnengehaald, die verraders? De patriotten waren de NSB-ers van die tijd. Dit nu zijn alle door de geschiedenis achterhaalde gevoelens met betrekking tot het begrip "Republiek", en verduisteren sterk het eerste hierboven genoemde argument.

3. Onze koning is een kunstmatige constructie. In feite is het geen koning, maar een dienstknecht van de regering, een versiering, die het goed doet als troetelfamilie voor "het volk" en als symbool voor continuïteit en Nederland als geheel, ook naar buiten toe. Het is een kunstmatige constructie, omdat zij niet democratisch is. Al haar papieren rechten en privileges zijn ontleend aan die van het Ancien Régime, maar beperkende bepalingen houden dit binnen de perken gesteld door de regering, waarvan de koning het symbolische opperhoofd is. Tegen deze bepalingen hebben koning Willem II en III zich steeds verzet, zonder succes. In plaats van dat ze manhaftig aftraden, bleven ze wel lekker op hun troon zitten, dat was wel zo comfortabel.

4. In het verleden hebben leden van de familie zich ernstig misdragen, als ze democratisch waren gekozen, hadden ze allang het veld moeten ruimen, maar omdat ze van de familie waren, mochten ze blijven zitten.

5. Aan het hoofd van een republiek staat een president, zijn familie deelt niet in zijn bevoegdheden, verplichtingen en taken. Maar aan het hoofd van ons koninkrijk staat een koning met een hele stoet van familieleden met allemaal een uitkering uit 's Rijks kas die er niet om liegt, en die een luxe leventje leiden. Vaak geven ze er blijk van geen idee te hebben hoe Jan Modaal leeft, denkt en handelt, en/of hoe hun gedrag bij Jan Modaal overkomt. Ze maken deel uit van de Europese royalty (België, Verenigd Koninkrijk, Monaco, Luxemburg, Denemarken, Zweden, Noorwegen, Liechtenstein, Spanje), en de internationale jet set. In deze clubs vinden ze hun huwelijkspartners, en vieren samen het feest van ons kent ons van de hoogste adel, die niet veel meer te vertellen heeft maar als een soort sprookje blijft bestaan, waarbij het volk zich vergaapt of zich ergert aan de tentoongespreide luxe en bewegingsgemak - er wordt heen en weer gevlogen zoals Jan Modaal de tram neemt of in zijn volkswagen Golf stapt, en vele zeer luxe buitenverblijven zijn hun bestemmingen.

Let op, ik heb het niet over de koning van België of de koningin van Nederland als gewetensvolle en hardwerkende mensen, maar om het principe. Ik geef de voorkeur aan een republiek, gewoon omdat die volwassener is en meer bij deze tijd past. In Amerika (als ik me daaran mag spiegelen) wordt een koning(in) als iets operette-achtigs gezien, dat kun je toch niet meer serieus nemen. Ik bedoel maar.

De letter G

Ik ben nu een boekje over Schopenhauer aan het lezen. Als ik al die boeken van de grote filosofen zelf moest lezen werd ik helemaal verward, want de meesten zijn op zoek naar de essentie van het bestaan en de plaats van de mens daarin of daartegenover, en allemaal hebben ze afwijkende conclusies en resultaten. Schopenhauer is sterk beïnvloed door enerzijds Kant (Hegel vond hij een kletskous) en anderzijds Plato en de Indiase upanishads. Ik heb ook de indruk dat hij "das Ding für sich" en "das Ding an sich", het beroemde onderscheid dat Kant maakte, omdraaide. Om tot de objectieve werkelijkheid te komen, dus de werkelijkheid die niet afhankelijk is van onze waarneming, moet men zich losmaken van de Wil. En de Wil is bij hem wat "das Ding an sich" (de werkelijkheid die niet van onze waarneming afhankelijk is) bij Kant is. Ik weet nog niet waarom hij die werkelijkheid "de Wil" noemt, want als er iets subjectiefs is, dan is het wel de wil. Nog maar even verder lezen dus. Ik begrijp nu ook beter waarom Kant niets van Spinoza wilde weten, want Spinoza maakte geen onderscheid tussen een waarneembare werkelijkheid en en niet-waargenomen werkelijkheid. Een steen zoals wij die zien, was voor hem ook buiten zijn waarneming een steen. De mens is toegerust met zintuigen en we kunnen (daarin ben ik het met Spinoza eens)  rustig aannemen, dat wat die zintuigen waarnemen, ook werkelijkheid is. Instrumenten zoals camera's en allerlei natuurkundige proeven hebben dat overduidelijk aangetoond. (uitzonderingen hierop vormen de kosmologie en de kwantumfysica). De verdienste van Kant was echter, dat hij de weg baande voor objectief onderzoek in de wetenschappen met als eindpunt de falsificeerbaarheid: een wetenschappelijke waarneming of conclusie kan nooit "helemaal waar" zijn, maar is alleen maar "geldig", tot een andere waarneming haar omvergooit of verandert. De mensen raakten zich ervan bewust, dat wat zij zelf zagen of waarnamen, nog niet hetzelfde hoefde te zijn als wat anderen zagen, en dat er een werkelijkheid bestond die "an sich" bestond, op zichzelf, zich niets aantrekkend van wat mensen ervan zagen of berekenden.

Nu de letter G. De menselijke wereld staat bol van meningen en overtuigingen, en men blijft discussiëren en vechten over "het Goede". De grootste ruzie krijgen mensen als het gaat om wat zij als de ultieme werkelijkheid zien, en wat je allemaal moet doen en laten om in die ultieme werkelijkheid te passen, die per definitie altijd "Goed" is. Men weet ook, of men voelt aan, dat de mens te gebrekkig is toegerust om zelf kennis te nemen van het Goede, dus men neemt verhalen aan, om het toch grijpbaar te maken voor het verstand. Deze verhalen staan helemaal buiten de dagelijkse leefwereld (de waarneembare werkelijkheid). Maar voor degene die een bepaalde overtuiging is toegedaan over die "Wil" of  "Ding an sich" zijn ze de opperste waarheid, en ze ontlenen een gelukzalig gevoel aan dat bewustzijn. Nu denk ik, dat al die overtuigingen, godsdiensten zeg maar, ontleend zijn aan een evolutionair gegroeide eigenschap van de soort "mens", en dat ze zich allemaal richten op hetzelfde opperste wezen, dat ik aanduid met "de letter G". Dit religieus bewustzijn heeft zich tegelijkertijd ontwikkeld met de menselijke intelligentie, het vermogen zich dingen voor te stellen, planmatig te handelen, een taal te gebruiken en met kunst bezig te zijn. Onder kunst versta ik ook het opstellen en beluisteren van verhalen. De mens stelt ook de vraag: wie ben ik? En wie zijn de andere mensen met wie ik een verhouding heb? Dit zelfbewustzijn, dit redeneren, leidt bijna automatisch tot de vraag "waarom ben ik hier?" en tot de vraag hoe je je het beste kunt handhaven in een wereld van onverklaarbare natuurverschijnselen, ziekten, vijanden en last but not least de dood.

Omdat tot voor kort de mensheid tamelijk geïsoleerd onderverdeeld was in een groot aantal culturen en stamverbanden (het vorstenrijk en de natiestaat ontwikkelden zich pas recent) had elke cultuur, elk stamverband zo haar eigen godsdienstige verhalen en waarheden, die zij natuurlijk geldig vonden voor de hele mensheid. Hieruit onstonden de misverstanden en onrechtvaardigheden die, ondersteund door het Eigen Gelijk van de ene ware godsdienst, de wereldgeschiedenis hebben mede-bepaald.

(wordt vervolgd)

zondag 27 januari 2013

Twee kosmologische anomalieën

Wie zoals ik regelmatig populair-wetenschappelijke artikelen en boeken leest over kosmologie, kan zich verwonderen over twee vragen, waarop nergens antwoord gegeven wordt. Het zijn tegenstrijdigheden die ik als leek zie, maar die in die boeken en artikelen niet als tegenstrijdig worden gezien, misschien doordat ik dingen verkeerd zie of niet genoeg van het onderwerp weet, of een denkfout maak.

De eerste is: we kunnen ongeveer 10 miljard lichtjaar de ruimte in "kijken", d.w.z. we zien objecten zoals sterrenstelsels tot 10 miljard lichtjaar van ons vandaan. Er wordt gezegd en geschreven, dat het heelal ongeveer 13,5 miljard jaar oud is. De waarneming van die sterrenstelsels vindt plaats in het nu, d.w.z. 10 miljard jaar later dan toen het licht daarvandaan vertrok.
Er wordt gezegd en geschreven, dat we dus ook het heelal kunnen waarnemen toen het veel jonger was, en veel kleiner dan nu, want in die 10 miljard jaar heeft het zich tot zijn huidige omvang uitgebreid. Maar wat zie ik in werkelijkheid? Dat "kleinere" heelal van toen is verspreid over de totale hemelkoepel, die de hele aarde omringt. Je zou dus zeggen dat het heelal van toen juist veel groter was dan nu, anders zouden we een kleine opeenhoping van sterrenstelsels hebben gezien op een bepaalde plek aan de hemel, maar nee, alle sterrenstelsels, ongeacht hoe oud ze zijn of hoe ver ze van ons vandaan staan, zijn willekeurig over de hele hemelbol verspreid.

De tweede is: hoe verder sterrenstelsels van ons vandaan staan, des te sneller zien wij ze van ons af bewegen. Dat weten we dankzij de roodverschuiving in hun licht, een verschijnsel vergelijkbaar met het Doppler-effect bij geluidsgolven. Dit verschijnsel, en het ontbreken van grote hoeveelheden materie in het heelal  om het met zwaartekracht bijeen te houden, heeft de geleerden ertoe geleid aan te nemen dat het heelal blijft uitdijen tot in de eeuwigheid.

Dan denk ik: Wij zien niet wat er is, maar wat er was. 10 miljard jaar geleden hadden die sterrenstelsels die snelheid, van ons af. Echter, dichterbij staande stelsels bewegen langzamer van ons af: hoe dichterbij, hoe korter geleden het licht ervandaan vertrok, en ook hoe langzamer het sterrenstelsel zich van ons af beweegt. In de tijd gezien wil dat juist zeggen, dat het heelal naarmate de tijd vordert, minder snel uitdijt, dus precies het tegenovergestelde van wat de geleerden aannemen.

Misschien zijn dit wel anomalieën van de kosmos, van de oneindigheid, zoals er ook anomalieën zijn in de wereld van de kwantumdeeltjes. Deze waarnemingen en hun conclusies zijn ook gebaseerd op enkele aannames die ook te bestrijden zijn, maar om het allemaal niet ingewikkelder te maken, zijn er maar weinig geleerden die zich aan die strijd wagen. Zoals de roodverschuiving: misschien verandert die wel in de loop van de tijd, tijdens de onvoorstelbaar lange reis van het licht door het heelal. Of de zwaartekracht, wie zegt dat de zwaartekracht 10 miljard jaar geleden hetzelfde was als nu? Of de afstandsbepaling, en nog enkele grootheden.

Zo was de stand van zaken al in de tachtiger jaren. Wat er nadien in de kosmologie is geproduceerd, zoals de snarentheorie en de uitwerkingen daarvan, zie ik als wiskundig onderbouwde speculatie en fabulatie (zoals reizen in de tijd, en snelheden boven de lichtsnelheid, wat hetzelfde is, en het bestaan van meerdere heelallen). Toch moeten we volhouden.

Voorlopig houd ik het erop, dat de kosmos een bol is waarvan het middelpunt overal, en de omtrek nergens is, een wijsheid die een Middeleeuwse monnik ooit over het wezen van God heeft opgeschreven, en die nog steeds geldt voor het heelal als totaliteit.

zondag 20 januari 2013

De preek van Antoine Bodar in Trouw

Antoine Bodar schrijft een mooie preek in Trouw (helaas niet op Internet, je moet betalen om het te kunnen lezen). Over vertrouwdheid, over de heiligheid van God, over op zondag naar de kerk gaan, over verloren gegane rituelen. Helaas geen woord over wat ik noem de "koppelverkoop" tussen geloof en verhaal. Om in God te geloven en de echte heiligheid deelachtig te worden, moet je ook geloven in de verhalen van de bijbel en het evangelie. Je moet geloven, dat de Joden het uitverkoren volk van God waren, enkel en alleen omdat uit de Joden de Messias geboren zou gaan worden. Helaas geloven de Joden zelf dit niet, reden waarom de kerk eeuwenlang anti-semitisch is geweest. Voor het bestaan van deze zogenaamde Messias is geen enkel bewijs buiten de verhalen van het evangelie, die niet als bewijs kunnen dienen omdat het getuigenis-geschriften zijn die geen enkele twijfel toelaten. Dit zouden we allemaal weer moeten gaan geloven, zodat de kerken weer volstromen en wij gaan prijzen, belijden, smeken enz. op de manier die de kerk voorschrijft, en wij de "geloofsbelijdenis" weer elke week bevestigen, en die zulke onzin bevat zoals "het eeuwig leven", "de wederkomst van Christus, die zal oordelen de levenden en de doden", dat hij "opgestegen is ten hemel", enz. Wat moeten mensen in deze tijd met deze voorschriften, die niet meer zijn dan symbolische verhalen over de zin van het bestaan, maar geen daadwerkelijk plaatsgevonden hebbende of plaats zullen vindende feiten?

Als je de kerkgeschiedenis bekijkt (Bodar is slim genoeg om dat te doen) wat blijkt er dan? Vervolging van niet-gelovigen, anti-semitisme, hovaardij en uitbuiting, oorlog, praalzucht, naast natuurlijk de positieve kanten zoals liefdadigheid, samenlevingsopbouw en ja, het bieden van geborgenheid en vertrouwdheid. Meneer Bodar, leer nu eindelijk eens ook dat God zich uit op honderden manieren, waaronder het rooms-katholieke geloof, en dat de God van Abraham en Jezus één van de vele uitingen is, waarvan het Grote Verhaal is opgeschreven in een Heilig Boek, en dat er naast Heilige Boeken ook vele andere manieren zijn waarop je God kunt ontmoeten. Blijft u vooral geloven op uw manier, dat is niet gemakkelijk ik weet het, maar laat anderen hun manier, die ook niet makkelijk is.

vrijdag 18 januari 2013

Het denkende dier

Een dier ziet de werkelijkheid om zich heen maar voor een deel, namelijk dat deel dat voldoende is om zich in die werkelijkheid te handhaven. Het kan zijn, dat de werkelijkheid om het dier heen verandert en dat het dier daar niet tegen opgewassen is. Alleen die leden van zijn soort overleven dan, die bepaalde eigenschappen hebben die zijn soortgenoten niet of onvoldoende hebben. Met de mens was het ook zo. Het verschil is, dat de mens veranderingen in de werkelijkheid om zich heen kan doorgronden, zodat hij middelen kan maken om die veranderingen te doorstaan, ja zelfs kan hij het zich gemakkelijker maken, zodat hij niet dagelijks naar eten hoeft te zoeken of te vechten om een jachtgebied. Maar dat neemt niet weg dat zijn oerdriften blijven bestaan zodat hij naar eten (winst)  blijft streven en hij blijft vechten om een territorium. Deze oerdriften zijn vaak sterker dan zijn vermogen om te berekenen en te redeneren, en hij stelt ze dikwijls zelfs ten dienste aan die oerdriften. Een dier dat genoeg heeft gegeten en baas is in zijn territorium, voert verder geen strijd en is tevredengesteld. Maar de mens?

Tot overmaat van ramp denkt de mens dat die delen van de werkelijkheid die hij niet kan waarnemen (en die dus niet nodig zijn om zich te handhaven in een primitieve staat) er niet zijn, want hij meent alles te kunnen waarnemen. De mens komt ze tegen als hij dingen niet begrijpt, zoals het toeval dat deeltjes doet ontstaan en verdwijnen, de eigenschappen van de kosmos die doen denken aan oneindigheid, en de algoritmen die het leven doen ontstaan. Zijn dat wel algoritmen, of spelingen van het toeval? Mensen die hierover nadenken en artikelen publiceren, staan aan de rand van de samenleving, behalve als er iets spectaculairs gebeurt zoals een maanlanding.

Mensen die weetgierig zijn, blijven zoeken naar die basis van het bestaan. Spinoza geloofde in een God zonder bijbel of koran, omdat hij de eerste was die  aannam dat achter deze ondoorgrondelijke natuur een Grote Oorzaak, een Alles Leidend Beginsel moest schuilen, anders was het bestaan niet te verklaren. Hij nam de natuur als bijbel aan. Niet dat hij, zoals velen denken, de natuur gelijkstelde aan God, maar hij vond dat God het Leidend Beginsel was die alle eigenschappen van de natuur in zich bezat, en deze meedeelde aan de natuur, dus alles in de natuur is doordrongen van Zijn wezen en Zijn krachten. God is niet één wezen op een wolk of in de hemel, maar is overal. Spinoza ziet God als de oerbron van het bestaan, zelfs zozeer, dat hij hem ziet als de grondlegger ook van de wiskunde: een driehoek of een cirkel zijn "uitvindingen" van God. Daarom ziet hij God ook als een noodzakelijk wezen, gegeven de natuur, en heeft God de natuur zoals die is, noodzakelijkerwijs (zonder te kunnen kiezen uit alternatieven) zo gemaakt zoals die is. God, zo redeneert hij, kan niet kiezen, want wat Hij beslist, is altijd in één keer goed, net zoals je ook niet kunt kiezen uit meer oplossingen voor de uitkomst van 2x2.

Omdat het zinloos is tot een dergelijke God te bidden (wat er gebeurt is de "wil" van de natuur en dus van Hem) en omdat er geen mooie verhalen bij horen van zondeval, genade, en goed of kwaad) werd Spinoza tot atheïst gebrandmerkt en uit de Joodse en R.K. Kerk gestoten, met banvloeken en al. Overigens pleitte Spinoza wel voor godsdienstvrijheid en spoorde hij kinderen aan om netjes naar de kerk te gaan.

Spinoza had nog een onbegrensd vertrouwen in de mathematica. Dat vertrouwen bleven wetenschappers en filosofen houden tot en met Einstein. Einstein kreeg een (wetenschappelijk)  conflict met Niels Bohr, de vader van de kwantum-fysica. Deze toonde aan dat de natuur op het niveau van elementaire deeltjes onvoorspelbaar is: die deeltjes komen uit het niets en verdwijnen in het niets, en hun bewegingen worden zelfs beïnvloed door de waarnemer ervan (!), soms gedragen ze zich als "golf", dan weer als "deeltje", enzovoort. Einstein sprak zijn beroemde woorden "God dobbelt niet", en Bohr zei dat dat wel zo was.

In elk geval moeten we concluderen dat de mens méér van de werkelijkheid waarneemt dan hij voor het voortbestaan van zijn soort nodig heeft. En hoe meer hij waarneemt, hoe meer vragen  er rijzen. Laten we asjeblieft doorgaan met onderzoeken, en niet alleen maar datgene wat profijt voor de markt of de armoede in de wereld oplevert, onderzoeken, want dan onderwerpen we wederom onze verstandelijke vermogens aan de oerdrift: streven naar winst. Moet alles dan praktisch nut hebben? Wat is er nuttiger voor de mens dan weten waar hij vandaan komt, wat zijn plek is in de natuur en hoe de natuur is opgebouwd? Hoeveel geld gaat er niet naar alle geloven, tempels en kerken, ik denk veel meer dan wat er aan fundamenteel natuurkundig onderzoek wordt besteed.

Een ander verhaal is, dat die kennis ook ingeplant moet worden in het onderwijs en de cultuur van mensen. Helaas: veel culturen en onderwijs-systemen zijn nog totaal ingekapseld door geloven en autoritaire machtssystemen. Mensen geloven liever in mooie verhalen dan in uiteenzettingen van wetenschappers.




donderdag 10 januari 2013

Welke doelen heeft de natuur?

Algemeen wordt gedacht, en vooral onder invloed van eeuwenlange godsdienstige traditie, dat de natuur doelen heeft. Kijk bijvoorbeeld naar hoe een dier is gebouwd: elk onderdeel van het dier heeft een doel: tanden om te grijpen en te kauwen, een maag-darmstelsel om te verteren, ogen om te zien enzovoort. De schellen vielen van mijn ogen toen ik over de evolutietheorie begon te lezen. Niet voor niets wordt deze theorie op veel orthodox-christelijke scholen niet genoemd, en als ze wel wordt genoemd, fel bestreden, vooral in de Verenigde Staten. Ook wordt er bijvoorbeeld de homoseksualiteit mee afgekeurd, want een homoseksuele geaardheid past niet in de "wetten van de natuur", waaraan de Kerk haar dikwijls genoemde "natuurrecht" (bij mijn weten nergens in de bijbel of evangelie genoemd) ontleent.

Kijk ook eens niet naar het dier afzonderlijk, maar naar de levende natuur als geheel: Wat was er eerder, de kip of het ei? In die vraag ligt het antwoord, of liever de aanwijzing dat er geen duidelijk antwoord is, opgesloten. Wat is het doel van de kip? eieren leggen? En zo ja, wat is het doel van het ei dan? In plaats van kip en ei kun je ook nemen plant en zaad. Het doel van de plant is voortplanting van de eigen soort, zegt de Kerk, en God schiep de eerste plant. Of schiep God het eerste zaad waaruit de plant voortkwam?

Spinoza breidt deze vraag uit naar de hele natuur, dus ook de "dode" natuur. Hij merkt terecht op, dat alles in de natuur streeft naar zelfbehoud. Alles blijft zoals het is, totdat een kracht of invloed van buitenaf het verandert. Bijna niets in de natuur kan blijven zoals het is, alleen atoomkernen kunnen dat en andere superkleine deeltjes. Alles wat uit atomen en moleculen is opgebouwd, blijft zoals het was. Bij verandering (door invloed van buitenaf) blijft het nieuwe weer zoals het was, totdat ook dat weer verandert, enzovoort. Die invloeden op wat er bestaat, worden gedicteerd door natuurkrachten zoals zwaartekracht, lichtgolven, temperatuur, traagheid van massa, middelpuntvliedende kracht, enzovoort. En die krachten gedragen zich heel netjes en onveranderd volgens de wet dat alles blijft zoals het is, met alle daaraan ondergeschikte wetten en bepalingen, waarmee de natuurkunde en de scheikunde zich bezighouden.

Zo is ook het leven ondergeschikt aan de wet van het blijven zoals het is. Een soort blijft bestaan zolang de omgeving dezelfde invloeden blijft uitoefenen. Verandert de omgeving, dan "past de soort zich aan" door die genen-mutaties voorrang te geven bij de voortplanting, die het beste zijn ingesteld op de omgeving, zodat de soort, of een mutatie daarvan, blijft voortbestaan. Zie je wel, kunt u tegenwerpen, dus de soort heeft een doel. Nee, zeg ik, dat lijkt maar zo, want de genen-mutaties zijn onnoemelijk talrijk en de meeste hebben geen enkele invloed. Maar zodra omstandigheden in de omgeving veranderen die bijvoorbeeld van invloed zijn op het voedsel vergaren of het vinden van een partner, dan kunnen enkele ervan beslissend zijn. Een afwijkeling wordt dan geboren, die ten onder gegaan zou zijn bij gelijkblijvende omstandigheden, maar onder de nieuwe omstandigheden juist succesvoller is dan een niet-afwijkeling. Het is dus allemaal puur toeval.

Of je deze processen op zichzelf "puur toeval" mag noemen, dat is een gans andere vraag. Hier komt God om de hoek kijken. De natuur, de schepping zit nu eenmaal zo in elkaar. Misschien is deze onveranderlijkheid van alles in een voortdurende inwerking op elkaar, waardoor alles toch weer aan het veranderen slaat binnen het dwingende raamwerk van onveranderlijke "wetten", misschien is dat wel het doel van God. En niet: het doel van de aarde is om de zon heendraaien, of: het doel van de kip is het leggen van een ei, of: het doel van de mens is om God te dienen en daardoor in de hemel te komen.

Spinoza heeft bedacht, dat het het beste voor de mens is om in vrede en rechtvaardige verdraagzaamheid te leven. Als je nadenkt, is dat beter dan halleluja te roepen en Gods naam te prijzen. Dat mag, zolang de eredienst geen belemmering vormt waardoor de mens als soort in gevaar komt. Zolang God of Allah de aandacht afleiden van het onderhoud van de planeet met alle soorten die zich daarop proberen te handhaven, en er oorlog wordt gevoerd of winsten worden nagejaagd om op korte termijn  de eigen portemonnee te spekken of de eigen godsdienst te verspreiden, zo lang is de mens tegen-natuurlijk bezig, tegen de wetten van de natuur in. Want de mens is de enige soort die denkt de natuurwetten te kennen en te beheersen, en juist die godsdiensten denken dat op de eerste plaats, die menen te weten dat God hen die kennis in een boek heeft geopenbaard.

De roofzuchtige trol



Langzaam wakkert uit ’t noorden een ijskoude wind
Aan, en blaast in’t gehavend gelaat van een trol
Die gapend ontwaakt, snel ‘n rauwe roek verslindt,
En daarna vertrekt uit zijn modderig-vochtige hol.

De zonloze dag loopt ten einde, de schemer valt in,
Padden en muizen komen tevoorschijn, de trol spoedt
Zich verder, naar ’t nachtelijk feest, hij heeft zin
In begerige elfen, kastanjepastei en vleermuizenbloed.

Zou hij haar vinden, een elf, die hem zou betoov’ren,
En prachtig kon zingen, dienares van haar Koning
Och! mocht hij ooit zo een elf toch veroov’ren,
En ruilen zijn klammige hol voor een luchtige woning!

Wippend en springend, op onbegaanbare paden,
Vervolgt hij zijn weg, tot hij na enkele uren
Een gezelschap in  vuurlicht zich feest’lijk ziet baden,
De koning, engelen, elfen kon hij begluren,

Maar hoe hij ook speurt, geen enkele trol. Haha, denkt hij,
Geen mede-gegadigden zijn hier te duchten,
Dan schiet een duistere flits in zijn hersens voorbij:
Ik ben te lelijk, ik roof er gewoon een, meteen kan ik vluchten,

Want houden die elfen soms ook niet van kinderen stelen?
Zoals ooit eens verteld in dat roemruchte lied:
Waarin zij zongen: “Kom, kind, kom met ons spelen”,
Zijn vader droeg het te paard, en merkte het niet. (*)

De trol sprong tevoorschijn in ‘t licht van de laaiende vlammen,
Maar de feestende eng'len en elfen, de majesteit zelf,
Zij bleven aan ’t zingen, geen trollenangst kon hen verlammen,
Niemand verdedigde zich, noch koning, noch engel, noch elf.

De trol, hij voelde zich warmer en lichter dan ooit,
En werd als een welkome gast met bloemen getooid,
Een engel was hij geworden, vergeten ellende en nood,
In de modder lag wat hij was, een trol, die was dood.

(*) “Der Erlkönig” (Goethe)

Arjen Stilklik

dinsdag 1 januari 2013

Over iets en niets

Een middeleeuwse monnik definieerde het universum als volgt: "het universum is als een bol waarvan het midden overal, en de omtrek nergens is". Dat klopt met mijn opvatting van het Niets. Wij kunnen ons het Niets fysiek voorstellen op drie manieren:
1. Als een punt zonder afmetingen.
2. Als een lege, doch begrensde ruimte, binnen die grenzen is er niets aanwezig, geen stofje, geen molecuul, geen kracht, geen straling, niets.
3. Als een oneindige ruimte zoals beschreven in de definitie van het universum hierboven, maar dan net zo leeg als in (2).

Alternatief (1) is niet bevredigend, want het zegt niets over de ruimte buiten dat punt zonder afmetingen, daar kan zich heel goed Iets bevinden. Op het punt zelf kan Niets zijn, maar elders wel.
Alternatief (2) is om dezelfde reden onbevredigend, dus er blijft alleen alternatief (3)  over. Het moet onmetelijk zijn, want zodra er een grens zou zijn, dan is er ook een gebied buiten die grens, en treedt alternatief (2) in werking. Dit Niets is in werkelijkheid gevuld met materie, straling en krachten, maar de onmetelijkheid ervan en het middelpunt dat overal is, blijven van kracht. Materie-punten zoals sterren, sterrenstelsels, gaswolken en dergelijke dienen als referentiepunten voor plaatsbepaling en tijdmeting. Als die materiepunten er niet waren en er helemaal Niets was in het Niets, zou het er niet toe doen waar je was in deze giga-ruimte, het was toch overal hetzelfde (gesteld dat je er kon zijn, want als je je erin bevond, was het geen Niets meer). Dat geldt zelfs min of meer in het werkelijke heelal, de verdeling van materie, straling en krachten is overal in het heelal hetzelfde, althans er is berekend door knappe computers, dat waar je je ook bevindt in het heelal, het net lijkt of je in het centrum ervan bent: bv. doordat sterrenstelsels zich met een snelheid die hoger wordt met het toenemen van de afstand, van jou af bewegen. Probeer je dit niet voor te stellen, dat lukt nooit helemaal. Een hoogleraar kosmologie heeft het mij proberen uit te leggen door het heelal te vergelijken met een krentenbol in de oven: elke krent is een sterrenstelsel, en die bewegen zich van elkaar af met het rijzen van het deeg.

De vraag wat het Niets is, is van belang omdat we ons steeds het hoofd breken over de inhoud van het universum, en niet over de ruimte zelf. Het geeft ook antwoord op de vraag wat de aard is van het Iets. En op de vraag waarom er überhaupt Iets is, en niet Niets, wat toch meer voor de hand liggend zou zijn. Die vraag naar het waarom, of beter naar het Waarvandaan van het Iets, kan dus heel duidelijk worden beantwoord als we ons eerst het Niets voorstellen. Ooit moet er een Niets zijn geweest, want wat is moeilijker voor een mens dan het zich voorstellen dat bv. een waterstof-atoom of een elektron eeuwig zou zijn in die zin dat hij er altijd al geweest is, net als God, bij wijze van spreken. Maar dan rijst de vraag: wanneer en hoe is dan een eerste "Ietsje" ontstaan, of hoe is dan alles tegelijk ontstaan. Dat kan niet geleidelijk zijn geweest, want zodra er een Iets ontstaat, ook al in zijn eerste beginstadium, dan is het al meteen Iets. Zou het de Big Bang geweest zijn? We weten het niet, en we moeten de vraag dan ook beantwoorden met een "we weten het niet", niet als een soort uitvlucht om van deze moeilijke vraag af te zijn, maar duidelijk gefundeerd door eerst een "Niets" aan te nemen. We moeten zelfs de mogelijkheid niet uitsluiten, dat er altijd Iets geweest is en dat het Niets een gedachtenspinsel is, dat er nooit in werkelijkheid is geweest.

Volgende keer over de rol van God in dit probleem.

Over godsdiensten

Over godsdiensten

Ik heb lang nagedacht over mijn blogreeks "Waarom mensen godsdienstig zijn", en heb het idee dat ik op de verkeerde weg zit. Niet de geschiedenis, maar de aard van de mens moet centraal staan. De mens is van nature godsdienstig. Dat wil niet zeggen, dat "de mens" van nature geloof hecht aan heilige boeken en scheppings- en verlossingsverhalen en dergelijke, maar dat de mens gedreven is tot een zoeken naar de ene ware oorzaak van alles om hem heen. Niet vanuit een wetenschappelijk of onderzoeksstandpunt, want een dergelijk standpunt is eigen aan een latere ontwikkelingsfase van de mens. Eerst was er het normatieve. De oorzaak van alles kon tegelijk ook slechts (a) de mens als einddoel hebben en (b) gedragsvoorschriften uitvaardigen voor die mens. De mens schiep zich een of meerdere goden naar zijn beeld en gelijkenis, daarvan ben ik overtuigd. Een God die niet dezelfde eigenschappen had als de mens (boos worden, vreugde hebben, belonen, straffen, denken, een doel hebben, niet alleen voor een heel volk of de hele mensheid, maar ook voor elk mens individueel) was en is voor veel gelovigen ondenkbaar. Spinoza had dit ondervonden. Echter, zo zouden we God wel moeten zien, nl. zonder menselijke eigenschappen. In volgende bijdragen zal ik dit nader toelichten.