zaterdag 30 maart 2013

De historiciteit van Jezus

Over niemand is in het westen zoveel geschreven als over Jezus Christus. Toch wil ik hier ook mijn ervaringen en belevingen met deze grote historische figuur in het kort beschrijven. "Historische figuur", omdat het niet zeker is of, en wanneer, hij op deze aarde rondliep, terwijl zijn figuur wel een deel van de wereldgeschiedenis heeft bepaald. Ik heb  diverse boeken en andere publicaties gelezen over Jezus, en dan niet de geijkte religieuze literatuur. Deze neemt voetstoots het christelijke verhaal aan, dat eeuwenlang door de kerken is gepredikt. Ik vind dat minder interessant dan de vraag waarom Jezus zo is geworden als hij nu geworden is: méér dan zomaar een heilige, maar de zoon van God, die ons van de erfzonde heeft verlost door die erfzonde op zich te nemen met hevig lijden en de marteldood aan het kruis, en die al prekend en wonderdoenend door Palestina wandelde met een aantal volgelingen, zijn discipelen.

De vraag of hij echt heeft bestaan is onder gelovige christenen ofwel taboe, ofwel niet ter zake doende. Dat laatste maakte ik mee toen een godsdienstleraar aan een HBO-instelling (een collega van mij dus) reageerde met "nou, en" toen ik hem confronteerde met sterke aanwijzingen dat Jezus nooit heeft bestaan, althans niet in de persoon die in de evangeliën staat beschreven. Ik heb dat antwoord nooit begrepen, maar goed, het zij zo.

Over de tijd van Jezus bestaat een uitgebreide geschiedschrijving. De Romeinen deden met diverse schrijvers uitvoerig verslag van hun oorlogen, de landen die zij bezetten, de wederwaardigheden van de belangrijke mensen daar, enzovoort. Over Jezus is er maar één zin die aan hem gewijd is, nl. bij Tacitus. Later onderzoek heeft uitgewezen, dat het hier een invoeging moet zijn uit later eeuwen, als aanvulling of verbetering, of geloofsuitbarsting van een kopiïst die niet kon uitstaan dat Tacitus niets over Jezus schreef in een passage, waarin je dat wel zou verwachten, hij schreef nl. over "de christenen". Ook Flavius Josephus en anderen schreven over "de christenen". Dat ze in de Romeinse tijd werden vervolgd, is een bekend historisch feit.

Ten aanzien van het historische bestaan van Jezus geef ik in het kort enkele los van elkaar staande zienswijzen weer die mij erg aanspreken. De eerste is die van de Noorse prof.  Alvar Ellegard, die vrij overtuigend aantoont dat Jezus ongeveer 100 jaar voor de christelijke jaartelling bestaan kan hebben, maar niet in de tijd waarin de evangeliën hem plaatsen. Een belangrijk argument is, dat Paulus het in zijn vele brieven steeds heeft over "de Christus", maar praktisch niets vertelt over wat hij gezegd heeft of wat hij gedaan heeft, behalve dat hij geleden, gestorven en verrezen is voor onze zonden en nu aan de rechterhand van God de Vader zetelt. Paulus schreef zijn brieven slechts enkele decennia na de dood van Jezus, en het blijkt dat er toen al (uiterst onwaarschijnlijk in die korte tijd) een uitgebreide christengemeenschap was, waar hij als een rondtrekkende bisschop langs reisde en brieven naar verstuurde. Nog later, 70-100 jaar na Jezus' dood, verschenen de eerste evangelie-verhalen. Men moet er hierbij rekening mee houden, dat vooral in het begin, deze verhalen mondeling werden verder verteld en pas later, toen ze belangrijk genoeg waren geworden, op schrift gesteld. Er zijn tientallen evangelie-achtige verhalen over Jezus bekend. Hiervan zijn er  door de kerkleiding vier geselecteerd als zijnde "echt", dat wil zeggen overeenkomend met het imago van Jezus zoals de kerkleiding dat graag zag. Onderzoek heeft aangetoond, dat de evangelie-verhalen, de goedgekeurde en de verworpen, waarschijnlijk zijn gebaseerd op éen oer-evangelie, dat helaas verloren is gegaan.

Francesco Carotta toonde uitvoerig gedocumenteerd aan, dat in een aantal van deze evangelie-verhalen (met name die van Marcus, Mattheus en Lucas) vrijwel alle handelingen, uitspraken, plaatsnamen en gebeurtenissen te herleiden zijn tot die in het leven van Julius Caesar, die ongeveer 50 jaar vóór Christus op het hoogtepunt van zijn roem was. Zelfs Caesar's dood is met enige aanpassingen tot die van Jezus te herleiden. Caesar was een soort Napoleon in zijn tijd: tegendraads, de uitdagend, ijdel, vergevingsgezind, intelligent, uitdagend (hij vernederde zijn overwonnen vijanden niet, hij beloonde ze zelfs), . Onder het lagere volk van Rome en onder de overwonnen volkeren werd hij bewonderd en vereerd. Hij heeft ook dezelfde initialen als Jezus Christus.

Gerard de Haas schreef vandaag, 31 maart 2013, een essay in Trouw over Jezus als nar. Hij toont aan, dat rond de tijd van Jezus groepen komedianten rondtrokken die zich opvallend kleedden en niets anders deden dan autoriteiten en bestaande, hypocriete gewoonten aan de kaak stellen. Het waren arme mensen, die zich ook tot de armen richtten als hun publiek. De Haas verklaart dit vanuit een culturele achtergrond, namelijk de botsing tussen de egalitaire westers-europese cultuur en de oosterse hiërarchische cultuur. De autoriteiten lieten deze zwervende, "rondwandelende" komedianten ongemoeid, zo lang ze niet al te populair waren en hun spotternijen niet teveel diepgang hadden zodat ze politiek gevaarlijk konden worden en opstanden veroorzaken. Menigmaal werd een acteur echter te populair en opende naar de smaak van het gezag teveel de ogen van het lagere volk. Hij werd dan van komiek een soort leraar. Het Romeinse leger arresteerde dan zo'n man, en er volgde dan een speciaal voor deze "opstandigen" een rituele terechtstelling, hij werd dan een narrenkoning: na als koning te zijn verkleed, werd hij gemarteld en gekruisigd. In de geschiedkundige bronnen die De Haas bestudeerde, werd hier meermalen naar verwezen, echter steeds met een onbeargumenteerde waarschuwing erbij dat hier niet aan Jezus Christus gedacht moest worden. De Haas wijt dit aan een zelf-opgelegde censuur, omdat men geen gedonder met de kerk of zijn broodheer over de zeer verheven figuur van Jezus wilde hebben. Het klopt allemaal: ook de terechtstelling van Jezus, die geschiedde na een debat tussen Joodse autoriteiten (die vaker door Jezus op de hak werden genomen) en de Romeinse gouverneur Pilatus, die geen kwaad in hem vond (Jezus heeft zich volgens het evangelie nooit, ondanks provocaties, tegen de Romeinse overheersers gekeerd, vergelijk ook de uitspraak: geef aan de keizer wat van de keizer is, en aan God wat van God is). Toen de Joodse autoriteiten dreigden boze brieven naar de keizer over Pilatus te sturen, gaf Pilatus toe.

In veel Dode-Zee-rollen is sprake van een "rechtvaardige leraar", die was gevangen genomen en terechtgesteld. Onderzoekers van deze rollen hadden gehoopt, dat hier Jezus zou worden bedoeld, maar kwamen teleurgesteld tot de bevinding dat het Jezus niet kon zijn, want de rollen dateerden van teveel jaren vóór Christus, om naar hem te kunnen verwijzen.

Mijn theorie over het historische bestaan van Jezus is nu, dat hij een wijze, rechtvaardige leraar was, die ook door Alvar Ellegard gedocumenteerd is aangetoond en die geruime tijd vóór onze jaartelling leefde. Deze leraar was mogelijk zo'n rondtrekkende komediant die zich tot leraar en openbaar criticus ontwikkeld had, maar kon ook goed een andere charismatische volksleider zijn geweest. Het was Paulus, die van hem een goddelijke figuur maakte, na een visioen te hebben gekregen, een plotselinge bekering dus. Let wel: er was al een uitgebreide christelijke gemeenschap, een soort kerk rond die leider ontstaan, pas kort na de dood van Christus zoals "berekend" in de officiële jaartelling. Er was nog geen evangelie of opgetekende levensgeschiedenis van deze Christus bekend, en Paulus verwijst daar ook niet naar, maar alleen naar Christus zelf, die terechtgesteld was en gedood, maar uit de dood was opgestaan en naast God op de troon in de hemel zat.

De onvoorstelbare energie en ijver waarmee Paulus reisde, schreef en preekte, deed een echte kerk ontstaan, los van het Jodendom, waaruit ze was ontstaan. Men begon zich vanzelfsprekend af te vragen  hoe het leven van Jezus Christus eruit gezien moest hebben. Denk erom: de christenen waren eenvoudige mensen en er waren toen buiten de brief geen communicatiemiddelen voor dit soort mensen. Uit de breven van Paulus blijkt, dat Christus een echte blijde boodschap had, die toen nog echt als "blijde boodschap" werd beschouwd, omdat ze zich keerde tegen bepaalde normen en waarden die toendertijd gebruikelijk waren. Tegelijk was de boodschap ook weer niet zó vreemd, een aantal zien we terug bij Romeinse dichters en Griekse filosofen zoals Ovidius en Socrates. Zodat de boodschap ook in "goede aarde" viel bij veel eenvoudige mensen, die niet de kans hadden om kennis te nemen van deze dichters en filosofen.

Uit deze gemeenschap zijn volgens mij de evangelie-verhalen ontstaan, gewoon om Jezus een zichtbaar leven te geven, dat overeenkwam met zijn boodschap, en waarin die boodschap in verhaalvorm bevestigd werd. Hierdoor won zij ook aan kracht. Het is heel aannemelijk, dat hiervoor bijvoorbeeld het leven van Julius Caesar als model of als raamwerk werd gebruikt, en het wordt ook verklaarbaar waarom de Romeinse geschiedschrijvers wel schreven over "christenen", maar nooit over "Christus" zelf. Dat Christus werd vergoddelijkt, ligt ook voor de hand, omdat men behoefte had aan een verlosser van alle ellende en narigheid die oorlog en dagelijks bestaan met zich meebracht, en het Romeinse veelgodendom een kwijnend bestaan leidde. In Palestina waren er conflicten tussen godsdienstige stromingen, van echte collaborateurs met de Romeinen die zich van de Mozaïsche wetten niet veel aantrokken, tot de ascetische Essenen toe. Een Messias, zoon van David, zou hier uitkomst kunnen bieden. Paulus verhief hem tot Messias van alle mensen, terwijl er een stroming was die hem als exclusief-Joods wilden blijven beschouwen. Dit debat staat in de Handelingen der Apostelen omschreven. Ook een aantal andere godsdiensten ontstonden in die tijd of  enige tijd daarvóór, en de verhalen werden van elkaar geleend, zoals ook het Mithraïsme, dat onder Romeinse soldaten erg populair was.








donderdag 28 maart 2013

Is Nederland een quasi-monarchie?

Volgens de klassieke staatsleer, o.a. beschreven door Plato, Machiavelli, Hugo de Groot, Hobbes, en Spinoza, zijn er drie staatsvormen, elk met hun eigen onderverdelingen: de monarchie, de oligarchie, en de democratie. De monarchie is een staatsvorm waarin een vorst of hoge edelman of -vrouw het voor het zeggen heeft. Oorspronkelijk was het idee dat de vorst zijn volk beschermde tegen vijanden van buitenaf en de voorwaarden schiep waardoor het volk in vrede en welzijn kon leven. Daarvoor mocht de vorst belasting vragen en gehoorzaamheid aan de wetten die hij opstelde. Dat deed hij samen met adviseurs, maar de vorst was verantwoordelijkheid verschuldigd aan het volk, dat volgens de heersende ideeën het recht had om hem af te zetten of te bestraffen (meestal door terechtstelling) en door een andere vorst te vervangen. Een aantal vorstendommen bestonden dank zij deze grondregel tot in de zestiende eeuw (bv. Bourgondië). In Duitsland had je een tussenvorm: veel kleine vorstendommen, die samen een "keurvorst" kozen die boven hen stond. Bij voorkeur was dat een vorst met weinig macht.

Echter, de vorsten waren degenen die beschikten over machtsmiddelen zoals (belasting)geld en leger, en het duurde niet lang of de absolutistische monarchie ontstond. Het schoolvoorbeeld hiervan was natuurlijk Lodewijk de Veertiende. (De Staat, dat ben ik). Waren de vorsten eerst nog "bij de gratie van het volk", vanaf die tijd waren ze "bij de gratie Gods", dat wil zeggen dat ze alleen aan God verantwoording schuldig waren (zoals onze koning nog steeds quasi) . Zij regeerden absolutistisch, d.w.z. dat ze zich in hun bestuur van geen wet of regel wat aan hoefden te trekken. Hun naaste medewerkers waren hun leven niet zeker: deed de vorst iets op hun advies en dat advies bleek verkeerd uit te pakken, dan had de vorst gefaald en kon het hoofd van de adviseur eraf.

Hier en daar ontstond verzet tegen deze absolute monarchie, een van die plaatsen was de Republiek der Verenigde Nederlanden. Daar ontstond een oligarchie, de tweede klassieke staatsvorm. De Republiek was bij machte om in verzet te gaan doordat zij ver weg van Spanje was, totaal niets met Spanje had, veel geld verdiende waar de koning van Spanje niet bij kon, en met dat geld tegen Spanje ten strijde kon trekken, onder aanvoering nota bene van de stadhouder, d.w.z. de functionaris die de koning moest vervangen bij diens afwezigheid. Deze stadhouder was zelf geen vorst, in elk geval niet van de Nederlanden, maar legeraanvoerder in dienst van de Staten-Generaal of van een of meer van de provinciën. Een oligarchie wordt bestuurd "door enkelen", niet door "één". (Grieks monos = één, oligos = "weinig, enkele"). Een vorm van oligarchie is de aristocratie, d.w.z. een bestuur door "de besten" (Grieks: aristos = "beste"). Bij aristocratie denk je aan "de adel, de elite", maar voorbeelden van een staat die door "de besten" wordt bestuurd, zijn er niet. De "besten" zijn hoogstens adviseurs. In de Nederlanden waren de bestuurders de regenten, d.w.z. de bestuurders van de steden en het platteland, die een vergadering hadden in Den Haag, waar ze bijeenkwamen om het bestuur van de republiek te regelen. De functies met feitelijk de meeste macht waren de raadpensionaris en de landsadvocaat van de Staten van Holland. Het sprak haast vanzelf, dat er een machtsstrijd onstond tussen deze man en de stadhouder, de prins van Oranje. Oldenbarneveldt werd onthoofd en de gebroeders De Witt gelyncht (Johan de Witt was destijds - op de stadhouder na, die tevens koning van Engeland was - de rijkste man van de Republiek en werd "de onderkoning van Holland" genoemd). De Oranjes wonnen uiteindelijk na de val van Napoleon deze strijd , o.a. omdat zij van het begin af aan (Maurits bekeerde zich plotseling tot de orthodox-calvinistische kerk) de godsdienst van het volk hadden gekozen, waardoor zij ook de dominees achter zich kregen, die in een tijd van wijdverbreid analfabetisme de voornaamste informatiebronnen van het volk waren. De hoogopgeleide regenten waren godsdienstig veel gematigder, en zorgden voor het tolerante klimaat waarin hugenoten, Joden, koop- en ambachtslieden en intellectuelen die elders vervolgd werden, hier een veilig heenkomen vonden. De Oranjes wisselden van tolerantie en godsdienstige gezindheid alnaargelang het hun het beste uitkwam.

Later werden deze rollen omgedraaid: niet de regenten, maar de Oranjes en hun vrienden werden vanaf stadhouder Willem III de corrupte rijke elite, en een groot deel van de dominees werd om die reden republikeins, Willem IV maakte zichzelf zelfs erfstadhouder. Dat was in de achttiende eeuw. Stadhouder Willem Frederik, de zoon van Willem IV (hieraan wordt getwijfeld), werd door de gezamenlijke Europese vorsten op het congres van Wenen op de Nederlandse troon gehesen, omdat deze vorsten een republiek natuurlijk helemaal niet zagen zitten, temeer, daar voordat Napoleon de Nederlanden binnentrok, hier korte tijd een Fransgezinde Bataafse Republiek had bestaan. Zo was de Republiek dus weer terug bij af, Willem regeerde als absoluut vorst en kostte de Nederlandse staatskas (die hij zelf beheerde) een smak geld, vooral door zijn oorlogje tegen België. Hoe gek het ook klinkt, Napoleon was besmet geraakt door de democratie-bacterie dank zij de Franse Revolutie, en had een effectieve bestuurs-bureaucratie ingevoerd, die Willem heel wat werk bespaarde.

In deze bestuurs-bureaucratie ontstond de derde bestuursvorm in de Nederlanden, namelijk de democratie. Na de afscheiding van België in 1830 moest Willem toestaan, dat "zijn" ministers (die de wetten mede-ondertekenden, de belangrijkste handtekening was die van de koning) strafrechtelijk vervolgbaar zouden zijn bij schade die wetten konden toebrengen. Dat was de eerste inperking van de koninklijke almacht, ministers zouden nu extra moeten nadenken of zij hun handtekening wel zouden zetten. Dit werd overgenomen in de grondwetten daarna, waarbij de "ministers verantwoordelijk zijn en de koning onschendbaar".

Een dergelijke bepaling houdt dus in, dat de koning van alles en nog wat kan besluiten of in het openbaar kan verkondigen, maar dat niet hij, maar de ministers verantwoordelijk zijn, en de koning niets kan worden verweten. Deze situatie wordt sinds de invoering van de volksvertegenwoordiging en het kiesrecht als volgt uitgelegd (maar deze uitleg is dus niet oorspronkelijk): de koning moet zijn mond houden over maatschappelijk en politiek-gevoelige onderwerpen, want daar gaat de minister over. Als de koning toch dat soort dingen zegt, of dingen doet die niet netjes worden geacht, dan moet in de tweede kamer meteen de minister ter verantwoording worden geroepen.

Een andere uitleg kan zijn: laat de koning zeggen en doen wat hij wil (binnen de wet en het betamelijke), daar heeft hij het recht toe, want het heeft toch geen bestuursrechtelijke gevolgen.

Dat heeft het ook niet, maar het kan wel tot gevolg hebben, dat ministerieel beleid in het buitenland wordt doorkruist (Juliana met haar pacifistische redevoeringen in de Verenigde Naties). Het buitenland weet niets van hoe Nederland staatsrechtelijk in elkaar zit, en kent de koning een representatieve rol toe. Wat de koning daar zegt, of hoe koninklijke woorden in het buitenland worden opgevangen, raakt aan de verantwoordelijkheid van de ministers. Omdat de koning onschendbaar is, zullen ministers dus in het ergste geval steeds hun ontslag indienen als zij hun beleid op deze manier door de koning doorkruist zien, en dat willen we natuurlijk niet. Vandaar dat de koningen en koninginnen (vaak met moeite) hun mond maar dichthouden, want hun macht is nu zo ver ingeperkt dat dit hun troon kan kosten: de beide kamers hoeven alleen de grondwet maar te wijzigen.

Ernstiger van aard is de mogelijkheid, dat een koning over de regering heen zich tot het volk kan wenden, als de regering een beleid voert of gaat voeren, dat de vorst niet wenst. Oranje kan zich (nog) verheugen in grote populariteit onder grote delen van de bevolking. Het eerste wat dan gebeurt, is dat het kabinet dan zijn ontslag indient, wat logisch is, en er zullen verkiezingen komen. De koning voert actie voor het door hem voorgestane beleid, en het hele leger (eed van trouw!) of grote delen daarvan kunnen de koning zelfs gaan steunen. Wat voor gevolgen zal dat hebben voor de verkiezingen? Voor de grondwet?

Iedereen met een nuchter verstand zal zeggen, dat het zover nooit zal komen. Of moeten we er toch rekening mee houden? De Oranjes hebben steeds eieren voor hun geld gekozen bij het wederom afstaan van een stukje van hun macht, maar die uiteindelijke macht hebben ze nog steeds, zelfs als ze slechts een ceremonieel koningschap gaan vervullen. Ze blijven de lieveling van een groot deel, zo niet het grootste deel van het volk, en kunnen de rol van populistisch politicus gaan spelen. Daarmee zetten ze wel hun positie op het spel, want dit spel wordt hoog gespeeld, als het ooit gespeeld wordt. De Oranjes hebben in het verleden er blijk van gegeven, graag hoog spel te spelen, tot op het randje van het in gevaar komen van hun positie. Kijk bv. naar stadhouder Willem II, Willem III, en koning Willem I. Daarbij stonden de belangen van Oranje en de belangen van de Nederlanden lijnrecht tegenover elkaar. Zelfs Wilhelmina vond haar ministers een stel middelmatige slappelingen, het parlement idem dito en wilde na de oorlog een niet-democratische staatsvorm. (Het zg. corporatieve staatsbestel, waarin beroepsgroepen en bedrijfstakken als een soort staatsinstellingen de regering adviseren en het parlement niet nodig is of een ondergeschikte rol krijgt - de SER en het inmiddels opgeheven landbouwschap zijn hier nog een uitvloeisel van). Zij meende genoeg macht te hebben dit te kunnen realiseren, en vond dat zij in het landsbelang handelde, maar het was wel háár visie op dat belang, het belang van Oranje stond bij haar hoger, want Oranje was de baas en moest het landsbelang "behoeden". Zij zag zelf niet in hoezeer zij in het belang handelde van haar familie, tegenover de belangen van het volk dat in een democratie zijn eigen bestuur vormt. De belangen van Oranje en de belangen van Nederland waren in haar ogen één. (Tijdens en vlak na de oorlog vonden de meeste Nederlanders dat ook). Dat was haar altijd zo verteld en niemand durfde haar tegen te spreken, wie dat wel deed, viel in ongenade.

Daarom is Nederland wellicht geen echte democratie, maar een quasi-monarchie, verpakt in een parlementair-democratisch bestel, dat ontstaan is uit aanvankelijk de Republiek der Verenigde Nederlanden, en later via de Bataafse Republiek en het Koninkrijk Holland, tot de democratie die wij nu kennen. De crisis zorgt voor grote politieke ontevredenheid, zo blij zijn we nu ook weer niet met onze regeringen, maar de parlementaire democratie opgeven, dat willen de meeste Nederlanders niet. Een tot het volk sprekende koning zal zeker bij veel Nederlanders weerklank vinden, ook als het om politiek beleid gaat. Wat politici als Rutte, Samsom, Pechtold enz. daar tegenin brengen, zal hen niet raken, dat is bij voorbaat politiek geklets. De spreuk van Oranje luidt: "Je maintiendrai" (Ik zal handhaven), en het is maar de vraag of zij dat laten gelden voor het belang van de Nederlanders, of voor het belang van de Oranjes. De enige belemmeringen voor de Oranjes om over de hoofden van de regering zich tot het volk te wenden teneinde zo hun positie te behouden, zijn (a) dat zij geen steun meer hebben van andere Europese vorsten die hen te hulp kunnen snellen met een leger, en (b) dat zij zich moeten afvragen of het Nederlandse leger ondanks de eed van trouw, zich voor hun koets laat spannen. Daarom schat ik in, dat het zover niet zal komen, want de Oranjes kunnen ook goed eieren voor hun geld kiezen. Beter bemind door het volk op de troon, dan veroorzaken van roerselen met onzekere afloop. Alleen in tijden van crisis weet je het nooit met een onvoorspelbare vorst, die totnogtoe slechts heeft blijk gegeven van grote interesse in sport, uniformen en water-management. En niet te vergeten van eigenwijsheid, ook in de keuze van een echtgenote en het verdedigen van die keuze door te citeren uit de verkeerde documenten.

woensdag 27 maart 2013

Het is zover.


's Avonds bij Pauw en Witteman wordt de voorzitter van de commissie ter voorbereiding van de republiek, Alexander Pechtold, ondervraagd.

Witteman: meneer Pechtold, kunt u om de geheugens van de kijkers op te frissen, kort aangeven hoe we met z'n allen ineens van oranje boven naar leve de republiek zijn gekomen?

Pechtold: Zoals u weet, was het de familie Van Oranje zelf die hiertoe het initiatief heeft genomen. Willem-Alexander had al vóór zijn troonsbestijging gezegd, dat hij het niet eens was met een ceremonieel koningschap, dus met een koning die geen lid was van de regering. Er is destijds op zijn dringend verzoek een parlementaire commissie gevormd, die onderzoek moest doen naar de betekenis van de monarchie voor Nederland. U weet hoeveel deining dat teweeg heeft gebracht: alleen al dat hier onderzoek naar gedaan zou moeten worden, was voldoende om oranje demonstraties te gaan houden op de Dam en het Malieveld. In veel gemeenten organiseerden ook de oranjeverenigingen oranje optochten, met wisselend succes. Maar ook veel republikeinse tegen-demonstraties en publicaties. Willem-Alexander heeft toen gezegd dat zijn familie geen onderwerp wilde zijn van maatschappelijke onrust al tijdens het onderzoek, en ceremonieel erfstadhouder wilde worden. Hij kon dan ook zijn militaire functies weer oppakken, en Nederland kon zichzelf republiek noemen. Daarmee liep hij vooruit op de uitkomsten van het parlementair onderzoek.

Witteman: een soort degradatie dus? Waarom wel stadhouder en geen koning?

Pechtold: het ambt van stadhouder stamt nog uit de tijd van koning Philips II. De stadhouder was een plaatsvervanger van de Spaanse koning in de Nederlanden. Dus een stadhouder gaat veel dieper de geschiedenis in dan een koning, die in ons land iets kunstmatigs heeft, want koning Willem I heeft zichzelf tot koning uitgeroepen en is nooit echt gekroond, maar ingehuldigd, want kronen kan alleen als je vader ook koning was, of als je Napoleon heet.

Witteman: maar we hebben nu toch niets meer met Spanje?

Pechtold: later in de tijd van de republiek zijn de Oranjes zichzelf stadhouder blijven noemen. Maurits en zijn opvolgers waren eerzuchtige lieden, die denk ik graag koning hadden willen worden, maar ze kregen teveel tegenwerking van de Staten-Generaal en Amsterdam. Oldenbarneveldt en de gebroeders De Witt zijn door of door toedoen van de Oranjes terechtgesteld en gelyncht, de stadhouders waren legeraanvoerders, dat was hun specialiteit, maar het leger werd betaald door de Staten en door Amsterdam, de rijkste stad. Ik ben geen historicus, maar het zou kunnen dat  ook de vorsten in Europa niet zaten te springen om een Nederlandse koning erbij. Dat deden ze pas na de nederlaag van Napoleon, om een tegenwicht aan de noordgrens van Frankrijk te hebben voor als Frankrijk weer onverhoopt uitbreidingsplannen mocht krijgen.

Pauw: kunt u kort weergeven wat de voornaamste bevindingen waren van het parlementaire onderzoek?

Pechtold: het voornaamste punt was, dat Oranje een soort familieband had met de meeste Nederlanders. Veel oranje-fans zien deze familie als een soort verlengstuk van hun eigen familie. Het is psychologisch. De commissie heeft talrijke misstappen gevonden van de leden van de familie, maar dat verminderde hun populariteit niet. Wilhelmina was een groot symbool tijdens de tweede wereldoorlog. Willem III was als persoon vreselijk opvliegend en impopulair bij zijn naaste medewerkers en leden van de regering, maar onder het volk bleef hij gewoon een populaire koning die je kon toejuichen en waarom je feesten kon houden. Je kunt ook zeggen dat Oranje een soort bliksemafleider was voor maatschappelijke onrust. Toen Troelstra dreigde met revolutie, werd het kanon Oranje in stelling gebracht en Troelstra zag in dat zijn achterban hiervoor bezweek. Het is allemaal gevoel en identiteit. De commissie constateerde  verder, en nu komt het voornaamste: een erfelijk koningschap aan het hoofd van een regering, zoals het omschreven is in de huidige grondwet, is intern strijdig met diezelfde grondwet op verschillende punten. En dan gaat het vooral om gelijkheid van alle burgers voor de wet, belastingwetgeving en de idee dat burgers hun bestuur moeten kunnen kiezen. Ook het monddood maken van de koning zelf door de ministeriële verantwoordelijkheid klopt niet volgens diezelfde grondwet. Deze strijdigheid speelt slechts een minieme rol in de Oranje-beleving van de burgers zelf. Er is dus geen reden om ze te laten voortbestaan.

Witteman: Maar toen de grondwetten werden opgesteld in het verleden, had men dat toen niet in de gaten?

Pechtold: Wat de meeste mensen niet zien, of niet willen zien, is dat de grondwettelijke vrijheden en beginselen van democratie uit-onderhandeld zijn met de Oranjes, die zelf geen enkele stap deden in de richting van gelijkberechtiging, of iets dergelijks, maar in principe zoveel mogelijk macht bij de koning wilden houden. Ministers moesten de koning steeds voorhouden, dat als hij niet toegaf, dat dan het koningschap zelf in gevaar zou komen door oorzaken buiten de macht van de regering om, bijvoorbeeld door de revolutiegolf in Europa in 1848. Bij revolutie konden ook de aanzienlijke privé-bezittingen van de koning in gevaar komen. Willem I begon daarvóór een oorlogje tegen België, hoewel de hele regering hem dat sterk afried, want België had de steun van Frankrijk.Wilhelmina wilde na de oorlog ook een staatshervorming die minder democratisch was dan de parlementaire democratie, maar had al te weinig politieke macht om dat uit te voeren.

Pauw: blijkbaar is dat vasthouden aan de eigen macht nu minder geworden? Beatrix vond het ook al niet erg dat ze buiten de kabinetsformatie was gehouden.

Pechtold: Beatrix laat nooit het achterste van haar tong zien, behalve als ze denkt dat er geen microfoons in de buurt zijn (gelach, Witteman: ja, met dat toneelstukje van de ministers die beëdigd moesten worden). Daar kan ik dus niets over zeggen. Wat je ziet aan de wens van Willem-Alexander, is dat hij enerzijds een veel te energiek en zelfbewust persoon is om op een goede manier een symbolisch koningschap buiten de regering te vervullen, maar anderzijds de Oranje-familie wel een betekenisvolle status wil laten behouden. Daarbij kan hij zelf ook nog genoeg verantwoordelijke activiteiten blijven vervullen, zoals opperbevelhebber der strijdkrachten, lid van sportieve comité's, watermanagement en dergelijke. Het stadhouderschap lijkt me een goed compromis: de Oranjefeesten kunnen blijven doorgaan, en de republikeinen zijn ook tevreden: er komt een door de tweede kamer gekozen president, die staatshoofd is.

Pauw: heeft Willem-Alexander genoeg militaire ervaring om deze generaalsfuncties goed te kunnen uitvoeren?

Pechtold: de commissie stelt voor, maar dat moeten we allemaal nog bespreken in de kamer en met de betrokkene zelf, om de functies titulair te laten zijn. De militairen die in rang direct onder hem staan, voeren in feite de functies uit, zoals het ook geweest was toen hij nog kroonprins was. Hij ontvangt slechts salaris voor één functie, die van opperbevelhebber der landstrijdkrachten, de andere doet hij onbetaald. In elk geval gaat hij net als iedere Nederlander ook gewoon belasting betalen en hij ontvangt nog een salaris als stadhouder. Alle strijdigheden met de grondwet die tussen de Oranje-familie en het landsbestuur en de burgers staan, zullen worden opgeheven.

Witteman: zo, en dan gaan we nu verder met Jan Proenemans, die in zijn eentje een wereldreis wil maken op louter zonne-energie, maar eerst de zap-service.



dinsdag 26 maart 2013

De oorsprong van Pasen

Met Pasen heb je aan de ene kant de religieuze viering, waarin herdacht wordt dat Jezus uit de dood verrees na tot de dood te zijn gemarteld en begraven, en aan de andere kant wat ik zou willen noemen de "volksviering" met paashaas, paaseieren en alles wat te maken heeft met nieuw leven. Die twee wringen aan de ene kant, vanwege het heilige tegenover het vrolijke en blije, maar aan de andere kant is ook de kerk blij als Jezus verrijst, hetgeen toch van een andere orde is dan de blijheid dat het weer lente wordt. Toch zijn er ook overeenkomsten, waarover ik zometeen wat ga speculeren, na eerst wat over de voor-christelijke oorsprong van Pasen te hebben verteld. Ik citeer daartoe uit het lijvige en zeer goed gedocumenteerde boek van F.E. Farwerck: "Noord-europese mysteriën" (Ankh-Hermes 1978, 2de druk, pagina 391 - 392). De citaten staan cursief vermeld. In plaats van de vele verwijzingen naar bronnen die de schrijver noemt, laat ik het bij de vermelding "verwijzing naar bron" als de schrijver een verwijzing noemt in een voetnoot.

Veel christelijke hoogtijdagen zijn door de kerk geplaatst op oud-germaanse dagen waarop een soortgelijk feest werd gevierd, als waar de kerk een godsdienstige, christelijke betekenis aan heeft gegeven. Dat geldt ook voor Pasen.

Het aan de Joden ontleende Pascha-feest heeft reeds vroeg heidense eleemnten overgenomen, uiteraard eerst uit de landen in het Nabije Oosten. Zo vertoont tegenwoordig het Paasfeest der Griekse kerk elementen uit de eredienst van Adonis (verwijzing naar bron). Maar in onze streken was ook iets dergelijks het geval, zoals blijkt uit de schijnbaar christelijke volksgebruiken met de paasdagen, die duidelijk hun afkomst van de heidense eredienst verraden.
Het kerkelijke paasfeest was oorspronkelijk vastgesteld op 25 maart, de dag waarop volgens de Juliaanse tijdrekening de lente-evening viel ("evening": dag waarop de zon de evenaar passeert - E.T.). (verwijzing naar bronnen). (...). Het Joodse Pascha-feest hield verband met de zon- en maanstanden en viel daarom ieder jaar op een andere datum. Met de naam nam de kerk ook deze paasbereekening over, echter met een geringen afwijking, zodat het Joodse en christelijke paasfeest niet op precies dezelfde datum vallen.
In de Germaanse landen kende men ook een lentefeest en in het Engelse Easter en het Duitse Ostern leven de oude heidense namen nog voort. De lentemaand heette in Duitsland eertijds Ôstarmânoth, terwijl de Angelsaksische naam Easturmanoth luidde. In vrijwel alle andere landen heeft ,men de joods-christelijke naam overgenomen, die dan bij ons tot Pasen werd. (...). 

Zoals de Jul-feesten rond Kerstmis, waren er ook talrijke volksgebruiken die op geen enkele wijze in verbinding staan met het christelijke paasfeest. Bij deze feesten schijnt een zekere vrolijkheid te hebben bestaan - vermoedelijk een van de redenen waarom de kerk ze niet kon uitroeien - die zelfs tot in de kerk doordrong. Zo kende men in de Middeleeuwen het paasgelach (risus paschalis) waarbij het de taak van priester was om tijdens de kerkdienst de gelovigen in een onbedaarlijk gelach te laten uitbarsten. (verwijzing naar bron).

(In een ander hoofdstuk beschrijft Farwerck de gebruiken die overgenomen zijn in het huidige Carnaval, dat ook van oorsprong een lente-feest was. Omdat de Germanen de veertigdaagse vasten nog niet kenden, zou het best kunnen dat de lentefeesten die verbonden zijn aan Pasen, ook vrolijkheid moesten opwekken, eenvoudig te verklaren doordat iedereen blij was dat de lente weer begon)

Daartoe behoort ook het ontsteken van het paasvuur. Hiervoor kwam veelal het ontsteken van de Paaskaars in de plaats. Als men het oude gebruik niet zover kon ombuigen, werd het paasvuur door een geestelijke ontstoken, maar dan bij voorkeur op het terrein van de kerk, niet om christelijke overwegingen, maar omdat het terrein waarop de kerk was gebouwd, eens een heidense heilige plaats was geweest.

(In de St.-Martinusparochie in Burgum gebeurt dit nog steeds zo: er wordt op het kerkterrein door de priester een paasvuur ontstoken, waaruit alle aanwezige gelovigen een brandende kaars aangereikt krijgen)

Verder gaat Farwerck in op de mannenbonden, waarvan in de Germaanse tijd de mannen lid moesten zijn als van een soort genootschappen - hij verbindt dit aan de latere ambachtsgilden en de vrijmetselarij, maar daar kun je over discussiëren. Hij beschrijft hoe deze mannenbonden de leiding hadden en alles regelden met betrekking tot religieuze riten en feesten eromheen. Rond de lentefeesten werden jonge mannen ingewijd tot de bond met een rite, die symboliseert hoe de jongeman eerst wordt gedood, en daarna tot leven gebracht. Farwerck legt hier geen verbinding met dood en opstanding van Christus, maar mogelijk durfde hij dat niet goed aan, de eerste druk van zijn boek was in 1970. Die verbinding is er niet direct vermoed ik, maar wel indirect: dood en opstanding van Christus in de lentetijd harmonieert prachtig met het begin van nieuw leven, en de kerk zal dit zeker benadrukt hebben in de Germaanse tijd.

Tot zover Farwerck. De paashaas en de paaseieren zijn  van veel later datum, toen Europa allang gekerstend was. Ze hebben voorzover bekend geen wortels in oude rituelen, maar bv. de eieren werden als symbool van nieuw begin geschilderd en versierd aan elkaar cadeau gegeven. De kerk nam dit gebruik ook over in de vorm van de palm-pasen, een stok versierd met paaseieren en palmtakken, de palmtakken als symbool van de takken die bij Jezus' intocht in Jeruzalem van de bomen werden gerukt om hem toe te zwaaien. De palmpasen wordt steeds aan iemand cadeau gegeven, meestal bewoners van een verzorgingshuis in de buurt. De paashaas werd gezien als vruchtbaarheidssymbool en wordt (als het goed is) niet als versiering van de palmpasen gebruikt.  Een m.i. betrouwbare bron voor de oorsprong van de palmpasen-stok is te vinden op: http://nl.wikipedia.org/wiki/Palmpasenstok. Op een of andere manier zijn die twee bij elkaar gekomen, en ging de paashaas eieren verstoppen in tuinen en parken, waarnaar dan door kinderen werd gezocht. Veel meer is er niet over bekend.

maandag 25 maart 2013

Zijn we wel zo democratisch?

Democratie zit hem niet in het bestuurssysteem, maar het zit tussen de oren van mensen. Plato en Churchill hadden kritiek op de democratie. Plato vond, dat wanneer het volk meebesliste over het bestuur van een staat, dat dan heel gemakkelijk de weg openstond naar dictatuur (door hem tirannie genoemd) omdat het volk de neiging heeft achter redenaars aan te lopen die het volk van alles beloofden, maar die zichzelf zouden uitroepen tot de vertolkers van de volkswil en zodoende alleenheerschappij zouden vestigen. Plato had een vooruitziende blik. Ook landen die wij helemaal niet democratisch vinden, vinden zichzelf juist wel democratisch. Iran bijvoorbeeld wordt geregeerd door een president en parlement die allebei ja knikken tegen een Raad van Hoeders. Deze maakt uit of een wet door de beugel kan van de Islam, en dringt aan op zoveel mogelijk Islam in alle wetten, waaronder wrede ophanging. "Het volk wil Islam" is de eenvoudige motivering en grondslag van de Iraanse staat, waarvan het volkslied een ode is aan de Islam en de Koran. China noemt zichzelf een volksrepubliek, en vindt zichzelf dus zeer democratisch, en ook Hitler en Stalin vonden dat ze wil van het volk vertegenwoordigden. Hitler was juist door gewone, parlementaire verkiezingen aan de macht gekomen, en het eerste wat hij deed was het parlement afschaffen onder toejuichingen van "het volk".

Ook Europa en Nederland moeten oppassen. De blunders van de afgelopen regeringen en geldmagnaten hebben veel onvrede opgeroepen en het vertrouwen in "de politiek" is bij veel mensen weg. Dat uit zich in de grote virtuele stemmenwinst voor de PVV, die nu met volstrekt irreële wensen en voorstellen (liever: eisen) 24 zetels in de kamer zou bezetten. De PVV is zo'n beetje tegen alles, en wil uitzetting van zoveel mogelijk immigranten, het onmogelijk maken voor moslims om hun godsdienst openlijk te belijden, uittreden uit de EU, invoering van de gulden, enzovoort. Gelijksoortige extreme partijen zijn ook in andere Europese landen te vinden. Naarmate men meer moet inleveren, zijn baan kwijtraakt, zijn pensioen gekort ziet, zijn premies of belastingen verhoogd ziet, gaat men meer kijken naar anderen die daar de schuld van zijn en zoekt men steun bij leiders die "zeggen waar het op staat", maar die alleen maar meer achteruitgang te bieden hebben, en onbetrouwbaar zijn als het gaat om politieke afspraken.

Nu kun je de PVV natuurlijk niet vergelijken, zeggen ze zelf, met ondemocratische partijen, ze zijn juist heel erg democratisch. Dat zeggen ze allemaal. Als je bijvoorbeeld kijkt naar hoe Wilders "pal staat voor de vrijheid van meningsuiting" en zelf iedereen bekritiseert, dan ben je verbaasd hoe hij iedereen die kritiek heeft op hemzelf of de PVV, bespot en belachelijk maakt, niet met argumenten, maar met dooddoeners waarmee hij zijn achterban aan het lachen denkt te maken. Zie bijvoorbeeld hoe hij Job Cohen afserveerde in de 2de kamer. Als het grootste deel van de 2de kamer in het Catshuis bij elkaar komt voor overleg, en hij als gedoogpartij daar ook bij is (waarom eigenlijk)  dan breekt hij op de laatste dag het overleg af en laat iedereen tot bewondering van zijn achterban en afschuw van het normaal denkende deel van de natie met de brokstukken zitten. Als een Marokkaanse gauwdief een tasjesroof pleegt, vindt hij dat hij in zijn benen geschoten had moeten worden. Als meneer Nekschot pornografische cartoons verspreidt over de Islam, gaat hij hem steun betuigen, wapperend met de vlag van de vrijheid van meningsuiting. Als hij beschuldigd wordt van "het aanzetten tot haat" dan wordt hij verdedigd door ene meneer Moskowitz (bekend van radio en TV en later om andere dan deze reden uit zijn ambt gezet) die een als getuige opgeroepen rechter vernedert en onheus bejegent. Enzovoort, allemaal zaken die tot nadenken stemmen, maar de onderbuik van velen stimuleren.

Zie ook, voor een vergelijking van de PVV en NSB: http://arjenstilklik.blogspot.nl/2012/04/overeenkomsten-en-verschillen-tussen.html

donderdag 21 maart 2013

Wat is een atheïst?


Even een opmerking vooraf: god schrijf ik hier met een kleine letter, evenals "hij" of "hem" als ik god bedoel. Dat is niet uit gebrek aan eerbied, maar om uit te drukken dat ik niet in hem geloven kan als persoon met wie ik kan communiceren zoals ik ook communiceer met een mens. Ik laat dus ook in het midden of hij met eerbied en ontzag tegemoet moet worden getreden. Bovendien schrijft het makkelijker. God kan het volgens mij niets schelen, hoe hij tegemoet wordt getreden, hij gaat toch zijn gang wel.

Voor mij moet god waarneembaar zijn, anders kan ik niet in hem geloven. Diezelfde god heeft mij immers voorzien van zintuigen en hersenen, die (als ik ze goed gebruik) mij datgene laten waarnemen wat ik voor mijn bestaan en voor mijn vrede met, en liefde voor anderen nodig heb. Meer heb ik niet nodig, hoewel ik wel kan inzien, dat ik niet alles kan waarnemen: er zijn veel dingen waar ik als mens nooit achter zal komen of begrijpen. Blijkbaar hoeft dat dus ook niet, hoewel we als mensen wel moeten blijven streven naar meer kennis en begrip, want dat streven is inherent aan wat ons brein en onze zintuigen doen. Geloven in een persoonlijke, al dan niet almachtige en/of al-goede god is echter, naast vele andere bezigheden van het brein, geloven in verhalen en symbolen over de werkelijkheid, en niet een "weten" op grond van waarneming, ook al denken veel gelovigen dat hun geloof een weten is. Wanneer zij iets hebben waargenomen dat hen sterkt in hun geloof, bijvoorbeeld een verschijning van een heilige of een wonderbaarlijke genezing, is dat weten natuurlijk ook versterkt, want ze hebben het zelf gezien of meegemaakt. Er zijn echter voldoende voorbeelden van wanen en hallucinaties bekend die mensen krijgen als ze sterk in iets geloven, om deze gevallen als fabulaties te beschouwen. Dat wil zeggen: anderen dan degenen die het hebben meegemaakt of waargenomen, hoeven daarin niet mee te gaan.

Als ik aan god denk, dan zie ik eerst een lege, zwarte ruimte met niets erin. Dat soort ruimtes kom je wel in het heelal tegen, of in een vacuüm waar zich ook geen licht, straling of moleculen bevinden. Helemaal niets dus. Ben ik dan een atheïst? We zullen zien. Wat wordt waargenomen door beroeps-waarnemers (natuurkundigen die onderzoek doen) is namelijk, dat zo'n ruimte in de werkelijkheid onmogelijk is. "Er is altijd wat", om een veel voorkomende verzuchting aan te halen. De natuurkunde, het waarnemingsgebied van de schepping bij uitstek, bevestigt steeds meer de goddelijkheid van de "schepping". Ik zet het woord schepping tussen aanhalingstekens, omdat het impliceert dat er een god is of was die alles wat in de natuur voorkomt, gemaakt zou hebben, buiten die natuur staande, zoals een kunstenaar een kunstwerk maakt. Het verhaal gaat, dat god, anders dan de kunstenaar, geen basismateriaal nodig had of heeft voor zijn schepping, hij hoeft het alleen maar te "denken" en het is er. Dat verhaal kwam er in de achttiende eeuw, toen mensen tot het inzicht kwamen dat een god die een mens uit klei of uit een rib maakte, toch wel erg mythologisch klonk. Maar goed, ik had het over de natuur, die de goddelijkheid van de schepping (laat ik dat woord maar blijven gebruiken) steeds meer bevestigde.

Ik beschouw god namelijk als de eerste, grote oorzaak of reden van alles wat we om ons heen zien. Natuurlijk wordt 70% van onze aandacht in beslag genomen door andere mensen en hun ideeën en gepraat, 20% door menselijke producten en voortbrengselen, en een schamele 10% door niet-menselijke verschijnselen zoals zonlicht, dieren, bomen en bergen. We zien "de natuur" wel, maar besteden er niet zoveel aandacht aan. En als we het doen, dan doen we het met een menselijk referentiekader, door een menselijke bril. Daarom is het voor een projectontwikkelaar zo moeilijk te begrijpen waarom een zeldzame salamander die op "zijn" bouwterrein leeft, volgens de heersende wetgeving.een reden kan zijn om dat bouwproject uit te stellen of zelfs te stoppen. Maar mensen zijn een minuscuul klein stofje in de immense schepping. De aarde waarop we leven, is dat zelfs. Nog even over die lege zwarte ruimte waaraan ik eerst denk, als ik aan god denk. De natuurkunde heeft aangetoond, dat in die ruimte voortdurend ontelbare kleine deeltjes (kleiner dan een atoom) ontstaan en weer verdwijnen, en dat er nergens een ruimte te vinden is waarin dat niet het geval is. Het doet me denken aan een oude spotprent op de microscoop, waardoor je allerlei enge beestjes in schoon helder water kon zien zwemmen.

Dan rijst de vraag: hoe komt dat? Waarom is er niet "niets"?

Verder zien we in de natuur steeds ontwikkeling, zonder dat daar enige aanleiding toe is. Het begint al bij de structuur van het heelal: gaswolken trekken samen tot sterren, die stelsels vormen, waaromheen planeten draaien. Ook veel destructie en vernietiging, maar daarop volgt steeds dat nieuwe proces van stervorming. De zwaartekracht speelt hierin een belangrijke rol. Je vraagt je af hoe het heelal eruit zou hebben gezien als er geen zwaartekracht was, of een veel kleinere of grotere zwaartekracht. Dat kun je je afvragen, maar dat heeft natuurlijk geen enkele zin, want de zwaartekracht is zoals hij is. Net zoals de lichtsnelheid, die bepaalt dat er geen directe communicatie mogelijk is tussen twee objecten in het heelal. Er is altijd een "waarnemingshorizon", een gebied waarachter gebeurtenissen niet waarneembaar zijn, omdat de lichtsnelheid dat niet toelaat. De lichtsnelheid bepaalt het verschil tussen toekomst en verleden. Deze snelheid is 300.000 kilometer per seconde. Waarom geen 200 of 400 duizend? Dat weten we niet.

Uit deze ontwikkeling van natuurlijke bouwstenen, straling en diverse krachten, is uiteindelijk leven ontstaan, en daaruit weer de mens. Heeft het nu zin om deze hele ontwikkeling te zien als een proces met als doel het scheppen van de mens, de kroon op de schepping? Nee, want als je goed waarneemt, zoals Darwin, en je niet laat afleiden door alle doelen en functies die we vooral in levende organismen menen te zien, dan moet je concluderen dat alles en vaker meerdere oorzaken heeft, en geen doelen. De evolutietheorie laat zien, dat wat wij op het eerste gezicht als een "bedoeling" zien, in feite het gevolg is van een hele keten van oorzaken en gevolgen. Vogels bouwen een nest, zeggen wij, met de bedoeling daar eieren in te leggen en jongen groot te brengen. Maar de vogel voelt dat niet als een bedoeling, hij volgt gewoon zijn instinct. Als hij dat gevoel niet had, was de soort waarvan hij lid is, al lang geleden uitgestorven. Dat gevoel kreeg hij in een verleden als gevolg van het feit, dat gevederde soorten die hun eieren in nesten leggen, een grotere overlevingskans hadden dan soorten die dat niet deden. En het bouwen van een nest is weer het gevolg van een proces, zich uitstrekkend over honderdduizenden jaren, van mutaties in de genen van de soort. Wat nu, god heeft een doel met zijn schepping? Als god een mens-achtig wezen was, wat voor doel moet hij daarmee gehad hebben? Zich laten aanbidden door een paar miljard virus-achtige wezentjes op een stofje in het universum? Had god dat nodig? En hij maakte die wezentjes ook nog zondig, zodat ze niet deden wat hij zei. Of hij vond dat ze zich aan hem moesten onderwerpen (alsof ze dat niet al waren) en liet dat opschrijven door een profeet, waarna de gelovigen de opdracht kregen om dit geloof over alle virusjes te verspreiden, zoals ook de bijbel-gelovigen die opdracht kregen.

Op zich genomen zijn het natuurlijk heel mooie verhalen, die prachtige metaforen geven over wat ons mensen boeit en over wat we allemaal moeten lijden, en hoe we dat lijden moeten doorstaan. Maar het zijn geen resultaten van waarneming van waar het in de werkelijkheid om gaat: namelijk de wetten van de natuur, de wetten van oorzaak en gevolg. Niet een openbaring of leer van een grote meester of profeet, maar waarneming en onderzoek leert ons wie god is. God is de eerste oorzaak van de natuur, niet de natuur zelf, maar de eerste oorzaak ervan, want de tijd zorgt ervoor, dat alles oorzaak en gevolg is in de natuur. Goed en kwaad, in godsdiensten zo'n belangrijk onderscheid, dat voor zo vele en intense strijd en conflicten zorgt, goed en kwaad bestaan niet in de natuur, en we moeten inzien dat god goed noch kwaad is of inhoudt. Iets is goed, zegt Spinoza, als je het afmeet aan kriteria, en hetzelfde geldt voor kwaad. Dat afmeten kunnen alleen mensen. Het is ook onzin om te zeggen dat bijvoorbeeld homoseksualiteit tegen de wetten van de natuur is. Het bestaat, dus is het conform de natuurwetten. De natuur "staat toe" dat het er is, en veel mensen vinden het "kwaad" omdat ze het als bedreiging zien van het gezin, dat op zichzelf ook een culturele vorm van samenleven is, georganiseerd rond kinderen krijgen en opvoeden.

In de traditionele godsdienst wordt nu alles wat wij als moreel "goed" ervaren, "goed" genoemd omdat de religie dat voorschrijft. Wie die religie niet aanhangt, kan daarvan afwijken, en bijvoorbeeld als homoseksueel stel gaan samenwonen of trouwen en een kind in  huis nemen door adoptie, donorschap of andere legale wijze. De religie schrijft echter voor, dat god dit niet wil, want in een tweeduizend jaar oud boek staat dat zo. Een gelovige kan zich niet voorstellen dat het gods wil is (stel dat god een wil had, wat we niet weten) om een homo-gezin te laten ontstaan, en toch is dat wel zo. Alles wat gebeurt, is gods wil. Als we willen dat iets niet gebeurt (diefstal, moord, of  zoveel andere dingen die door wetten kunnen worden voorkomen) dan moeten we niet roepen dat god het niet wil (dat weten we niet of we zeggen dat god ook dit heeft gewild) maar dan moeten we het als onze goddelijke opdracht aanvaarden om te zien wat er überhaupt tégen is om het te laten gebeuren. God heeft ons via de evolutie oordeelsvorming meegegeven. Mensen voelen zich het gelukkigst, het meest "senang", als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, die uitvoerig door allerlei psychologen zijn (bv. Maslow) omschreven. De godsdienst die uitgaat van een persoonlijke god die van alles wil, verbiedt en gebiedt en die straft en beloont, die godsdienst gaat ervan uit, dat het god is die wetten uitvaardigt en zegt wat goed en kwaad is, terwijl die god op geen enkele manier waarneembaar is, behalve in verhaalvorm uit een heilig boek dat openbaring wordt genoemd. In veel Islamitische culturen wordt zo gedacht, wat opmerkelijk is, omdat de westerse natuurkunde en wiskunde voor een groot deel schatplichtig is aan Arabische geleerden die in de Middeleeuwen grote faam genoten. In die boeken wordt 80-90% van de moraal aan god toegeschreven, terwijl diezelfde moraal ook uit kennis van de psychologie en vooral van de evolutieleer gehaald kan worden. (Deze laatste zin klinkt als een ernstige ketterse vloek in de oren van een orthodox-gelovige, en zal dat daar ook blijven helaas).

Nog lang vóór er sprake was van een evolutieleer schreef Spinoza een dergelijk godsbegrip op, dat niet uitgaat van schriftelijke openbaring of een persoonlijk-ingrijpende god, in een strikt mathematisch betoog waarin hij ondermeer aantoont, dat wonderen niet bestaan omdat god daarmee tegen zijn eigen natuurwetten in zou gaan. Meteen werd hij een atheïst genoemd en eerst uit de Joodse gemeenschap, en daarna uit de Rooms-Katholieke kerk gestoten. Zo stonden logische redenering enerzijds tegenover romantische en metaforische verhalen anderzijds, en Spinoza koos voor het eerste. Spinoza was absoluut geen atheïst, maar voor veel gelovigen ben je dat al als je de persoonlijkheid, in de zin van mens-achtigheid, van god ontkent. Immers had God niet de mens geschapen naar Zijn beeld en gelijkenis? Nee, zegt Spinoza, de mens heeft god zo gecreëerd om hem zo beter te kunnen begrijpen. De gelovige zegt dan, dat God of Jahweh de bijbelschrijvers heeft gedicteerd om zich zo aan de mens te openbaren. Spinoza weer: van wie hebt u dat vernomen? Van mensen, niet van god. Enzovoort, want Spinoza heeft breven met een dergelijke inhoud gewisseld met gelovigen uit die tijd, en ook later zijn er voortdurend contacten en briefwisselingen geweest waarin steeds weer dit conflict zich herhaalt. Niemand kon Spinoza weerleggen, zonder op zijn gelovige strepen te gaan staan: het staat in de bijbel, en ik aanbid en vereer God, waar ik mij gelukkig door voel, dus is het zo. Dat is dus ook mijn god, die god van Spinoza. In een volgend artikel meer over wat Spinoza schrijft over goed en kwaad, waar ik in vorige artikelen al wat over geschreven heb. Ik ga niet naar de kerk, maar ik leef mee met vooral wat er gebeurt in de Rooms Katholieke kerk, waar ik wel eens heimwee naar heb vanwege de diep-doordringende sfeer en gezangen, die ik wel in een klooster weer aantrof, maar niet in onze parochiekerk. De heiligheid van de natuurlijke god kan op die manier ook religieuze inspiratie geven. Want doe je het voor god? Nee, je doet dat voor jezelf, om jezelf één te weten met de schepping, met de natuur, en god heeft dat zo gewild, want gods wil is het bestaan zelf. Dat klinkt egoïstisch als je vindt dat je het voor God moet doen, maar dat is alleen egoïstisch als je "iets niet voor God doen" beschouwt als je lusten najagen zonder rekening te houden met anderen, en anderen benadelen omdat je er zelf voordeel van meent te hebben. Sommige mensen doen dat, en dat zij dat doen is ook gods wil, want zo is de soort "mens". Aan anderen de taak om hen daarvan te weerhouden om het evenwicht in de samenleving weer te herstellen. Wat gij niet wilt dat u geschiedt enz.

Nu even antwoord op de vraag in de titel: wat is een atheïst? En dan kom ik ter illustratie even bij de Vrijmetselarij terecht. Als je in Nederland en een aantal andere landen vrijmetselaar wil worden, mag je geen "domme godloochenaar" zijn, zo staat dat in de aloude voorschriften uit 1717 te lezen. Een echte atheïst is een domme godloochenaar, dus Spinoza zeker niet, en ik ook niet. Het is iemand die miskent dat het bestaan, de wereld om hem heen en de natuur een diepere oorzaak heeft en misschien (dat weten we niet)  een doel. Een ruimte waar helemaal niets is dan allen duisternis en verder helemaal niets, zo'n ruimte bestaat niet, dat heeft de natuurkunde uitgewezen. Als je dat niet ziet en je roept alleen maar "god bestaat niet, er is geen god of opperwezen" (ik zou liever zeggen: oorzaak-wezen) zonder dat je dat verder kan toelichten dan alleen met verwijzingen naar de bijbelse of de islamitische god die je dan boos of onverschillig ontkent, dan ben je een domme godloochenaar, een echte atheïst. Ik denk dat wanneer je deze omschrijving hanteert,  veel mensen die zichzelf atheïst noemen omdat ze blij zijn van het kerk-gezeur af te zijn en zich daardoor vrij voelen, in feite geen atheïst zijn.

maandag 18 maart 2013

Een bol, waarvan het middelpunt overal en de omtrek nergens is. (Middeleeuwse wijsheid over God)



Zeilend op het grote IJsselmeer
Zie je soms het land niet meer
Toch is achter al dat water land,
Het einde van de plas, waardoor het wordt omrand.

Zwevend op de aardbol in 't heelal
Zie je nergens grenzen aan de hemelbal,
Die is te groot, te ver in het verschiet,
Hoe ver je ook zweeft, je ziet de grenzen niet.

Ver weg zijn geen grenzen, maar een oerbegin,
Daar is één middelpunt, met een knal er midden in,
En waarheen je ook kijkt, naar boven, naar beneden,
Links of rechts, je ziet het centrum, in een ver verleden.

Maar de toekomst of de grenzen, nee, die zie je niet.

Is dat niet uiterst merkwaardig?
Is dat niet hóógst eigenaardig?

dinsdag 12 maart 2013

De voordelen van een republiek ten opzichte van een monarchie

Monarchie is een woord dat de meeste oranje-fans niet graag gebruiken, het is typisch een woord dat door republikeinen wordt gebruikt. En als oranje-fans het gebruiken zetten ze graag het woordje "constitutionele" ervoor, daamee aangevend dat de koning gebonden is aan de grondwet en dus niet als een potentaat kan heersen. Liever gebruiken ze het woord "koninklijke familie" want dat klinkt veel gezelliger en dwingt tegelijk eerbied af . Naar de andere kant van de koninklijke medaille wordt niet gekeken, en toch is die er wel degelijk. Maar eerder dan aan die andere kant aandacht te schenken, (die komt straks) hebben we het nu eerst over de voordelen van de republiek.

1. Er is een gekozen staatshoofd, dat echte verantwoording schuldig is aan de grondwet. We gaan even van het Europese model president uit, niet van het Amerikaanse, Russische of Zuid-Amerikaanse, waar een president tegelijk eerste minister (premier)  is en staatshoofd. (In Rusland loopt dat door elkaar heen). De president handelt meer politiek dan de koning, en in naast linten doorknippen, handtekeningen zetten en lintjes opspelden moet hij ook zo nu en dan maatschappelijk belangrijke dingen naar voren brengen. Niet alleen in een kersttoespraak, maar ook ter vermaning en waarschuwing als het nodig is, of ter bemoediging of informatie. Zegt of doet hij wat verkeerds, dan is niet het hele parlement in rep en roer omdat het voortbestaan van de natie "ervan af zou hangen". Wat verkiezingen betreft: een president kan gekozen worden door het volk, maar ook door bv. de leden van het parlement. Het laatste zou de voorkeur verdienen, zo wordt aangegeven dat het parlement het wetgevende orgaan bij uitstek is, en dat de president meer op de achtergrond functioneert. Hoe directer gekozen, hoe legitiemer de macht.

2. Dit voordeel dat ik nu ga noemen, kun je ook als nadeel zien, als je de andere kant van de medaille van de monarchie niet wil zien. Nationale feestdagen zijn niet gericht op een familie of koning(in), met alle persoonsverheerlijking die daarbij komt kijken (als iemand jarig is ga je ook niet beginnen over zijn zwakke kanten), maar op het land zelf, de Republiek. Dat geeft net zoveel aanleiding voor vaderlandslievende uitingen en feestgedruis als bij een koninklijke-familiefeest, misschien nog wel meer, want ook op Bevrijdingsdag bv., dus als er niet speciaal een koninklijk karakter aan zit, blijven de vorst(in) met zijn of haar huwelijkspartner een belangrijke rol spelen. Niet alleen als representatief iemand die het land leidt of symboliseert, maar ook en vooral als een alom geliefd en bewonderd persoon. Dat bewonderen en liefhebben gebeurt per definitie, het vloeit gewoon voort uit het koning-zijn, en de echtgenote en kinderen delen daarin. Het is beter dat het bewonderen en / of liefhebben voortkomt uit echte prestaties van de president, en dat er ook veel mensen zijn die de president bekritiseren, zonder daarmee meteen voor paal te staan als bijna-landverraders en feestjes-bedervers.

3. "Hoe directer gekozen, hoe legitiemer de macht" zei ik hierboven al. Een koning is helemaal niet gekozen, en heeft dus heel weinig formeel-staatsrechtelijke macht (over de informele macht, die aanzienlijk is, kunnen we slechts gissen en blijft het "geheim van huis ten Bosch"). Een president kan, doordat hij meer vrijheid van handelen heeft dan een koning, - hij is immers gekozen door de Staten-Generaal - de bevolking meer bij de politiek betrekken. Juist doordat een koning a-politiek is, trekt hij veel aanhangers die zich van de politiek afkeren of een hekel hebben "aan al dat geklets van die zakkenvullers", en kan zodoende populisme aanwakkeren. Sinds de zeventiende eeuw is dat ook zo gebeurd in de Nederlanden. Een president kan, nee moet, zich politiek uiten op een manier die boven de partijen staat. Bijvoorbeeld mensen aansporen te gaan stemmen, de nadruk leggen op dingen die dreigen te ontsporen (bijvoorbeeld door in algemene termen te wijzen op de scheiding van machten tussen enerzijds politici en anderzijds de rechterlijke macht, door spijt te betuigen over zwarte bladzijden in de nationale geschiedenis, door het belang van Europa te benadrukken, de mensenrechten, enz.). Hij kan "gebruikt" worden voor dit soort uitspraken en verklaringen door het kabinet, als een president iets zegt, heeft dat meer gewicht in dit soort gevallen dan wanneer de te dicht op de politiek staande premier het zegt. Nu doet de koningin in haar kersttoespraak en - heel subtiel - in haar gedragingen ook "verklaringen en aansporingen", maar die hebben een veel vrijblijvender karakter en zijn veel algemener van aard.

4. Het belangrijkste voordeel van een republiek is het ontbreken van de nadelen van de monarchie. En dat is de andere kant van de oranje medaille. Het belangrijkste voordeel van de monarchie is - in het hier en nu - de combinatie van gezelligheid, meeleven met een familie, en eerbied. De eerbied komt voort uit het ontzag dat je traditioneel voor een koning nu eenmaal hebt en geeft voedsel aan mythen en legenden. Geen kwaad woord over de vroegere Oranjes, ook al hebben die heel wat op hun kerfstok, zoals stadhouder Willem III, die van Holland een Engelse provincie kon maken maar dat niet deed omdat hij zijn eerzucht liever bevredigd zag door stadhouder te zijn over alle provincies tegelijk, dan had hij naast zijn Engelse koninkrijk ook nog Nederland. Zoals Maurits, die van de ene op de andere dag de kant koos van de felle Gomaristen (die overhoop lagen met de verdraagzamere Arminianen) omdat hij zag dat de dominees die het de geesten van het ongeletterde volk bestuurden, betere opinieleiders waren dan de geletterde Arminianen, van wie hij teveel tegenspraak kreeg. Zo liet hij na een conflict over een veldtocht tegen zeerovers Van Oldenbarneveldt onthoofden, zijn leermeester, over wie Vondel dichtte "veroordeeld als een Seneca". Bovengenoemde stadhouder Willem III zorgde er ook voor, dat de gebroeders De Witt werden gelyncht door oranje-aanhangend gepeupel, terwijl de politie toekeek. Koning Willem I beschouwde Oost-Indië als zijn privébezit en dreef lustig handel in Afrikaanse slaven en opium om daar winst te halen uit plantages, hoewel de slavernij toen al verboden was. Enzovoort, het uitstekend gedocumenteerde boek van Kikkert staat er vol mee. (J.G. Kikkert: "Oranje bitter, Oranje boven").

5. Er is in een Republiek ook geen gezeur meer over de stamboom van de koninklijke familie. Bovengenoemde Kikkert laat zien, dat de laatste echte Oranje stadhouder Willem III was, en dat daarna allerlei andere families met die naam goede sier maakten. Ook zijn er geruchten (die zeer plausibel zijn) dat Wilhelmina en Juliana geen biologische kinderen waren van hun respectieve vaders omdat hun vaders niet tot verwekken van kinderen in staat waren wegens geslachtsziekten. Was eeuwen geleden de naam van een vorstendom (Oranje, Oranje-Nassau) nog gebonden aan "bezit" om het even welke adellijke familie kon dat bezit verwerven en dus de naam "hertog / prins / graaf van..." dragen. Toen het bezit wegviel, bleef alleen de naam nog. In Nederland worden traditioneel namen via de mannelijke lijn overgeërfd, maar via een speciale wet geldt dat niet voor het koningshuis, dit om het uitsterven of het in "vreemde handen" komen van de naam te voorkomen. Was die wet er niet, dan zouden we nu geregeerd worden door het huis Von Amsberg, voorafgegaan door de huizen Von Lippe Biesterfeld en Von Mecklenburg-Schwerin. Als Willem-Alexander geen zoons krijgt, wordt dat weer een ander huis in de toekomst. Prins Bernhard zou dan mogelijk koning zijn geweest, evenals Prins Hendrik en Prins Claus. Dat is geen doen, dus vandaar die kunstgreep-wet.

Nu even de andere kant van de medaille: hoe komt het dat Nederland, en ook Engeland, zo zeer aan hun koning hechten? Ik denk dat het komt uit het oergevoel van een volksleider of stamleider willen hebben, een machtig en rijk persoon, uit een machtige en rijke familie, die hen beschermt tegen gevaar van buitenaf. Het welzijn van de koning, zijn macht en zijn rijk, daar vaart het volk ook wel bij. In de vroege middeleeuwen was dit ook het geval. Maar na Karel de Grote liep het naders: koningen en andere vorsten waren na korte tijd alleen nog maar uit op eigen macht en gewin, en dienden het volk niet meer, maar gebruikten het en buitten het uit. Verreweg de meeste republieken die we nu in de wereld kennen, zijn na een conflict met een  machtig erfelijk vorst ontstaan, of als nieuwe staat gesticht. Als het Congres van Wenen niet zo reactionair pro-vorstenhuizen was geweest, was Nederland nu een republiek, want alleen dank zij de overige vorsten van Europa mocht Willem I hier koning worden. De koning van Frankrijk bv. ruimde daarna het veld, en ook andere koningen, maar de Oranjes bleven zitten, dankzij hun gewilligheid om het parlement meer bevoegdheden te geven, op straffe van verlies van al hun bezit en door het leven gaan als gewoon burger. De Oranjes waren stadhouders, omdat de Republiek geen koning wilde, maar wel zo nu en dan een bevelhebber voor zijn leger nodig had, dat sterker was dan alleen het Staatse leger. Let wel: Oranje had geen eigen leger, het was een staatsleger van de Staten Generaal van de Republiek. Andere vorsten in Europa hadden wel hun eigen leger, en de Oranjes gedroegen zich ook alsof het hun eigen leger was.  Een van de redenen waarom Oldenbarneveldt werd onthoofd, was dat deze de steden had toegestaan om burgerwachten aan te stellen vanwege de steeds oplaaiende godsdienstconflicten in de steden, de zg. waardgelders. Maurits zag dit als aantasting van zijn militaire positie, hoewel Oldenbarveldt hiertoe als raadspensionaris bevoegd was. De Oranjes zijn altijd veel te onbaatzuchtig en vaderlandslievend voorgesteld. Willem de Zwijger was een Europeaan, die de vertrouweling was geweest van Karel V, en zag de Republiek als een middel om zijn positie in de Europese adel te verbeteren. Alle Oranjes zagen begeerlijk naar de rijkdommen van Amsterdam, Antwerpen en Brussel: als ze daarover nu eens koning konden worden! Voortdurend lagen ze in conflict met de Staten-Generaal, gesteund door het arme volk en zijn dominees, die de rijke boeren, kooplieden en regenten aanwezen als bron van hun  ellende en Oranje als hun verlosser. In de zeventiende eeuw hadden ze hierin geen ongelijk, maar wat regentendom een corruptie betrof waren de latere stadhouders Willem IV en V helemaal kampioen. De vrouw van Willem V, Wilhelmina van Pruisen, werd door patriotten (die de corrupte Oranjes beu waren) gearresteerd bij Goejanverwellesluis. Haar broer, de koning van Pruisen, schoot zijn collega's Oranje te hulp door Nederland met zijn leger te bezetten en de patriotten mores te leren.

De huidige populariteit van Oranje dankt de familie vooral aan Wilhelmina, die prachtig de oer-rol van koning kon vervullen, al was het maar vanuit Londen. Juliana bracht het gezelligheid-aspect erin door zich als "gewone mevrouw" te presenteren, en Beatrix door zich zeer nauwgezet van haar taak te kwijten als vertegenwoordiger van het Nederlandse volk. Willem-Alexander kan weer een stootje hebben, zeker met Maxima aan zijn zijde, en het volk hoeft alleen nog maar naar de goede, oranje kant van de medaille te kijken. Dat ze niet gekozen zijn en zeer rijk, dat geeft niet want, daar is een koning juist voor. Wat is een koning zonder paleizen, pracht en praal? "Je kunt toch beter een koning hebben dan al dat politieke gepraat van al die zakkenvullers". Ik hoop dat deze cynische slotzin ooit eens vervangen wordt door: "Het spijt ons, familie van Oranje, maar een republiek dient onze belangen als volk toch beter".