dinsdag 28 januari 2014

Oranje: "Ik zal handhaven" ("Je maintiendrai")

Diverse landen hebben koningen of andere adellijke oppergezagsdragers. In het westen, en trouwens ook de keizer van Japan, hebben deze vorsten wettelijk meestal niets in het landsbestuur in te brengen. Hun "gezag" berust op traditie en soms (niet altijd) de verbondenheid van hun familie-geschiedenis met die van het land. Informeel hebben ze vaak wel de nodige invloed, van Wilhelmina van Nederland (we gaan het hier verder over Nederland hebben) is bekend, dat zij stevige invloed probeerde uit te oefenen op onze staatsvorm: zij wilde de parlementaire democratie omvormen tot een ander soort democratie met vertegenwoordigende lichamen uit de maatschappelijke geledingen zoals bedrijfsleven, boeren, enz., dus een soort "standen-democratie", natuurlijk onder het oppergezag van Oranje. Zeer tot haar ongenoegen werd dit door "haar" ministers tegengehouden. Een koning kan ook bepaalde mensen bevoordelen voor bepaalde functies, of juist benadelen. Voorbeeld: Camiel Eurlings werd door Willem Alexander "gepusht" als lid van het I.O.C. Wilhelmina wilde bv. in de buurt van Het Loo geen vluchtelingencentrum hebben voor Joodse vluchtelingen uit Duitsland tijdens het nazi-bewind. (Juliana had het ook aan de stok met de gemeente omdat zij een bouwvergunning nodig had voor uitbreiding van het zwembad in de tuin achter paleis Soestdijk, maar anders dan bij het vluchtelingencentrum bij Wilhelmina, werd haar wens niet ingewilligd - haar moeder had meer gezag dan zij).

Na Beatrix, die genoot van haar koningschap en dat op voorbeeldige wijze vervulde ondanks diep familieleed met haar vader, haar overleden echtgenoot en haar zoon), kwam Willem-Alexander. Net als Beatrix provoceerde hij de natie met de keuze van een gemalin, die echter net als zijn vader en grootvader dat waren (even los gezien van de schelmenstreken en misdrijven van de laatste), charmant genoeg was om zich bij de oranjeklanten geliefd te maken. Hij is anders dan zijn moeder iemand die het koningschap niet ziet als roeping of hoogste plicht, maar als gewoon een baan. Dat straalt hij uit, maar probeert ook niet net als zijn grootmoeder "zo gewoon mogelijk" te doen. Het hoort nu eenmaal bij zijn baan om het allemaal zo goed mogelijk mee te spelen, en een koning is nu eenmaal niet "gewoon".

Ik zei: "mee te spelen", want dat is het. Alles rond de koning, zijn paleis, zijn familie, het protocol, de hofhouding, het is allemaal een mengeling van "echt" en "spel, zelfs de eed die de kamerleden op hem afleggen hoeft niet als echte eed te worden gezien. Dat wordt "symbolisch" genoemd, maar wat betekent dat woord eigenlijk in deze tijd? Hij is de gouden rand rondom bezoeken van het Nederlands bedrijfsleven aan andere landen, hij geeft de inwoners van de Antillen het gevoel dat ze er ook bijhoren, hij deelt lintjes uit, die als "een grote eer" worden gezien, het leger heeft dankzij hem (symbolisch) bestaansrecht, enzovoort. In de oorlog was Wilhelmina het levende symbool van de haat tegen de bezetter en de hoop op bevrijding.

Wat zouden we zijn zonder Oranje?

Een republiek. Vroeger waren we een republiek, en de Oranjes deden er toen alles aan om meer macht te verwerven, zodat we op zijn minst een vorstendom zouden worden. De Republiek had de Oranjes nodig als legeraanvoerders, maar niet meer dan dat, vandaar dat ze "stadhouder" bleven heten, naar hun vroegere functie toen de Habsburgers nog de baas waren over de Nederlanden en ze daar stadhouders nodig hadden als een soort commissarissen van de koning. Telkens liepen de pogingen spaak om als vorst over de Nederlanden te heersen, hoezeer ook Maurits en de Oranjekoning van Engeland, tevens stadhouder Willem III in de Nederlanden, daar hun best voor deden.
De Republiek zorgde voor de welvaart en het geld, en de Oranjes voor de krijgskunst om die te verdedigen, en die twee leefden niet in vriendschap maar in afgunst. Pas in 1747 werd Willem IV erfstadhouder, een soort vorstelijke titel. De titel "prins van Oranje" werd betwist, ook de koning van Pruisen eigende haar zich toe, maar maakte er verder geen gebruik van. Waren de Oranjes aanvankelijk geliefd bij het gewone volk dat zich door de regenten-elite uitgebuit voelde, later, na Willem III, was Oranje meer verbonden met de elite die, nu Nederlands rol op het wereldtoneel sterk was verminderd, via Oranje haar lucratieve baantjes en ambten onderling verdeelde, want geld was er nog zat, niet in het minst bij de Oranjes. Als reactie hierop ontstond de patriotten-beweging, die naar het Franse voorbeeld de republiek wilde herstellen, en Willem V vluchtte naar Engeland. De Bataafse republiek werd gevestigd, en de Franse tijd brak aan. Sindsdien bleef Oranje tot Wilhelmina een vorst voor de elite, maar de elite deed wel haar uiterste best om Oranje "in de markt te zetten" als vorsten van het volk, wat op den duur aardig lukte. Troelstra's revolutie-poging werd erdoor afgewend, met veel "volksvertoon" op het Malieveld, en steun vanuit vooral de protestantse kerken, die Oranje gebruikten als bolwerk tegen het Roomse gevaar. Zowel kerk als "kapitaal" schaarden zich rond Oranje om ook het rode gevaar af te wenden, en zo kon Wilhelmina haar bezielende woorden vanuit Londen prima inzetten tegen het Nazi-gevaar. Na de oorlog was Oranje het nationale symbool bij uitstek geworden.

Echter, haar grootvader koning Willem II moest buigen voor een ongehoord ver-gaande nieuwe Grondwet. Bevreesd voor revolutionaire woelingen in Europa, had hij een commissie benoemd voor herziening ven de Grondwet onder leiding van de geniale Thorbecke, die dit gevaar moest keren.

Deze commissie presenteerde een nieuwe Grondwet, die de koning beroofde van praktisch alle politieke macht. Echter, de koning had geen keus: het was slikken of stikken. Als hij had geweigerd de nieuwe Grondwet te tekenen, was de kans groot dat hij eenvoudig was afgezet. Een volksopstand had dit waarschijnlijk niet uitgelokt, daarvoor was het koningschap nog te jong, en de elite had er bovendien genoeg van en koning bijvoorbeeld ongestraft de staatskas naar believen kon aanwenden voor persoonlijke doelen, of voor die projecten die hem goeddunkten (bijvoorbeeld het aanleggen van spoorwegen, het graven van kanalen enz), of dat de koning naar eigen believen landsdelen kon ruilen met andere vorsten, zoals Limburg voor Luxemburg. Ook kon de koning met de koloniën doen wat hem goeddunkte, Willem I bijvoorbeeld spekte zijn privé-kas met slaven- en opiumhandel in Nederlandsch Indië, waarover hij het oppergezag had. Willem II was zeer gesteld op het enorme vermogen dat hij van zijn vader had geëerfd, en een Republiek zou zeker hierop beslag leggen wanneer hij de nieuwe Grondwet niet zou tekenen. Liever een vorst zonder macht dan zonder geld moet hij gedacht hebben, toen hij in 'korte tijd van fel tegenstander tegen de Grondwetsherziening, fel voorstander was geworden. Bij mijn weten is er geen verslag van de gesprekken die toen hebben plaatsgevonden, maar in elk geval stelde Willem II een commissie in die de bestaande Grondwet, die de koning veel macht gaf, moest herzien. Per slot van rekening had ook de toenmalige elite belang bij het voortbestaan van het koninkrijk, wat een verlies aan banen zou er niet plaatsvinden bij een revolutionaire vestiging van een republiek, en had niet de elite de vader van Willem II gesmeekt om vanuit Engeland naar Scheveningen te zeilen en hier het soeverein vorst-schap op zich te nemen?

Wat betekent deze geschiedenis nu voor  de Oranje-familie en haar band met het volk in deze tijd, nu Willem-Alexander koning is?

Bijna niets. Het zijn leuke verhalen, leuk om te weten, maar niet essentieel. Ook als Willem II een tiran zou zijn geweest, een ruwe dictator, die ondanks revolutionaire woelingen erin geslaagd zou zijn koning te blijven, was Oranje in 2014 populair. Maurits onthoofdde Oldenbarneveldt, en stadhouder Willem III keurde goed dat de gebroeders De Witt gelyncht werden, koning Willem I verarmde het land en verspeelde België met zijn openlijk protestantse voorkeuren, koning Willem III was een halve gare barbaar (daarom wil Willem Alexander geen Willem IV heten), de prinsen Hendrik en Bernhard liepen rokken achterna en waren kampioen-schuldenmakers en fraudeurs, het geeft allemaal niets.Ook niet, dat het Beatrix sierde dat zij haar kroonprins "Willem-Alexander" noemde, als en soort eerherstel voor de ziekelijke kroonprins van Willem III, die door zijn vader op onvoorstelbaar schandalige wijze was behandeld. Alexander? Wie is dat? O, die van de televisie-serie, wat voor prins was dat ook alweer?

De populariteit van Oranje is het resultaat van een intensieve reclame-campagne die sinds de regeerperiode van koningin-regentes Emma over het volk is uitgestort door de protestantse en liberale elite, als psychologische beschermingsdeken tegen allerlei grote buitenlandse gevaren: het Roomse gevaar en het Rode Gevaar waren daarvan de voornaamste. Vakbonden en de opkomende S.D.A.P., de voorloper van de PvdA, en Rome waren daarbij de boemannen. Na de Rooms-katholieke emancipatie voegde ook de katholieke elite zich in die rij van Oranje-aanbidders, met het oprichten van RK werkliedenverbonden en liefdadigheids-instellingen, zoals de protestanten die ook hadden. In het geheim was voor de echte katholiek echter de paus belangrijker dan Oranje, zo niet bij de oprechte protestant, die Oranje bleef zien als de kracht die het verderfelijke Roomse geloof het land uitdreef. Wilhelmina toonde zich ook een fel bestrijdster van het nazisme, ondanks haar goedkeuring van prins Bernhard als gemaal voor haar dochter, met zijn Duitse CV, dat sympathie voor het nazisme liet zien. Zelfs benoemde zij hem tot opperbevelhebber van de Binnenlandse Strijdkrachten in de tijd rond de bevrijding, want ze had in de gaten dat hij, eenmaal prins-gemaal, een Oranje was geworden en als zodanig niet kon worden bekritiseerd, maar op populair makende posten moest worden benoemd.

Sinds die tijd vertoont Oranje, of liever vertonen haar beschermers, de maatschappelijke elite van politiek en zakenleven, een perfecte feeling voor de maatschappelijke krachten die haar op de troon houden en haar positie versterken. Haar familie-geschiedenis is daarbij niet belangrijk, maar wel hoe ze overkomt in een bepaald tijdsgewricht. Zo is nu de tijd van gevaarlijke vakbonden, socialisme en communisme voorbij, en staan economie en commercie op de eerste plaats. Zo ga je inzien, hoe de maatschappelijke elite Oranje voor zijn doeleinden blijft gebruiken, zoals ze dat sinds stadhouder Willem IV al gedaan heeft. Je kunt vraagtekens stellen bij de laatste staatsbezoeken van Beatrix, als je je dat niet voor ogen houdt: ze ging naar steenrijke olievorstendommetjes, waarvan je je af kunt vragen wat Nederland daar nou mee heeft, en ook Willem-Alexander is al bij Putin geweest. Amusement en volksvermaak zijn in deze tijd ook erg belangrijk, zie de feestvierderij en het "Droomboek" (!) rond de inhuldiging van .Willem-Alexander, en de traditionele koninginnedagvieringen. Ook zal Willem-Alexander breed aanwezig zijn op het commerciële amusementsfestijn van de Olympische Winterspelen 2014.

De PR voor Oranje uit zich vooral in de manier waarop de jeugd er kennis mee maakt.  Als je kinderen ergens voor wint, of een bepaald beeld voorhoudt, blijven ze dat hun hele leven diep van binnen met zich meedragen. Kinderen kennen koningen uit sprookjes en hebben daar een mooi plaatje bij van rechtvaardigheid, oppermacht, belangrijkheid. En wat zegt de juf op school? Wij hebben óók een koning! En de kinderen op christelijke scholen weten, dat ook Jezus "koning" wordt genoemd. "Gelukkig" hebben ook moslim-kinderen uit Marokko in hun land een geliefde koning, zodat ze met dit begrip ook mooi uit de voeten kunnen, zelfs meer dan met een koningin. Nu, in 2014, wordt koningsdag op een andere datum gevierd dan onder Juliana en Beatrix gebruikelijk was, en staan de kranten alweer vol met bezorgde artikelen over scholen die dan wegens vakantie dicht zijn, en hoe dat dan moet, want een school kan natuurlijk niet zonder koningsdag-spelletjes.

De bescherming van Oranje door politiek en zakenleven gaat zeer ver. Zodra de koning iets politieks zegt of doet, of zodra ruzie of disharmonie binnen de Oranje-familie naar buiten komt, valt al gauw het woord constitutionele crisis. Ook is uitvoerig bij wet geregeld, wie er moet opvolgen of regent zijn wanneer de koning onverhoopt niet meer zou kunnen "regeren". Enkele recente voorbeelden die voor beroering zorgden zijn de keuze van de dochter van en Argentijnse fascist als gemalin, (minister van Staat Max van der Stoel ging naar de aanstaande schoonvader om hem ervan te weerhouden bij het huwelijk aanwezig te zijn), de Lockheed-affaire en de zaak rond gebedsgenezeres Greet Hofman. Ook de té pacifistisch gevonden redevoeringen van Juliana voor de V.N. zorgden voor kromme tenen. Bernhard vond dit schandalig, en dat zorgde weer voor gespannen verhoudingen ten paleize, later kreeg hij zelf een affaire aan zijn broek, die door de politiek met de grootste omzichtigheid werd behandeld. Gezucht en gesteun bij de politiek ook weer bij de rechtszaak van de nicht van de koningin en haar man tegen haar tante.

Het volk maakt dit alles niet zoveel uit, het hoort nu eenmaal bij het leven van een super-rijke familie, en het aanzien van Oranje wordt er niet of nauwelijks door verstoord. Integendeel, men leeft mee, zoals men meeleeft met de mensen in een TV-serie.

Wat is dat toch, die overbezorgdheid van vooral de politiek, om een koninkrijk te behouden onder een koning die vrijwel niets heeft in te brengen in het landsbestuur, hoewel hij daar wel het opperhoofd van is? Waarom grijpt de politiek niet de eerste de beste gelegenheid aan om er een eind aan te maken? Allereerst natuurlijk de vrees voor stemmenverlies, en ten tweede het landsbelang in economische zin, tot uiting komend in lucratieve opdrachten na een staatsbezoek.

1. Vrees voor stemmenverlies.

Het klinkt paradoxaal, maar hoe minder macht de koning in het landsbestuur heeft, des te machtiger wordt hij in het land zelf, als schijnbaar noodzakelijke voorwaarde voor een goed bestuur. De koning mag niets zeggen dat politiek beladen is, andersom mag een kamerlid bij stilzwijgende afspraak niets kritisch over de koning of het koningshuis zeggen. Beide zijn eigenlijk een onjuiste interpretatie van de grondwettelijke bepaling dat de koning onschendbaar is, en de ministers verantwoordelijk. Stel de koning zegt iets politieks, bijvoorbeeld een mening over de bezuinigingen, of over welke kant het op zou moeten met Europa. (Beatrix heeft al eens voorzichtig iets algemeens over Europa gezegd, wat zonder gevolgen bleef). Dat kan twee soorten gevolgen hebben:
a. De minister is verantwoordelijk, de koning onschendbaar. De oppositie gaat in de Tweede Kamer vragen, of de minister het eens is met de koning en zo ja, waarom en zo nee, waarom niet.  Dit heeft louter het karakter van politieke profilering, want de wens of het idee van de koning heeft op zichzelf geen politieke gevolgen: de koning kan geen wetten indienen of wijzigen, laat staan afkondigen. Zijn handtekening onder wetten is puur decoratie. De minister zal gewoon antwoorden en hoogstens zeggen dat het de persoonlijke mening van de koning is, die mag hij hebben, en de Kamer gaat over tot de orde van de dag.
b. Omdat de koning populair is en puur ook omdat hij staatshoofd is, kan hij met het uiten van een politieke mening wel de verkiezingsuitslag en dus de mening van kiezers beïnvloeden, en dat is uit den boze, want hij is koning voor alle Nederlanders. Het staat nergens in de Grondwet, maar de koning wordt bij ongeschreven wet geacht "boven de partijen" te staan. Alleen in het aller- aller-uiterste extreme geval, als Nederland bijvoorbeeld wordt bezet door een buitenlandse mogendheid of wanneer half Nederland overstroomd wordt, enz. wordt van hem een mening verwacht. Ik ga hier straks nog even op door, nu volsta ik met de constatering dat hij altijd zijn mond houdt over politieke aangelegenheden, omdat hij volgens een ongeschreven wet "boven de partijen" staat, en dat zijn zwijgen hierover niet wordt bepaald door de geschreven wet dat hij onschendbaar is en de ministers verantwoordelijk.

2. Het landsbelang in economische zin.

De economie van het land is sinds enkele decennia de voornaamste reden geworden voor een staatsbezoek.  Staatsbezoeken zijn uitgebreide manifestaties, en zijn in de negentiende eeuw ontstaan, met de uitbreiding van de reis- en transportmogelijkheden. Daarvóór reisden vorsten voornamelijk incognito, als ze al op reis gingen, wat een zeldzaamheid was. Staatsbezoeken worden langzamerhand noodzaak gevonden, omdat alle belangrijke landen elkaar op die manier bezoeken, en het vreemd wordt gevonden om daar als land niet aan mee te doen, je zou dan minder meetellen. Vooral als het een vorst betreft, zijn staatsbezoeken enorm kostbaar en uitgebreid, een vorst haalt alles uit de kast om "indruk te maken". Het niet indruk willen of kunnen maken door de ontvangende, maar ook de bezoekende vorst, kan als onbeleefdheid of karigheid worden opgevat, en dat moet natuurlijk ten koste van alles worden vermeden. Alleen Wilhelmina hield niet van staatsbezoeken, slechts enkele landen mochten zich in haar bezoek verheugen, waaronder België. Juliana en Beatrix daarentegen bezochten een lange lijst van landen, het bezoek aan Engeland wordt in Wikipedia beschreven als bijzonder uitgebreid en luxueus, met het overvliegen van 110 personeelsleden en een overvloed aan maaltijd-ingrediënten en tafelgerei. Critici stellen vragen bij het economisch nut van staatsbezoeken. Weliswaar volgen uit een staatsbezoek nuttige economische contacten, maar de vraag is of zij zonder zo'n bezoek niet evengoed tot stand gekomen zouden zijn, wat zeker geldt voor bezoeken aan en van Europese landen. Ik neig ertoe om het verschijnsel "staatsbezoek" te zien als overblijfsel van de grote staat die vorsten voerden toen ze nog wat hadden in te brengen. Ze zijn "symbolisch" geworden, en dat heeft ook weer te maken met ongeschreven regels.

Conclusie: Het Nederlandse koningschap  is met de Grondwet van 1848 gereduceerd van  reëel vorst tot "ere-staatshoofd" dat in naam staatshoofd is, en net als daarvóór erfelijk blijft en dat een vorstelijke staat mag voeren (bijvoorbeeld het bezit van een enorm en geheim privé-vermogen, en vorstelijke staats-uitkering voor alle individuele leden van het koningshuis en het niet hoeven betalen van belasting) en gunsten zoals onderscheidingen kan uitdelen, een bijzondere band met het leger en het aanwezig zijn bij nationale evenementen. Niettemin blijft het een verankering van de nationale identiteit, dankzij de grote eerbied die allerwegen voor de vorst en zijn familie wordt betoond, en die louter is gebaseerd op het lidmaatschap van die familie. Nog steeds zien we in Nederland de oude koning Willem I, maar dan zonder diens macht. De elite heeft sinds de revolutionaire beroeringen in het midden van de negentiende eeuw naar het volk toe angstvallig het beeld van een almachtig en alwijs vorst, de opvolger van Willem van Oranje, besluitvaardig, barmhartig en daadkrachtig, in stand gehouden, en de liefde voor Oranje te allen tijde gepredikt.  In landen waar de maatschappelijke elite dit verzuimde, zien we ook wankele vorstenhuizen, zoals in België en Spanje. Na de vreselijke koning Willem III moest een dergelijke blunder worden voorkomen om dit beeld te herstellen, en Wilhelmina werd inderdaad de kordate en besluitvaardige vorstin die men voor ogen had. Zij was ook het voorbeeld voor Beatrix, die zich geërgerd moet hebben aan de gewoonheid, het pacifisme en het openstaan voor spirituele invloeden van haar moeder.

De koning politiek boven de partijen? We hebben gezien, dat Oranje vooral is opgehemeld en ondersteund in eendrachtige samenwerking tussen de protestantse kerken en de liberalen, en het vermoeden is zeer gewettigd, dat dit gebeurde om eerst de revolutionaire republikeinen, en later de socialisten te bestrijden. Wie tegen Oranje was, was zo'n beetje een landverrader, ook al had de vorst, het zij herhaald, staatsrechtelijk niets in te brengen.

De Roomse en socialistische bedreigingen zijn anno 2014 verleden tijd, maar Oranje is intussen traditie geworden, een onderdeel van de nationale identiteit. Hoewel in de eerste decennia van het koninkrijk het de gewoonste zaak van de wereld was (hoewel niet in dank afgenomen) om kritiek te hebben op het koningschap (als het maar geen majesteitsschennis werd, dat was strafbaar), is dat nu een marginaal verschijnsel geworden, dat tot arrestaties leidt van kleine groepjes vreedzame demonstranten die voor de Republiek pleiten tijdens een openbaar Oranje-festijn, en het buiten-proportioneel zwaar straffen van een zonderling die tijdens een jaarlijks theaterstuk ("Rit naar de Staten-Generaal") een theelichtjes-houder naar de Gouden Koets wierp. Deze man herinnerde terecht aan de vele kinken en losse schakels in de afstamming van de Oranjes, maar werd daarin steeds genegeerd: men wil gewoon niet horen of publiceren, dat de huidige "Oranjes" gewoon nakomelingen zijn van lagere Duitse adel, en al helemaal niet van Willem de Zwijger, en dat de mannelijke overdracht van de familienaam bij speciale wet voor de Oranjes niet geldt, maar voor iedere andere Nederlander of Nederlandse tot voor kort wel. Oranje is volksvermaak geworden, of, als men dat te oneerbiedig vindt, een stukje Nederlands cultureel erfgoed, goed om enkele malen per jaar een theaterstuk op te voeren, vorstelijk betaald en als staatshoofd geëerbiedigd en door het volk toegejuicht te worden.

dinsdag 21 januari 2014

Storm in islamitisch glas water, de VVD blaast hard.

In Nederland heb je universiteiten op levensbeschouwelijke grondslag. Enkele daarvan hebben hun "geloof verloren" zoals de voormalige Radboud Universiteit (vroeger R.K.) in Nijmegen. Nog steeds hebben we de Vrije Universiteit (prot.-chr.) en de Katholieke Universiteit Brabant. In de jaren van de verzuiling waren dat bolwerken van hun geloof, en hoogleraren, rectoren en bestuurders werden door hun kerken geprezen om de godsdienstige uitspraken die ze deden. Soms waren dat zeelfs uitspraken die tegen de officiële leer ingingen, zoals die van prof. Schillebeeckx in Nijmegen.
Nu is er, omdat we het beginsel hanteren van "gelijke monniken, gelijke kappen", ook een Islamitische Universiteit bijgekomen, in Rotterdam. Omdat daar de rector iets godsdienstigs heeft gezegd, gaat de VVD nu met vuur spelen. Dat wil zeggen, hij geeft de omstreden premier van Turkije, die altijd roept dat buitenlandse machten zijn gezag willen ondermijnen, een voorzet voor open doel om weer eens beschuldigend naar Nederland te wijzen, waar ze ook moslim-kinderen godbetert bij heidense homo-ouders onderbrengen. Eerder heeft hij daar al waarschuwend de vinger tegen opgeheven, waarop veel van zijn aanhangers de straat opgingen om tegen dit goddeloze Nederlandse beleid te demonstreren. Wat heeft die "fanatieke" rector van de Islamitische universiteit dan gezegd, in juni nota bene, waar de VVD zo boos om wordt? "Wij vervullen onze heilige taken in gunstige zin. Maar helaas zet onze plicht om alle negatieve krachten te verijdelen ons soms aan tot ongunstige daden". Hij zei dat ten tijde van de demonstraties tegen de voortgaande islamisering van Turkije tegen Erdogan, in juni, en het was een citaat van een moslim-theoloog uit de vijftiger jaren of zo. De VVD is nu bang, dat deze woorden een goedkeuring inhouden van islamitisch geweld. Beste VVD, denk na over wat u doet: het is een islamitische universiteit, en van een islamitische universiteit kunt u islamitische uitspraken verwachten, net zoals u van een christelijke universiteit christelijke uitspraken kunt verwachten. Deze uitspraak had trouwens net zo goed christelijk kunnen zijn. En als je goed leest, zie je er en afkeuring in van "ongunstige daden". De heilige plichten "zetten ons soms aan" tot ongunstige daden, ze "rechtvaardigen" ze niet, en zee maken ze ook niet tot "gunstige daden".

Of, VVD, wilt u in de aanloop naar de verkiezingen, het PvdA-minister van buitenlandse zaken Timmermans, het weer moeilijk gaan maken, en PVV-stemmers overhalen om weer VVD te gaan stemmen?