zaterdag 27 april 2013

Twee aanvallen op Spinoza: het atheïsme en de cirkelredenering

Spinoza is niet alleen aangevallen op zijn vermeend atheïsme, maar ook op zijn cirkelredenering. Hij zou atheïst zijn, omdat hij het bestaan van een "persoonlijke" Godheid met (uitsluitend de goede) menselijke eigenschappen ontkende. In zijn "Ethica" beschrijft hij op mathematisch-deductieve wijze de volmaaktheid van een God van wie de hele natuur is doortrokken. Een Godheid die buiten de natuur staat, en die de natuur dus als een super-ambachtsman gemaakt zou hebben, bestond niet voor hem, wel was er een God (hij noemde hem, nogal oneerbiedig in de ogen van gelovigen, een substantie) door wie de natuur was doortrokken, en zonder wie de natuur er niet zou zijn. Onder natuur verstond Spinoza de hele schepping, dus niet "de vrije natuur" zoals wij die in het algemeen spraakgebruik kennen. Op verschillende plaatsen geeft Spinoza aan, dat hij de natuur niet vereenzelvigde met God, God is dus niet de natuur zelf, maar de natuur handelt volgens Zijn wetten. Omdat God volmaakt is, is alles wat zich in de natuur voordoet, dat ook. Spinoza verstaat niet onder "volmaakt" het vrij zijn van gebreken, maar het zijn zoals het zich voordoet, want het doet zich nu eenmaal zo voor. Ook een gehandicapte, een blinde zijn volmaakt in deze opvatting.

Het misverstand dat Spinoza de natuur zelf God noemt, is door zijn eigen onhandig taalgebruik ontstaan. Hij schreef namelijk ergens: "Deus sive Natura", "God of de Natuur". Met deze God bedoelde hij de traditionele God zoals het Christendom, het Jodendom en de Islam die kennen. Maar het kwaad was geschied: een God die geen wonderen kon doen (Spinoza schreef dat God niet tegen Zijn eigen volmaakte wetten in kon gaan) en die geen emoties vertoonde, een God die niet welbewust deze schepping had gekozen uit meerdere mogelijke scheppingen, een God die niet eeuwig in Zijn eentje door de woeste duisternis had gezweefd voordat Hij besloot te gaan scheppen, en tot wie je niet kon bidden voor je zieke familielid, dat was geen God maar een abstract begrip. Terwijl Spinoza zijn God juist als heel concreet ervoer, concreter in elk geval dan de hoog in de hemel zetelende Vader van het Christendom.
Maar nu de cirkelredenering. Spinoza noemt de rede oppermachtig, daarom heeft hij zijn ethica volgens de mathematische methode opgesteld. Alleen wat volgens de rede is "beredeneerd" snijdt hout, irrationele emoties en gevoelens sluit hij als motivering van zijn stellingen en beweringen buiten, al erkent hij ze wel als onderwerp van zijn redeneringen. Dat is dus zijn voor-onderstelling. Vervolgens concludeert hij, na een lange reis door de stellingen van de ethica, dat alleen de rede geldt en niets anders, als het gaat om het zoeken naar de Diepste Oorzaak van alles. Zijn tegenstanders zeggen nu: maar dat had je al voor-ondersteld, hoe weet je dan, dat de rede daarvoor de enige methode is? Vertel ons daar liever iets over, daar hebben we al die mooie van elkaar afgeleide stellingen niet voor nodig.

Beide aanvallen op Spinoza spruiten voort uit de onmogelijkheid voor veel gelovigen, om Spinoza gelijk te geven. Ze zouden dan hun geloof moeten afvallen. De waarheid volgens het geloof ligt juist in de erkenning dat er iets boven de rede is, namelijk een bovennatuurlijke God die zich aan de mens heeft geopenbaard, enzovoort. Volgens deze opvatting kun je ook een redenering opzetten, die net zo goed in een cirkelredenering eindigt. Gesprekken met gelovigen over bijbelinterpretaties eindigen ook altijd zo: de ene uitspraak of gebeurtenis in de bijbel kan alleen adequaat worden verklaard met andere passages in diezelfde bijbel. De bijbel zelf kan niet ter discussie worden gesteld, de waarheid daarvan wordt voor-ondersteld.

Mijn stelling is, dat alle verklaringen over de Diepste Oorzaak van alles, niet anders dan cirkelredeneringen kunnen zijn.

Omdat ik in mijn persoonlijk leven geen enkel wonder heb ervaren of er een betrouwbaar bericht over heb gelezen of gehoord, en omdat ik het scheppingsverhaal zelf tegenstrijdig vind (een volmaakt goede God, die oppermachtig is, schept een gebrekkige en ongehoorzame mens, en moet een satan naast zich dulden die zorgt voor ziekte, dood, rampen en ellende) en omdat ik de - overigens waardevolle - verhalen uit de bijbel veel vind lijken op mythen en legenden, daarom geef ik de voorkeur aan de cirkelredenering van de rede, als het gaat om het zoeken naar de waarheid. De waarheid zelf vinden we voorlopig niet. Dat maakt God voor mij niet minder groot en niet minder mysterieus, integendeel.

In onderstaand (christelijk) artikel wordt de cirkelredenering van Spinoza "doorgeprikt" doordat er wordt aangevoerd, dat Spinoza's rationalisme niet berust op empirische waarneming. Ten eerste bestond het voorschrift van de empirie in wetenschappelijke publicaties in Spinoza's tijd nog niet, ten tweede schittert de empirie in het christelijk geloof ook door afwezigheid, en ten derde is de rede van Spinoza oneindig veel empirischer dan het geloof, het stelt namelijk vraagtekens bij wonderen, net zoals de ongelovige Thomas, die zei "Eerst zien, dan geloven". De gelovige leest dat, en zegt: "Ik hoef niet te zien, ik geloof meteen, dat is Gode veel welgevalliger".

www.overgeloven.nl/waarheid/wonderen/4a-reactie-op-bezwaren-tegen-wonderen/1b-benedictus-spinoza/

woensdag 24 april 2013

Europa, hoe nu verder?

Europa is in verwarring. De eurozone staat onder snelkook-druk, er heerst in Brussel een enorme bureaucratie en er wordt een groot beroep gedaan op regeringen om het Europees belang minstens gelijk te stellen aan het landelijk belang, het volk mort, de economen mopperen, en de banken houden zich stil maar blijven mega-salarissen aan bestuurders en directeuren betalen.

Wat kunnen we hiervan leren, terugkijkend en vooruitblikkend?

De EU is gegroeid en de eurozone is ingesteld in een tijd waarin de financiëel-economische elite dacht dat dit gunstig was voor groei en bloei van de economie en het bedrijfsleven. De grenzen moesten open, en er moest vrij werk- en ondernemingsverkeer zijn tussen de lidstaten. Tegelijk werden nog twee gebieden aangepakt: op moreel-juridisch terrein moesten de mensenrechten worden gerespecteerd en de parlementaire democratie hoog in het vaandel geschreven. Het andere gebied was de regelgeving op allerlei terreinen, vooral dat van volksgezondheid en normering op allerlei gebieden en gebiedjes.

Met zevenmijlslaarzen werd voortgang gemaakt, tot de crisis kwam. Toen bleek, dat de financiële wereld Europa dank zij de EU in een houdgreep had genomen. Aan de ene kant werden aan landen ineens eisen gesteld die voorheen nog slechts aan bedrijven werden gesteld, landen moesten voortaan kredietwaardig zijn. Aan de andere kant moesten diezelfde landen banken redden (zogenaamde "systeembanken") met honderden miljarden euro's. Dat landen kredietwaardig moesten zijn, was weliswaar een nieuw verschijnsel, , maar toch best logisch: als de belastingbetalers bij elkaar alles en nog meer opmaken aan staatsvoorzieningen, zodat er een dikke staatsschuld groeit, dan zegt de kapitaalmarkt op een gegeven moment: tot hier en niet verder, eerst maar eens aflossen (lees: bezuinigen). Men wil dan nog wel lenen aan zo'n land, maar alleen tegen torenhoge rente, zodat van aflossen geen sprake meer kan zijn.

Diezelfde kapitaalmarkt had tegelijkertijd ook te maken met banken die hun werk niet deden (namelijk op de centjes passen van anderen) en zelf aan het speculeren sloegen en voorschotten namen op de toekomst door gunstige leningen te verstrekken aan twijfelachtige investeerders, particulieren en woningkopers. Daarbij ook gestimuleerd door de staat, die zich maar al te graag garant wilde stellen voor terugbetaling (hypotheken en bevordering eigen woningbezit). Daardoor begonnen eerst in Amerika, en later ook in Europa banken "om te vallen".

Het hek was van de dam. De economie groeide niet meer, landen moesten bezuinigen als nooit tevoren sinds de Grote Depressie van de dertiger jaren, en nieuwe economieën trokken werk, grondstoffen en kapitaal naar zich toe, zoals Brazilië, China en India. In zulke omstandigheden verdween alle enthousiasme voor Europa. De landen in de gevarenzone van de euro met de grootste schulden en financieringstekorten waren de romaans-talige landen en Griekenland, de landen dus die vroeger het Romeinse Rijk vormden. Het zou interessant zijn om hiernaar een cultuur-historische studie te wijden. In een volgende blog-bijdrage kom ik hierop terug. Populistische politici daar begonnen af te geven op vooral Duitsland, de noordelijke landen moesten maar over de brug komen en stelden in de "troika" veel te hoge eisen. De noordelijke landen waren boos omdat de zuidelijke landen het geld jarenlang over de balk hadden gegooid met gouden sociale voorzieningen, niet-gespaarde maar uit staatskas betaalde pensioenen (je kon daar met 55 jaar al met pensioen), en/of corruptie en belasting-ontduiking. Vond men.

Kortom, de landelijke, en niet de Europese politici konden niet anders dan ingaan op het gemopper en de gevoelens van hun achterbannen. En daarmee meewerken aan de afschaffing van Europa en de eurozone. Maar helaas, dat kon ook niet, juist weer vanwege de greep waarin de financiële wereldmarkt Europa in zijn greep houdt. Iedere ingrijpende verandering in het Europese systeem dat leidt tot desintegratie van wat is opgebouwd, zal leiden tot kapitaalvlucht en lage kredietwaarderingen voor Europese landen. Het is een houdgreep, die alleen wat losser kan worden naarmate de rijkere Europese landen bereid zijn om hun financieringstekort iets te laten oplopen (en dus wat minder te bezuinigen) tegelijk met het blijven bezuinigen door de minder kredietwaardige landen, in de hoop op kredietverstrekking en investeringen door het noorden in het zuiden, om zo de economie daar weer aan te jagen. Dat ziet niemand gebeuren, want in Brussel loopt men op eieren: daar geldt de nationale achterban als degene die het voor het zeggen heeft, maar moet tegelijk Europa naar de mond worden gepraat.

Mensen willen méér door werk, of door macht (geld), en zelden minder. Mensen die niets om geld geven en schaapherder of verzorger worden, zijn in dit systeem "losers". West-Europa is deel van de wereld geworden, terwijl West-Europa tot de val van het IJzeren Gordijn  samen met Amerika toonaangevend was in de wereld. Nu zitten de kapitalisten overal, en willen de meeste volkeren een soort leven (materieel gezien)  dat lijkt op het Amerikaanse of Westeuropese leven, maar niet immaterieel gezien.

West-Europa is verzwakt doordat de voormalige Oostbloklanden voor een groot deel lid zijn geworden van de EU. Met uitzondering van de (alweer: noordelijke, niet RK) Baltische staten zijn dat arme landen met een hoge nationalistische en clan-cultuur die zichzelf  de hemel in prijzen omdat ze zo'n geweldige geschiedenis en moraliteit hebben, minderheden verafschuwen en houden van sterke leiders. De EU zien ze als middel om hun materiële levensstandaard te verbeteren, en voor de rest is het een dreigend gevaar dat niet te dichtbij moet komen met zogenaamde mensenrechten en scheiding van machten (d.w.z. onafhankelijke rechtspraak).

Toch kunnen we die landen niet in de steek laten, want er zijn twee alternatieven: ofwel de Russische invloedssfeer, ofwel aan hun lot overlaten. Dat laatste gebeurt al door te zware toelatingseisen voor de EU: dan voelen ze zich gekwetst en vernederd, met alle gevaren voor nationalisme van dien.

De Europese Unie bevindt zich in een wankel evenwicht. Het enige dat we kunnen doen is onderzoeken hoe we de Unie kunnen behouden door een politiek van "zachtjes aan, dan breekt het lijntje niet", en streven naar een eerlijker belastingcultuur in de hele unie door streng toezicht en strenge daden. Er zal langduriger en steviger tussen landen onderhandeld moeten worden. De oostelijke landen moet te verstaan worden gegeven dat nationalistische neigingen en groependiscriminatie niet worden gepikt. De zuidelijke landen moet worden voorgehouden dat belasting betalen en stevig bezuinigen als je een hoge schuld hebt, normaal is. In heel Europa moet een strengere wetgeving komen op het onttrekken van kapitaal aan belasting en economie door het offshore parkeren van geld. Mazen in de wet, waardoor dit legaal mogelijk is, moeten worden gedicht.

De geschiedenis leert ons, dat dit effectiever kan wanneer kopstukken die zich schuldig hebben gemaakt aan belastingontduiking, zwaar worden gestraft. Misschien is een aparte Europese rechtbank voor dit doel de aangewezen weg, per slot van rekening gaat er heel wat belastinggeld naar de EU. Die rechtbank kan dan ook zijn collega-banken die over het geld gaan, goed in de gaten houden, met behulp van een Europese dienst die losstaat van het bankwezen zelf. Nu is dat een Centrale Bank, maar een rechtbank of gerechtshof zou misschien effectiever zijn. Een bank die gered wordt met tientallen of zelfs honderden miljarden, heeft geleden aan wanbestuur. Wanbestuur van een bedrijf leidt tot faillissement, maar een bank heeft een bijzondere verantwoordelijkheid jegens de overheid en de samenleving. Dat bestuur moet dus worden gestraft, dan zien de Europese volken ook uit welke hoek de wind waait. Nu wordt in de bankenwereld gewerkt met een vrijblijvende beroepscode, maak van die code een wetboek zou ik zeggen.


zondag 21 april 2013

De zwaartekracht- II

Veel mensen denken voordat ze inslapen, aan allerlei leuke dingen. Mijn leuk ding is het heelal. Laatst vroeg ik me af, of de zwaartekracht niet een soort stuwkracht zou kunnen zijn, die het heelal laat uitdijen en voorwerpen zogenaamd naar de aardoppervlakte laat vallen, wat in werkelijkheid "duwen" zou kunnen zijn. De appel wordt dus van de boom geduwd, en wij worden met onze huizen, auto's enz. op het aardoppervlak geduwd, door de ruimte. DE aarde wordt in haar baan om de zon gehouden ook weer door de duwkracht van de ruimte, en zij draait door de snelheid die ze al vier miljard jaar heeft.

Nu dacht ik deze week: wat gek eigenlijk, dat op de uiterste, super-grote afstand die we in het heelal kunnen waarnemen, verspreid over het nachtelijk uitspansel, door de geleerden het begin van het heelal wordt gesitueerd. Het heelal was in het begin veel kleiner dan nu, sommigen zeggen zelfs niet groter dan een ei, het beroemde "kosmisch ei" dat slechts enkele milliseconden bestond, tijdens de oerknal. Ik vond het gek, dat dat veel kleinere heelal zo groot is als je ernaar kijkt, namelijk het hele uitspansel omvattend, zowel hier op het noordelijk halfrond als op het zuidelijk, als een gigantische bol om de aarde heen.

Vrienden op facebook hebben me erop gewezen, dat dat komt doordat het heelal "in zichzelf gekromd" is en dat het licht van sterrenstelsels op bv. 1 miljard lichtjaar afstand via een kromme baan onze aarde bereikt. Dat komt door de zwaartekracht, wordt er gezegd, en dat zal wel goed door de kosmologen zijn berekend.

En dat is nog niet alles: men zegt, dat het heelal uitdijt en steeds maar uit blijft dijen. Dan denk ik: waarheen dan? Niet naar die uiterste, grote bol die ik zojuist heb beschreven, want daar ligt het begin, toen het heelal nog zo klein was, maar dat we als door een vergrootglas van zwaartekrachtkromming, zo groot waarnemen. Er is maar één oplossing: het heelal dijt uit naar binnen. Vandaar ook de duwkracht van de zwaartekracht. Hele sterrenstelsels komen met grote snelheid op elkaar afgevlogen. De Andromeda-nevel, die het dichtst bij onze Melkweg ligt op vier miljoen lichtjaar afstand, komt op ons afgevlogen, want Melkwegstel en Andromeda-stelsel worden naar elkaar toe geduwd. Zo worden alle stelsels die in elkaars buurt liggen, naar elkaar toegeduwd. Neem ook Zwarte Gaten. De ontploffing van een supergrote ster wordt een "supernova" genoemd. In elk sterrenstelsel zijn er enkele honderden. Het is geen ontploffing waarbij alle ster-materie de ruimte in wordt geslingerd, nee, het is gedeeltelijk een explosie en een implosie. De buitenste lagen worden weg-geëxplodeerd, en de binnenste lagen imploderen tot een bal ter grootte van een flatgebouw, met een enorme dichtheid, waarvan de zwaartekracht (duwkracht van de ruimte)  zo groot is, dat zelfs het licht er niet uit kan ontsnappen. Een lucifersdoosje materie van die bal weegt evenveel als de Mount Everest.

Die uitdijïng naar binnen is eigenlijk een tegenstrijdigheid, want hoe kan iets naar binnen uitdijen. Toch is dat het enige logische antwoord op de vraag hoe het heelal kan uitdijen, terwijl er geen kant is om op te gaan, want de randen van het materiële heelal (wat niet hetzelfde is als het totale heelal, die gevuld is met ruimte) vormen niet de eigenlijke randen, maar het centrum van het heelal in de vorm van een oerknal, een oerknal-ei.

Nog is dat niet alles: doordat iets wat bv. 1 miljard lichtjaar van ons afstaat, kunnen wij dat iets alleen zien in de vorm zoals het 1 miljard jaar geleden eruit zag. Misschien is het er wel helemaal niet meer, en een half miljard jaar geleden ontploft of anderszins verdwenen, of totaal van plaats veranderd. Als je je dit realiseert, worden veel kosmologische waarnemingen twijfelachtig en kun je daar ook weer over gaan nadenken, over hoe dat zit.

Tenslotte is er de roodverschuiving: hoe verder een object van ons afstaat, hoe sneller het zich van ons af beweegt (behalve de nabije objecten zoals het Andromeda-stelsel dat juist naar ons toe beweegt, maar dat is slechts een viertal miljoentjes lichtjaar van ons vandaan). Dat weten we dankzij de roodverschuiving, een soort Doppler-effect maar dan niet met geluid, maar met licht. Hoe valt dat dan weer te rijmen met het naar binnen toe uitdijen van het heelal, en ook: hoe valt dat te rijmen met het feit dat het 1 of 2 miljard jaar geleden is dat die snelheid van ons af heeft plaatsgevonden. Dat object is dan nu 1 of 2 miljard verder van ons af dan de plek waarop we het waarnemen, of is het intussen stil komen te staan en vliegt het naar ons toe? Hè? Hè? Dames en heren kosmologen, leg me dat eens uit?


Een sombere gedachte

In De Gids van maart 2013 stond een interview met de beroemde Canadese evolutie- en bewustzijnsfilosoof Daniel Dennett, die in 2012 de Erasmusprijs won en die in Amsterdam in ontvangst kwam nemen uit handen van prins Willem-Alexander. Hij schreef o.a. de bestseller "Het bewustzijn verklaard". Een citaat uit dat interview trof mij bijzonder:

"Kijk eens wat we hebben gedaan. Tienduizend jaar geleden, toen de landbouw ontstond, waren er zo'n 500.000 mensen, misschien iets meer. Paul McCready berekende dat in die tijd de homo sapiens (de mens dus) plus hun vee en honden, een fractie van 1 procent vormden van de gewervelde biomassa, oftewel van de grote dieren hier op aarde. We waren veruit in de minderheid: 99,9 procent waren andere dieren. En dan rekenen we de zeevissen en de insekten enz. niet mee. Nu, tienduizend jaar later, in evolutionaire termen gezien een oogwenk, wat denk je dat het percentage is? Wij mensen plus onze dieren - voornamelijk vee - vormen samen 98 procent van de gewervelde biomassa op onze planeet!

Tussen de mens van nu en die van die van twintigduizend jaar geleden bestaat er amper genetisch verschil. Het verschil zit hem in de cultuur. De taal, het bewustzijn en de cultuur, die vormen vermoedelijk de grootste evolutionaire sprong in de geschiedenis van het leven op aarde".

Elders in het interview noemt Dennett het verwerven van denkvermogen samen met zelfbewustzijn en taal, mogelijk een doodlopende tak in de evolutie van soorten. Wij kunnen mogelijk een doodlopende tak zijn, en veel tekenen wijzen daarop. Een Nederlandse psycholoog, Piet Vroon, toont in zijn boek "De tranen van de krokodil" aan, dat de menselijke geest overheerst wordt door dierlijke aandriften. Deze worden door het verstand "gestuurd" in min of meer rationele, verstandige en "goede" gevoelens en gemoedsaandoeningen. Maar dit verstand kan ook redeneren, dat sommige gevoelens heilig zijn en oproepen tot de roem en eer van de eigen clan, groep of nationaliteit, en tot agressie en onverdraagzaamheid tegenover anderen. Dit versterkt dezelfde gevoelens bij die anderen. Ook kan het verstand redeneren, dat jij degene bent die geweldig is, en dat anderen (als onderworpen apen op de rots) er zijn om jou te dienen. Vaak loopt dat ook zo, en zijn jouw onderdanen veel te bang voor jou om jou op andere gedachten te proberen te brengen.

Met andere woorden, we zitten met ons allen in een overvolle boot midden op een oceaan. En wat doen we? Elkaar bevechten, omkopen en de boot leegroven: wie het eerst komt, het eerst maalt. Het is vijf voor twaalf, en ik vrees dat onze egoïstische dierlijke aandriften, die toen we nog dieren waren, best functioneel waren, door het verstand van velen tot "heilig" zijn verklaard en nu alleen nog maar dienen tot afbraak en destructie.

Kijk wat de verschillende culturen op de wereld in feite aan het doen zijn om voor zichzelf zoveel mogelijk materiële levensvoorwaarden (die voor de een het dagelijks brood zijn en voor een klein aantal anderen hun vette bankrekeningen)  veilig te stellen, en je wordt vanzelf somber. Kijk ook hoe fanatiek in Islamitische landen en in Oosteuropese landen het nationalisme en het geloof in één alomvattende godsdienst de aandacht afleiden (namelijk de eigen godsdienst, waarbij alle andere godsdiensten fout zijn en bestreden moeten worden) . Kijk hoe in de Verenigde Staten, de godsdienst en "the American Dream" het volk de overtuiging geeft dat de Amerikaanse denkwijze en cultuur de beste van de wereld is, en hoe daar het individu alle vrijheid krijgt zo rijk mogelijk te worden, zonder acht te slaan op de noden van anderen die niet rijk zijn (want die kunnen immers als ze maar goed genoeg hun best doen, ook rijk worden), en men meent met oorlogsgeweld de Amerikaanse zienswijze aan andere landen te moeten opleggen in een soort heilsmissie. Zie hoe in Zuid- en Midden-Amerika drugsbendes in voortdurend gevecht zijn met elkaar en de overheid, en een normale ontwikkeling van de samenleving onmogelijk maken. Zie hoe in Europa, net als in de VS, regeringen intensief met het nationale huishoudboekje bezig zijn, daardoor het milieu en de onderlinge solidariteit veronachtzamend, en hoe deze regeringen de nationale en anti-democratische sentimenten van de voormalige Oostbloklanden hebben onderschat, die nu lid hebben kunnen worden van de Europese Unie.

Zie hoe Afrika nog steeds lijdt onder bloedige stammen-oorlogen en animistische geloven, en hoe dat werelddeel als proefterrein en exploitatie-gebied wordt gebruikt door de rest van de wereld.

Zie tenslotte hoe de mensen zich samenproppen in honderden steden waar miljoenen mensen per stad bij elkaar wonen in onbestuurbare mensenhopen. Enkele tientallen van die steden bevatten meer mensen dan in een land als Nederland.

Tienduizend jaar hebben ons hier gebracht, een flits in de ontwikkeling van het leven. Is er nog hoop? Andere hoop dan die van evangelisten en voorvechters van de verschillende ideeënwerelden,die ontsproten zijn aan het verstand, om dierlijke aandriften in menselijk vaarwater te leiden, en niet ontsproten aan de redelijkheid zelf? De hoop van de rede? Dat is inderdaad de enige hoop, maar wie predikt die op een zodanige manier dat massa's mensen er gevolg aan zullen geven?

donderdag 18 april 2013

Nog even iets over Spinoza, de zogenaamde atheïst

Spinoza redeneerde: met godsdienst moet je niet beginnen met de schepping en van daaruit een God concluderen, maar andersom. Hij redeneerde aldus (in vereenvoudigde termen):
1. Alles wat er is, en alles wat er gebeurt, komt voort uit God.
2. Dus ook rampen, ziekten, misdaden enz., en niet alleen de mooie bloemen en prachtige dieren en de schitterende sterrenhemel, of de liefde, komen voort uit God.
3. Dat is zo, omdat er niets anders is dan de wereld en het universum waarin wij mensen ons bevinden. Er is gewoon niets anders, hier moeten we het mee doen. Gode zij dank.

Latere ontdekkingen in de evolutieleer hebben deze woorden bevestigd. Alle neigingen in de mens zijn direct te verklaren uit dezelfde soort neigingen bij hogere zoogdieren, met name mensapen, op één eigenschap na, die is alleen op indirecte wijze uit de evolutieleer te verklaren. Die ene eigenschap is het onderscheid maken tussen "goed" en "kwaad".

Een aantal traditionele godsdiensten verbinden dat onderscheid direct met God. God is het goede en uit de mens komt het kwade voort, wordt er gezegd en geschreven. Dat is dus omgekeerd redeneren, namelijk vanuit de schepping, en niet vanuit God. Je kunt het ook eenvoudig weerleggen door te vragen: "als uit God het goede voortkomt en uit de mens het kwade, hoe kan het dan dat God de mens geschapen heeft, een wezen dat ongehoorzaam was aan Hem en het kwade wilde?" Wat goed is en wat kwaad is, daarover denken mensen ook verschillend.  De natuur, d.w.z de schepping, denkt niet, en zeker niet op verschillende manieren.

De neigingen tot genegenheid, tot agressie, angst, begeerte enz. zijn allemaal eigenschappen die hogere diersoorten ook hebben. Toen het wezen "mens" zich ontwikkelde, verkreeg dit wezen een evolutionaire voorsprong op andere soorten hominiden (mens-achtigen) en bleef er uiteindelijk alleen de homo sapiens over. De eigenschap die dit veroorzaakte, was verbeeldingskracht. De homo sapiens "leerde" zich situaties voor te stellen zonder dat die situaties daadwerkelijk aanwezig waren. Een vogel bv. bouwt een nest, elke soort steeds op dezelfde manier. De takjes verzamelende merel "denkt" daarbij niet aan het doel waarom hij dat takje oppakt en meeneemt naar de nestplaats, hij "verheugt zich" niet op het mooie nest en op het komende kroost erin. Als je tegen de hond zegt: "brokjes" "denkt" de hond dat die er meteen aankomen, "vanavond brokjes" begrijpt hij niet.

Het zich voorstellen van niet-aanwezige situaties gebeurde mogelijk via een proces, maar het kan ook een zogenaamde "sprong in de evolutie" zijn geweest. Het was het begin van het abstract denken en de grondslag voor planning. Het bood een zee van mogelijkheden: je kon gaan liegen en bedriegen om concurrenten uit te schakelen, je kon bang worden van dingen die er niet waren of er niet zouden komen, je kon slimme jachtmethoden gaan gebruiken zoals het opdrijven van grote dieren zodat die in een ravijn zouden vallen en je ze niet met gevaar voor eigen leven hoefde te doden, enzovoort. Mensen deden niet alles meer op dezelfde wijze, zoals andere dieren, maar hun methoden gingen verschillen, en de beste methode won. En er kwamen steeds andere, betere methoden. Het onderscheid tussen goed en kwaad werd ook zo geboren. Iets was "goed", "prima", "perfect", "kon beter" "waardeloos", "kan ermee door" enz., allemaal bewust en precies geformuleerd en geleerd. Deze criteria werden ook toegepast in de rechtspraak die binnen het stamverband ontstond, en wie kon de rechtspraak beter legitimeren dan God of de goden? Dieren maken dit soort onderscheiden niet of slechts heel rudimentair, en kennen geen rechtspraak, maar pure hiërarchie (pik- of bijt-orde) op basis van kracht, snelheid en alertheid.

Bij hogere diersoorten en ook bij mensapen zie je ook het verschijnsel "empathie" optreden: het vermogen om lijden of blijdschap te zien, en te treuren bij de dood van een soortgenoot. Door het voorstellingsvermogen, de verbeeldingskracht, werd deze mogelijkheid sterk verdiept, en ook de mogelijkheid om anderen met opzet leed aan te doen of te doden, zonder dat dit voor zelfverdediging of voortbestaan van zichzelf of gezin noodzakelijk was.

Spinoza zegt: goed en kwaad zijn alleen te onderscheiden aan de hand van maatstaven, waarom iets goed of beter is, en waarom iets kwaad of slechter is. God legt geen maatstaven aan, want alles wat Hij doet of gedaan heeft, kan niet beter. Als beter mogelijk was geweest, dan was dat er, maar dat is er dus niet. Dus God heeft dit zo gewild. Wij mensen moeten met onze verbeeldingskracht datgene doen, waarvan "de groep" voordeel heeft, en haar in dienst stellen van "de groep". Met "de groep" wordt hier bedoeld de voortzetting van de kudde, de roedel, of de apengroep, namelijk de stam, het dorp, de groot-familie. De stam is bij mensen nog steeds het product van een combinatie van voortplantingslijnen en van opname van vreemden alnaargelang die vreemden van nut kunnen zijn voor de groep.Vreemden die dat niet zijn, worden gedood of verjaagd, en ook eigen stamleden die zich misdragen, worden verjaagd, streng gestraft of gedood. Overal waar familiebanden minder belangrijk zijn geworden en er geen sprake meer is van stamverbanden maar van dorpsgemeenschappen en sociale netwerken over beroepsgroepen en vrienden en kennissen, zie je toch dit oerpatroon steeds weer opduiken waar mensen in organisaties samenwerken zoals politieke partijen, bedrijven, instituten enz.

Zo ontstaan de maatstaven (criteria) waarom iets "goed" is of "kwaad". Denk ook aan de voorschriften over wat "koosjer" of "halal" is, en die aan direct bevel van God worden toegeschreven. Binnen de stammen ontstaan dit soort voorschriften, en vele ervan zijn waarneembaar schadelijk, maar veel ook niet-waarneembaar schadelijk. Dat moorden en stelen slecht zijn, is duidelijk, het schaadt de stam. Ook het zomaar zich voortplanten met willekeurig welke partners is schadelijk. Naast eten en drinken (waarvoor strenge goed- en kwaadregels bestaan) is seks een van de sterkste aandriften van de mens, en omdat hierbij anderen in de stam direct betrokken zijn, bestaan hiervoor strenge tot zeer strenge criteria. De niet-zichtbaar schadelijke voorschriften hebben grotendeels te maken met weer die verbeeldingskracht, en/of komen mogelijk voort uit een periode van vóórdat de godsdienst was gesticht. Et is bv. geen reden aan te nemen waarom het niet-besneden zijn schadelijk zou zijn voor de stam, of het eten van varkensvlees of andere verboden diersoorten, of waarom zuivelproducten niet in één keuken verwerkt mogen worden waarin ook de vleesproducten worden bereid, maar men kan zich voorstellen dat dit in eerdere perioden wel gevaar voor de gezondheid zou kunnen opleveren.

Zo zien we hoe de mens er zelfs toe komt om zijn verbeeldingskracht aan te wenden niet alleen voor het onderscheid tussen goed en kwaad, maar ook voor het verklaren van dingen die hij met zijn verbeeldingskracht en inzicht in oorzaak-gevolgketens niet kan verklaren. De godsdienst bekleedt de mens met ingebeelde macht. Hij kan zich, eenmaal een godsdienst aangenomen hebbende, niet voorstellen dat er dingen in de wereld zijn die onverklaarbaar zijn. Alles is via de godsdienst verklaarbaar. Tegelijk worden "goed" en "kwaad" beschreven in door God geleide boeken. God is "Iemand" zoals wij, we kunnen met Hem communiceren, Hij beloont en straft, Hij is een vergevingsgezinde vader, één en al liefde, een jaloerse godheid, een commanderende leger-aanvoerder en een feilloze scherprechter, allemaal alnaargelang de stam de criteria aanlegt van "goed en "kwaad" en tegelijk aanneemt dat God deze criteria heeft geformuleerd. Als God een menselijke hand leidt om Zijn openbaring te schrijven, waarom zou Hij dan niet een menselijke hand leiden bij het volbrengen van een doodvonnis?

Spinoza doet daar niet aan mee, reden waarom hij verketterd is en zijn boeken pas na zijn dood verschenen. Hij leefde zoals hij dacht dat dat het beste paste voor de mens in de natuur: namelijk sober, menslievend, niet aanstootgevend, en opkomend voor het rechtvaardige. Hij weigerde diverse goedbetaalde  hoogleraarsposten, omdat hij wel voorzag dat zijn zienswijzen op problemen zouden stuiten bij zijn broodheer, maar ook omdat hij geen behoefte had aan roem en rijkdom. Deze posten werden hem aangeboden omdat hij een uitgebreide vriendenkring had, en een deel van de adellijke elite onder de indruk was van zijn filosofie, die ze kenden uit brieven en handschriften, niet uit publicaties. Hoewel hij het niet eens was met de godsdiensten waarvan hij lidmaat was geweest, bekritiseerde hij die niet tijdens zijn leven, deze kritiek bleef verborgen in zijn geschriften tot na zijn dood. Hij voorzag in zijn levensonderhoud met het slijpen van lenzen.



Gezagscrisis? Enkele korte gedachten.

Je hoort en leest overal, dat er "tegenwoordig geen respect voor het gezag" meer bestaat, en dat dat vroeger, dus in de twintigste eeuw, nog wel bestond. Ik geloof niet, dat het respect voor gezag verminderd is bij de Nederlanders. Wel zijn de omgangsvormen veranderd. Zie bijvoorbeeld hoe Willem Alexander en Máxima zich lieten interviewen: de aanstaande majesteiten en de interviewers in dezelfde soort fauteuils, zelfde kleur, model en stof, in een vierkante opstelling. Máxima zei dat mensen haar desnoods bij de voornaam mochten noemen. "Vroeger" waren protesteerders, die niets met "gezag" hadden, meer georganiseerd in grote groepen, demonstraties waren massale gebeurtenissen, met of zonder ME. In de zeventiende en achttiende eeuw waren volksopstanden in de steden gewoon, en bijzonder gewelddadig.

De grote verschillen met "vroeger" zijn de toegenomen mobiliteit, het internet en de toegenomen opleidingsniveau en welvaart.

Door de toegenomen mobiliteit stroomden minstens een miljoen immigranten het land in vanuit landen met ofwel een chaotische, ofwel een bijzonder sterke gezagsstructuur. Hun kinderen moesten hier opgroeien deels in de cultuur van hun ouders, en deels in de cultuur van dit land. Dat gaf en geeft wrijvingen in de omgangsvormen, zeker waar de overheid de verkeerde maatregelen nam: aanvankelijk moest de thuiiscultuur van de immigranten zoveel mogelijk worden gerespecteerd en gestimuleerd, daarna moest er geïntegreerd en geassimileerd worden. Inburgeringscursussen werden verplicht gesteld, maar waren nooit en nergens een succes. Nu nog bevat de inburgeringstoets vragen over bv. het verschil tussen Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten, en over de scheiding der machten. In plaats van over dingen uit het dagelijks leven, waaraan bij laaggeschoolden in eerste instantie behoefte is. Hoeveel laaggeschoolde Nederlanders zouden hier bijvoorbeeld het antwoord op weten? De toegenomen mobiliteit werkt integratie ook tegen: er wordt vaak en intensief gereisd tussen landen van herkomst en ons land, zeker van en naar Marokko en Turkije. De wrijvingen en problemen worden ook niet minder door de toestroom van vluchtelingen, al dan niet legaal. De groepen die instromen, kennen een sterke erkenning van gezag, maar minder voor Nederlandse ambtenaren en instituties, en des te meer voor gezagsdragers uit de thuiscultuur. Zij voelen zich vaak gediscrimineerd, dikwijls terecht, en belanden samen met de hun omringende Nederlanders in een negatieve spiraal: discriminatie, al is het maar een paar keer, roept meteen een gevoel op van door iedereen te worden gediscrimineerd, en wangedrag, al is het maar enkele keren, roept meteen bij Nederlanders een gevoel op dat alle laag- of middelbaar geschoolde buitenlanders zich niet gedragen. Gevolg: wederzijds disrespect, minachting en niet-aanvaarden van gezag, op een deelterrein van de samenleving.

Het Internet versnippert protesten tegen gezag, waar het vroeger georganiseerd optrad. De blogs en de sociale media staan vol met scheldkanonnades en verbale aanvallen op autoriteiten. Wie vroeger vakbondsvergaderingen en vergaderingen van plaatselijke afdelingen van politieke partijen bezocht, of de stamtafel van een willekeurig café, hoorde dezelfde scheldpartijen, maar die bleven binnen de muren van de zaaltjes en café's. De afdelingsbestuurders zorgden ervoor, dat onvrede en boosheid in nette bewoordingen werden verpakt, voordat ze in de krant kwamen of doorgegeven aan werkgevers of ministers. Het internet maakt ook directe contacten mogelijk tussen gezagsdragers en burgers, zodat de afstand kleiner wordt (en niet groter zoals politieke analisten graag beweren). Veel meer dan vroeger weten politici wat er onder de bevolking leeft, en als ware marketing managers spelen ze hier op in. Desondanks is "het vertrouwen in de politiek" sterk verminderd als je de politieke analisten mag geloven. Dat komt niet doordat de afstand tussen burger en politicus is vergroot, integendeel, het komt door de verkleining van die afstand. Bij een grote afstand is er meer vertrouwen nodig, en kan er ook meer vertrouwen worden gegeven, omdat die afstand dat noodzakelijk maakt. Met internet en TV voelt iedere burger zich op één niveau staan met een kamerlid of minister, of met de burgemeester en de wethouder. Internet en TV werken ook als een vergrootglas: respectloos gedrag wordt uitvergroot, er wordt op "gefocused" en opinieleiders zoals politici doen er hun twijfelachtig populistisch voordeel mee.

Dat is mede te danken aan het toegenomen opleidingsniveau. Dit heeft ook een uitstralende werking tussen burgers onderling: laag opgeleide burgers leren dikwijls van hoogopgeleiden, hoe ze moeten formuleren, waar ze op moeten letten in hun contacten met autoriteiten. De autoriteiten zelf dalen ook af van hun hooggeplaatste posities: academisch geschoolde artsen, juristen, hoogleraren, bestuurders enz. laten zich bij de voornaam noemen, en gaan op voet van gelijkheid met hun patiënten, cliënten, studenten en burgers om. Daarbij valt wel op, dat het respect voor de hogere positie blijft bestaan, maar vaker dan voorheen zie je toch, dat dat respect er niet is, of veel minder. Dikwijls blijkt dan, dat dit wegblijven van respect zich vroeger ook voordeed, maar toen geen aandacht kreeg. In de zestiger jaren bijvoorbeeld maakte ik mee, dat een student (die ik kende) een hoogleraar een klap in zijn gezicht gaf, omdat de student het niet eens was met de theorie die de professor verkondigde. De student kreeg een bekeuring en het stond in geen enkele krant, zo ging dat toen. Het was een incident, de echte onvrede in de zestiger jaren uitte zich in  demonstraties en gebouw-bezettingen door groepen studenten en krakers. De zich misdragende student werd zelfs niet geschorst, misschien had hij excuses aangeboden, dat weet ik niet meer. Nu wordt van zoiets een filmpje gemaakt en op internet gezet, met alle versnipperde gevolgen van dien, demonstrerende groepsacties zijn er niet of nauwelijks meer. Het toegenomen opleidingsniveau, gepaard aan toegenomen informatie over gezagsdragende instituties, zorgt voor veel meer mondigheid onder burgers. Dat zorgt op zijn beurt (via de uitstralende werking daarvan) weer voor een groot aantal mensen die via de sociale media denken gefundeerde kritiek te leveren, maar niets dan hol geklets produceren omdat ze niet weten wat gefundeerde kritiek is en hoe je die moet verwoorden. Dat is op zichzelf niet zo erg, maar zij denken vaak ook, dat deze kritiek serieus genomen moet worden. Zij zijn de roepers in de vroegere plaatselijke vergaderzaaltjes, alleen er zijn nu dus geen modererende bestuursleden meer die hun onvrede wel kunnen verwoorden.

Tenslotte is er de toegenomen welvaart. Respect werd vroeger verkregen door een bepaald soort kleding, auto en/of huis. Je zag dan dat iemand directeur was, professor, advocaat, tandarts, of zelfs leraar aan een middelbare school. Gewone werknemers woonden in rijtjeshuizen, arbeiders in "volksbuurten". Een Turk of Marokkaan zag je tot in de zestiger jaren net zo dikwijls of weinig als willekeurig welke andere buitenlander dan ook. Vluchtelingen waren er bijna niet, hoogstens een paar uit Hongarije toen dat land in opstand was gekomen tegen de Sovjet-Unie. De "volksbuurten" worden nu helemaal bezet door geïmmigreerde gezinnen. De oorspronkelijke bewonersgroepen zijn welvarender geworden en wonen waar destijds het kantoorpersoneel woonde: de rijtjeshuizen, of in nog mooiere buurten bij de leraren van de middelbare school of zelfs de hoogleraren, want ze zijn een bedrijf gestart, of advocaat geworden. De standen die je tot in de zestiger jaren had, zijn diffuus geworden. Ieders mening wordt evenveel gerespecteerd, we zijn democratischer geworden. Wel zie je ook hier weer doorgeslagen gedrag: overvallen, inbraken, tasjesdieverij enz. als gevolg van snel bezit willen krijgen zonder opleiding of sollicitaties waardoor je dat bezit na enig werken zelf kunt kopen, en niet te vergeten de drugshandel en wietkwekerij, inmiddels in handen van criminele netwerken. De open grenzen van de EU en de grotere mobiliteit zorgen ook niet voor afname van het aantal roofovervallen en inbraken.

Nee, ik geloof niet dat "we" respectlozer zijn geworden. Wie om "respect" roepen, zijn mensen, jongeren vooral, die zich gediscrimineerd voelen, en dat gevoel ook koesteren om een of andere psychologische reden. Bijvoorbeeld om geaccepteerd te worden in een groep "lotgenoten", of om geweld te "mogen" plegen tegenover mensen die zij als discriminatoren beschouwen of liever, wensen te zien. De maatschappij als geheel  is wel individualistischer en meer versnipperd geworden, maar "we" hebben in het algemeen denk ik niet minder respect voor elkaar en voor gezagsdragers dan vroeger, ondanks alle berichten over agressie tegen hulpverleners en poltie, roofovervallen en straatschenderijen. Daar moet zeker wat aan gedaan worden, maar laten we het niet gebruiken voor de conclusie als zou er in het algemeen minder respect voor gezag bestaan.




dinsdag 2 april 2013

Het symbool "Oranje"


Het huis-Van Oranje Nassau heeft een bewogen geschiedenis. Het begon allemaal nog eerder dan bij Willem van Oranje, hoewel de meeste geschiedenisboekjes op school daar beginnen. De oom van Willem, René van Chalon, was prins van Oranje, doordat deze dat prinsdom weer van zijn oom had geërfd. Willem erfde het prinsdom op 11-jarige leeftijd van René van Chalon. René van Chalon was al graaf van ondermeer Nassau, Breda en Vianden. De combinatie Oranje-Nassau begon daar dus. René was reuze trots dat hij nu prins was geworden en tevens soeverein vorst. Dat wil zeggen, er stond geen koning of keizer boven hem, aan wie hij verantwoording af moest leggen. Hij koos als wapenspreuk: "Ik zal Chalon handhaven"("Je maintiendrai Chalon").  Dat gold alleen voor het prinsdom Oranje, in andere "bezittingen" bleef hij gewoon graaf of hertog. Ook werd hij ambtenaar, dat wil zeggen stadhouder in Holland, Zeeland en Utrecht. Stadhouder heeft niets met "stad" te maken, maar met "statt", het Duitse woord voor "in plaats van". Het betekent dus een soort "commissaris van de landheer (keizer, koning)", gouverneur, plaatsvervanger in bepaalde gebieden die ver weg lagen van het regeringscentrum of "thuisland" van de koning of keizer. Naast, of liever boven, de stadhouder stond de landvoogd(es). Dat lijkt verwarrend, maar een stadhouder was vaak eigengereid en de koning zag liever een trouwe vazal die hij strak aan het lijntje kon houden. Daarom waren veel landvoogden ook vrouwen. Het ontslaan van een stadhouder zat er niet in, want daarvoor waren de afstanden te groot en kon een stadhouder, een rijk edelman met veel vrienden onder de adel,  opstandig worden.

Dat was precies waar het in de Nederlanden op uitdraaide. Volgens de traditie was Willem van Oranje de vader des vaderlands, omdat hij uitdrukkelijk de kant koos van het door Spanje en zijn inquisitie onderdrukte volk. Een aantal hoge edellieden die zijn vrienden waren, werden ook namens de starre, streng-katholieke Filips terechtgesteld.

De geschiedschrijving is echter hier en daar oranje gekleurd, in werkelijkheid was Willem een sluw persoon, die nooit het achterste van zijn tong liet zien ("de Zwijger") en het rijke Holland als een gouden kans zag om de status van Nassau-Oranje (later omgedraaid) in Europa te verhogen. Hij verstond de kunst van het intrigeren en contacten leggen of juist vermijden als geen ander, en de koning van Spanje "heeft hij altijd geëerd" volgens het volkslied. De meeste van zijn nazaten hebben deze eigenschappen geërfd tot en met Willem III, de koning van Engeland, die nog (mislukte) pogingen ondernam om Holland tot een Engelse provincie te maken. Willem de Zwijgers' zoon Maurits was een begaafd militair strateeg, die revolutionaire krijgsmethoden aanwendde, die ook door Frederik Hendrik ( de stedendwinger) werden gebruikt. Maurits zag dat de orthodox-calivinistische godsdienst hem beter te pas kwam, als hij de steun van het gewone volk wilde verwerven tegenover de wat intellectualistische vrijzinnigheid van de Arminianen, waar de rijke kooplieden en regenten naar de kerk gingen, en die natuurlijk in de hoofdstad Amsterdam de dienst uitmaakten. Als legeraanvoerder en kundig militair, en tevens domineesvriend op het platteland en de kleinere steden, zag hij al gauw aanleiding voor een staatsgreepje ("verzetting van de wet"), en liet Raadpensionaris Oldenbarneveldt onthoofden. De aanleiding was dat Oldenbarneveldt hem naar Duinkerken stuurde om de kapers daar een lesje te leren, terwijl Maurits dat te risicovol vond, (het was tenslotte slechts in het belang van de rijke stad Amsterdam en het kapen kwam Maurits dus wel goed uit) en ook, dat Oldenbarneveldt burgerwachten (waardgelders) instelde in de steden, om godsdienst-rellen tegen te gaan (veroorzaakt door calvinisten uit het volk, opgestookt vanaf de kansel, tegen Arminiaanse notabelen en dominees - de geest van de beeldenstorm keerde zich nu tegen te grote vrijzinnigheid). Dus was Oldenbarneveldt een "landverrader" en werd hij terechtgesteld. Helaas voor Maurits bleef het bij een tijdelijke "verzetting van de wet", hij verwierf geen absolute macht over de Republiek, daarvoor waren de weerstanden tegen een monarchie te groot, en het Staatse leger werd betaald door de Staten. Het maakte het landsbestuur van de Verenigde Nederlanden er niet duidelijker op. Spanje, de Staten, en Oranje streden om de macht, en de godsdienstige verschillen dienden mede als brandstof voor de strijd.

Maar goed, dat was dus eeuwen geleden, en moeten we ons daar nu nog druk om maken? Ja, want de Oranjes maken aanspraak op de Nederlandse troon, en worden op die troon toegejuicht, als dé familie die Nederland onafhankelijk en groot heeft gemaakt. Laten we het zo zeggen: Oranje streed voor zichzelf, en had daar de Nederlandse onafhankelijkheid, onder Oranje, voor nodig. Die onafhankelijkheid kwam er, alleen niet meteen onder Oranje, de macht moest worden gedeeld met de Staten-Generaal, en de Nederlanden bleven een Republiek. De Franse Revolutie deed de laatste stadhouder, Willem V, naar Engeland vluchten. Na de val van Napoleon werd diens zoon Willem-Frederik, terug naar Nederland gehaald om daar koning te worden: het doel van Oranje was bereikt.

Was oorspronkelijk de elite in de Nederlanden een tegenstander van te grote Oranje-macht, tijdens de laatste stadhouder Willem V, toen de Republiek sterk in welvaart achteruitging, werd Oranje het centrum van de macht en schurkte de elite zich tegen Oranje aan. Corruptie, vriendjespolitiek en baantjesgeverij gaven de toon aan in het landsbestuur, het "van adel zijn" werd weer belangrijk, waar vroeger ondernemingszin en koopmansgeest de toon aangaven. Zelfs veel dominees keerden zich tegen Oranje, en propageerden de republiek, vanwege de verdorven moraal van de elite. Pruisen moest eraan te pas komen om de oranjemacht te herstellen met een leger, aanleiding was de aanhouding van de vrouw van Willem V door een patriottische burgerwacht.

Helaas was Nederland als "grootmacht" verleden tijd. Ons land werd eerst een vazalstaat van Frankrijk onder de naam "Bataafse Republiek", toen aanhangers van republikeinse beginselen de macht veroverden, en later een koninkrijk onder Franse soevereinteit. Toen Napoleon was verslagen, zagen de Orangisten hun kans schoon, dank zij de steun van het congres van Wenen, om Oranje weer op de troon te krijgen. De keizer van Frankrijk, Napoleon, had nog een neef, Napoleon III, die eerst president werd, maar na enkele jaren zichzelf weer tot keizer uitriep. Koning Willem I, die zichzelf tot koning uitriep, had zich de eerste twee jaar van zijn regering nog geen koning durven noemen, maar "souverein vorst". In Frankrijk werd na Napoleon de Eerste Republiek gevestigd, want de andere landen in Europa waren als de dood dat daar weer een vorst de lakens zou gaan uitdelen, maar wilden aan de andere kant ook geen republikeinse experimenten, dus overal elders werden weer koningen en keizers de baas. Alleen in een aantal landen bleven die aan de macht, in de meeste werden ze in de loop van de tijd vervangen door de republiek als staatsvorm, omdat het koningschap zich niet verdraagt met de parlementaire democratie onder een grondwet. Koning Willem II moest buigen voor de dreiging van een republiek door al zijn bevoegdheden in te leveren voor de grondwet van 1848, die de koning handhaafde onder een aantal vreemde, verwrongen bepalingen, die de koning bestuurlijk gezien tot een vogel in een gouden kooi maakten. Waar in Europa de koning gehandhaafd bleef, kreeg hij of zij een marginale of helemaal geen rol in het landsbestuur, of slechts een ceremoniële. Wel bleef de koning(in) populair onder grote delen van de bevolkingen van die landen, omdat hij/zij gezien wordt als een soort nationaal symbool, hij / zij draagt dan ook de titel van staatshoofd, en vooral verjaardagen, geboorten, huwelijken enz. gaan met "nationale vreugde" gepaard, en overlijdens met ceremoniële rouw. Zo nu en dan wordt Oranje gebruikt als strijdmiddel tegen het socialisme of tegen andere gevaren die Nederland bedreigen. De 2de wereldoorlog versterkte de band tussen volk en Oranje enorm. Logisch, want zij waren een al 150 jaar ingestampt nationaal symbool, tegenover een gehate en misdadige bezettingsmacht. Bij de Duitse inval werd de familie in allerijl naar Engeland overgebracht, en de Juliana, de enige dochter van Wilhelmina, met haar man en kinderen zelfs naar Canada, omdat ook Engeland te onveilig werd geacht. De Duitse prins Bernhard was demonstratief aanwezig bij de ondertekening van de Duitse capitulatie in hotel De Wereld in Wageningen. Alleen in Spanje is het koninkrijk in 1975 hersteld, als consolidatie van de rust na decennia van strijd en dictatuur, maar ook daar heerst de parlementaire democratie.

Bronnen: Wikipedia en J.G. Kikkert: Oranje Bitter, Oranje Boven.