woensdag 18 september 2013

Multinationals, banken en beleggers, en ons interne belastingsysteem

Het belasting- en bekostigingssysteem is vreselijk ingewikkeld. Meer dan de helft van de het belastinggeld wordt uitgegeven aan loonkosten van ambtenaren, uitkeringsgerechtigden en gesubsidieerde instellingen. Die betalen ook belasting, misschien wel een derde van alle opgebrachte belastingen. Zo wordt de staat een geldpomp van lonen en uitkeringen. In de loop van zo'n 100 jaar is dit systeem zo gegroeid.

Dee bedrijven produceren goederen en diensten, en veel van die goederen en diensten worden verkocht aan de overheid, dus die bedrijven ontvangen ook belastinggeld (wat de overheid overhoudt na aftrek van de loonkosten en uitkeringen), maar betalen het ook weer (vennootschapsbelasting, winstbelasting enz.) en de uitkeringen en lonen gaan voor een deel ook naar de bedrijven via kopende loon- en uitkeringstrekkers (na aftrek van wat die aan belasting en premies betalen).

De staat is een soort computer die uitrekent hoeveel u en ik mogen kosten aan levensonderhoud, en de rest gebruikt voor "dingen die nodig zijn in het algemeen belang". Zo is het, en niet andersom zoals men het vaak doet voorkomen, wat dat betreft verschillen we weinig van en socialistische staat. Welke instanties, organisaties en instellingen daarvan hoeveel krijgen, wordt in de politiek bepaald. Het gevaar bestaat, dat hierbij gediscrimineerd gaat worden: o, die en die hebben minder nodig, dus die kunnen nog wel wat meer bijdragen. Of: die en die hebben meer nodig, dus die hoeven minder bij te dragen en/of krijgen meer. Zo zullen binnenkort de ouderen wel extra worden aangepakt, want statistisch onderzoek heeft uitgewezen dat die met z'n allen meer geld hebben dan niet-ouderen. Zo heb je ook minimumlonen, minimum-jeugdloon, en had je vroeger vrouwenlonen.

Door te bezuinigen, gaan er veel banen verloren en komen veel mensen in een uitkeringssituatie. Daardoor komt er ook minder belastinggeld binnen. Helaas, het is niet anders, zegt Rutte, want er is niet genoeg belastinggeld om alles wat de overheid moet bekostigen, te betalen. Dat klopt niet met het systeem. De overheidscomputer piept namelijk, dat er meer mensen en baan moeten hebben, anders komt er nog minder geld binnen dan we al hadden en moeten we meer aan uitkeringen uit gaan geven.

Er is maar 1 conclusie mogelijk: er zijn machten aan het werk, die het geen reet kan schelen of mensen en baan hebben of niet, en of mensen en zorgsysteem hebben of niet, en of mensen onderwijs hebben of niet enzovoort. Die machten willen NU poen, en of ze dat in Nederland of Europa of in China moeten halen, zal ze worst zijn. Deze machten kunnen niet door onze regering gestuurd worden: als er iets gebeurt wat ze niet bevalt, gaat hun geld gewoon ergens anders heen. Dat is ook de oorzaak van de crisis, en ook waarom banken nu bijna geen geld meer lenen aan ondernemers en hypotheekvragers. Sinds de staat ze heeft opgekocht, moeten ze zaken doen in verre landen, want daar valt meer te verdienen dan hier. De pensioenfondsen en particuliere miljonairs en miljardairs hadden dat ook al door. Wij moeten gewoon ons best doen om voor hen weer aantrekkelijk te worden: en kleinere overheid, minder dure voorzieningen die niks opleveren dan de schamele koopkracht van hen die bij die voorzieningen werken (dus alleen indirect en op langer termijn aantrekkelijk voor het multinationale bedrijfsleven en de geldhandel), en dus minder belasting.

En de hele wereld kijkt naar die machten, en politici zitten tussen twee krachten: die van de kiezers, grotendeels niets-hebbers die op rechtvaardige manier behandeld willen worden, en die van de rating-bureau's en Brussel, die bepalen hoeveel rente er betaald moet worden op onze staatsleningen. Als de staat vandaag zeegt: we gaan de werkgelegenheid stimuleren door een begrotingstekort van 10% in te boeken, dan kunnen de internationale geldleners niet wachten tot er genoeg belastinginkomsten zijn om de begroting sluitend te maken, ze zeggen zoek het maar uit en vraag maar geld aan de Europese Bank, maar niet teveel, wat anders gaan we naar Amerika, daar trekt het weer lekker aan dankzij de oliedollars. Want weet u, dank zij het feit, dat olie door de hele wereld in dollars moet worden betaald, ongeacht de waarde van die dollar, heeft Amerika nog een extra inkomstenbron bovenop de belasting, en gaat een deel van de prijs die bv. Nederland voor olie betaalt, via de conversie van euro naar dollar, richting USA. Daarom drukt men daar driftig dollars bij, iets wat voor de euro rampzalig zou zijn.

woensdag 31 juli 2013

OPDRACHT



Ik zie gestalten aarz'lend naderkomen,
Die 'k vroeger, onbevangen, heb gekend.
Zou 'k nu dan trachten om u vast te houden,
Voel ik mijn hart nog tot die waan geneigd?
U houdt maar aan, laat ik u dan vertrouwen;
Mijn borst voelt plotseling een jeugdig beven
Voor toverschijnsels die uw stoet omgeven.

U brengt mij beelden uit plezier'ger dagen,
En menig dierbaar weerzien doet zich voor;
Het is een oude, half verklonken sage
Waarin de eerste liefde wordt bemind;
De pijn wordt nieuw, herhaald wordt ook het klagen
Verdwalend door des levens dichte labyrinth,
U noemt de goeden, die door ijdel streven
Naar wat geluk, verdwenen uit mijn leven.

Zij horen niet meer wat ik nu ga zingen,
De zielen, ooit genietend van mijn zang.
Uiteen is nu het toen zo vrolijk dringen,
En wat ooit klonk, gestorven, ach, zo lang.
Voor onbekenden zijn mijn droeve dingen,
Hun lof zelfs maakt mij in gemoede bang.
Mocht verder iemand nog mijn lied waarderen,
Als hij nog leeft, ver weg zal hij mij eren.

Mij dwingt een lang ontwende wens te wonen
In dat zo stil en ernstig geestenrijk,
Nu zweeft op aarzelend verwaaide tonen
Mijn fluist'rend lied, Aeolus' harp gelijk.
Een huiv'ring wil met tranen mij belonen,
Mijn strengheid neemt voor mildheid nu de wijk;
En het nabije is tot nevelvorm vervlogen,
Het verre staat mij helder nu voor ogen.

Een democratische reactie op het libertarisme

Na lezing en overdenking van het libertarisch "pamflet" van "De democratie voorbij" van Frank Karsten en Karel Beckman kom ik tot de conclusie dat veel van hun kritiek op de parlementaire democratie terecht is, maar dat (1)  een aantal kritiekpunten onterecht zijn (bijvoorbeeld dat de moraal ten prooi valt aan de wet van de meerderheid) en (2) zij een utopische oplossing nastreven in de vorm van een soort staat die niet parlementair-democratisch is, maar het aan mensen zelf overlaat hoe zij met elkaar in vrijheid en in kleinschalig regionaal verband samenleven. Ik kan mij met de beste wil van de wereld niet voorstellen hoe dat dan zou moeten zonder enige vorm van overheidsdwang, en zonder dat "het recht van de sterkste" de overhand zal nemen. Ken uzelve, zei Socrates, maar ook: Ken de mens.

Wel denk ik dat we aan ons parlementair-democratisch systeem het een en ander moeten veranderen willen we tot een betere samenleving komen voor de toekomst. Ons systeem stamt uit de negentiende eeuw, en er is sindsdien veel veranderd. Ik denk dat het goed is om weer terug te gaan naar 1945, toen we begonnen met de wegen in te slaan die tot de huidige crisis hebben geleid. Sinds die tijd werden verschillende wetten ingevoerd die ons hebben verwend. Het is beter om iemand te leren vissen, dan om hem vis te geven. Dit spreekwoord is herhaaldelijk met voeten getreden. De regeringen konden alleen maar geven, het geld kwam als manna uit de hemel vallen, want de economie moest helemaal van de grond af worden opgebouwd, en dat gebeurde ook met veel voortvarendheid. Niet alleen regeringen, maar ook grote staats- en particuliere bedrijven stimuleerden niet tot zelfdoen, maar deelden uit. Zoals de Staatsmijnen, de textielindustrie, Philips (dat grote belastingvoordelen kreeg), de PTT, enz. Zij hadden allemaal (huur-)woningen, verenigingen, zorg-organisaties enz. voor het eigen prsoneel. De grootste voorloper van het CDA, de KVP, vond dat het eigen woningbezit moest worden gestimuleerd. Dit werd niet bereikt door spaar-aanmoediging, maar door aftrek van hypotheekrente van de inkomstenbelasting. Zo zorgden Rooms-rode kabinetten ook voor de AOW als algemeen staatspensioen voor iedereen, ongeacht rijk of arm, een WAO, die later onbetaalbaar bleek te zijn omdat werkgevers er hun overtollig personeel in dumpten (een hazenlip of kromme teen was al voldoende voor een WAO-uitkering) en natuurlijk veel, zeer veel subsidies waar je nu van je stoel af zou vallen als je ervan hoorde. Ambtenaren werden extra riant behandeld en hadden bv. eigen zeer gunstige ziektekostenverzekeringen en konden niet worden ontslagen tenzij misdaad in het spel was. Boeren kregen ook een voorkeursbehandeling, dankzij de voorloper van de EU, de EEG. Dit leidde tot grote melkplassen en boterbergen. De VVD, kan ik me herinneren, was hier fel op tegen, en rekende voor dat het grootste deel van de boeren voor niets werkte en hun boven-modale inkomsten uitsluitend uit subsidie verkregen: het was goedkoper hun een werkloosheidsuitkering te geven dan ze aan het werk te houden. Kortom, luilekkerland.

Pas in 1978 begonnen enkele top-politici in te zien dat het zo niet verder kon. Wikipedia schrijft hierover: "Bestek'81 was een nota die in de zomer van 1978 werd uitgebracht door het Nederlandse kabinet van Agt-Wiegel. Bestek'81 beschreef het voorgenomen sociaaleconomisch beleid tot en met 1981. Centrale punten waren de ontkoppeling van de uitkeringen en de overheidssalarissen van de loonontwikkeling in het bedrijfsleven. Ook moest de markt meer ruimte krijgen.
Het plan stuitte op hevig verzet in de samenleving. Van de uitvoering kwam weinig tot niets terecht, ook al omdat de fractievoorzitter van het CDA Ruud Lubbers de tijd er nog niet rijp voor achtte. Na twee jaar kreeg de minister van Financiën Frans Andriessen er genoeg van. Hij diende in 1980 zijn ontslag in; hij kon naar eigen zeggen zo niet werken."

Nog steeds, zo zeggen de libertariërs, vinden politieke partijen hun bestaansrecht niet in het stimuleren en aanmoedigen, maar in het geven. Dat komt ook door de Grondwet, die de overheid verplicht zich te bemoeien met allerlei zaken die mensen best zelf kunnen regelen zoals onderwijs, zorg, "volkshuisvesting" (het woord alleen al, het suggereert dat "het volk" door de overheid "gehuisvest" wordt) enz. Bovendien willen politici en politieke partijen graag herkozen worden, hun verkiezingsprogramma's staan vol mooie beloften waarvan de meeste niet waar gemaakt kunnen worden in vier jaar. Wanneer een partij een succes behaalt, schrijven zij dat zichzelf toe, en bij falen wordt het anderen toegeschreven. Veel beloften in deze tijd van crisis slaan op het behoud van voorzieningen aan de ene kant, terwijl er diep gesnoeid moet worden aan de andere kant. De kiezers "zappen" wanhopig van de ene partij naar de andere, of gaan gewoon niet meer stemmen. Natuurlijk komen steeds die partijen als winnaars uit de bus, die tekeer zijn gegaan tegen het "wanbeleid" van regerende partijen, maar zelf in de oppositie konden blijven zitten. De PVV heeft dit scherp ingezien, en komt bij de eerstkomende verkiezingen als anti-Europa- en buitenlanderspartij en beschermer van de ouderenzorg als grootste uit de bus. Ik wed dat ze echter niet gaan mee-regeren, zodat ze hun rol als roeptoeters en vertolkers van de frustraties van hun kiezers gewoon kunnen blijven voortzetten.

Geef ze eens ongelijk. De PVV maakt handig gebruik van het falen van het uitdeelbeleid en de verstikkende bureaucratie, alsmede van het onderschatten van "Europa" als ondergraver van de statelijke soevereiniteit door de traditionele partijen. We zijn nu het teveel aan krediet dat we sinds de 50er jaren in zalige naïviteit hebben opgebouwd, aan het terugbetalen. Ik doe de volgende suggesties om hieruit te komn:

1. Begin met een stimuleringsbeleid zodat mensen alternatieven krijgen in plaats van dat ze alleen maar iets wordt afgenomen. Die alternatieven moeten zijn gericht op kleinschalige samenwerking, duurzaamheid en vermindering van bureaucratische controle en regels. Zoals het werken met regionale vormen van geld, andere woonvormen, tot zelfs tenten toe, buurtgerichte thuiszorg los van grote zorgbedrijven, indicatiestellingen en time- and motion-studies voor zorgwerkers, het vereenvoudigen van het starten van een eigen bedrijfje door simpeler vergunningenbeleid en belastingvereenvoudiging, het toestaan van "vrije markten" op aangewezen locaties, kortom, het stimuleren van plaatselijke en kleinschalige economische activiteit. Ook innovaties, en vooral op het gebied van duurzaamheid, moeten worden gestimuleerd. Maak als leidraad van beleid niet"geven en nemen" maar "stimulering tot zelfwerkzaamheid en duurzaamheid".

2. Trek u niets aan van ambtenarenbonden maar kleed de managers-koninkrijken en de bureaucratie op de ministeries via gerichte wetgeving uit. Verlaat het zoeken naar draagvlak voor bezuinigen, dat leidt alleen maar tot niet-bezuinigen. Kwantitatieve controle als basis voor financiering (bv. in de zieken- en bejaardenzorg) werkt contra-productief, net als de verfijning van indicatiestellingen. Financier niet op basis van verrichting of bezet bed, dat leidt tot hogere kosten in plaats van lagere. Financier ook het onderwijs niet op basis van aantallen geslaagden in vier of vijf jaar, dat leidt tot diploma-inflatie en niveau-verlaging. Vertrouw op vakmanschap en professionaliteit van zorgers, artsen en docenten, een verplicht ze tot periodieke bijscholing en (mede) collega-beoordelingen. Privatiseer liever (een deel van) het onderwijs, c.q. maak meer mogelijk voor hoogbegaafden, met speciale scholen op alle niveau's (basis, voortgezet, hoger). Herstel, ook via zelf-werkzaamheid, de mogelijkheden voor laagbegaafden. Dat kan kosten-neutraal, of zelfs tegen lagere kosten, als eerst maar eens in de bureaucratie wordt gesneden.

3. Ga door met stimuleren van de mantelzorg, maar schep ook voorwaarden daartoe o.a. via vacaturebanken, voorlichting en aanmoedigingspremies en -prijzen. Mensen worden graag gewaardeerd, en dat kan ook niet-financieel.

4. Treed de EU tegemoet met een "nee, tenzij" houding in plaats van een "ja graag"- houding. Dring verder aan op en scherper onderscheid van wat de EU aangaat en wat het land zelf aangaat. Maak nieuwe voorwaarden voor een vrij verkeer van arbeidskrachten en migratie binnen de EU. Roemenen, Bulgaren en Serven bijvoorbeeld moeten hier kunnen komen werken, maar onder striktere voorwaarden dan nu. Sluit u meer aan bij hoe Groot-Brittannië denkt over de EU, dan hoe Duitsland daarover denkt (maar neem meer over van de Duitsers als het gaat om zelfwerkzaamheid).

5. Neem geen nieuwe wet of maatregel van bestuur aan zonder tenminste één te schrappen. En kijk ook bij elke wet of het niet meer een wens is van een beperkte belangengroep is, dan een wet die echt het algemeen belang dient. Schaf het lobbyen af, of hervorm het: lobbyen mag alleen als u als kamerlid of minister erom vraagt, ongevraagde lobbyisten wijst u de deur, laat ze maar een brief schrijven zoals iedere Nederlander dat mag. Maak hier een wet voor, de lobby-wet.

6. Voer in: het bindend referendum (bv. voor uitbreiding van de EU qua aantal leden en overdracht van soevereine bevoegdheden, de gekozen burgemeester, grondwetswijziging, en ander belangrijke zaken, en op verzoek van een x-aantal burgers). De partij di dit in haar verkiezingsprogramma opneemt voorspel ik grote winst, want dit leeft echt onder de bevolking.

7. Schaf de Eerste Kamer af, ten eerste wordt dat teveel een verlengstuk van de Tweede Kamer,  ten tweede kan ze anders van samenstelling zijn dan de Tweede Kamer (weer veel kostbaar draagvlak zoeken en onderhandelen), en ten derde wordt ze slechts gekozen door leden van Provinciale Staten, en niet door de kiezers zelf.

8. Geef meer bevoegdheden aan de provincies en gemeenten, naast de mogelijkheid om ter uitvoering van die bevoegdheden, ook eigen belastingen te heffen. Dit om de burgers meer bij de politiek te betrekken. Maak ook het passief kiesrecht aantrekkelijker, door cursussen voor raads- en statenleden (onderhandeling, bestuursrecht, conflicthantering, vakgebieden) en een hogere beloning (of premies), met name voor mensen die acht, twaalf of zestien jaar of langer dit ambt vervullen. Dat voorkomt dat een gemeenteraad en duiventil wordt, en zal het aantal conflicten doen verminderen.

Dit waren slechts enkele gedachten en ideeën die niet revolutionair zijn, maar die uitvoerbaar zijn en naar mijn idee het vertrouwen van burgers in de politiek kunnen herstellen. De lijst is natuurlijk niet compleet.


zaterdag 27 juli 2013

Aflevering 5: Aantekeningen bij de Heilige Koran

Dit is de vijfde aflevering van een serie bijdragen waarin ik mijn visie geef op wat ik in de Nederlandse vertaling van de Heilige Koran lees. Ik lees als niet-moslim, met een open oog en zoveel mogelijk onbevooroordeeld.

http://www.koranonline.nl/koran/nl/index.php?subaction=showfull&id=1099093674&archive=&start_from=&ucat=2&go=NL

 (hoofdstuk ((soera)) 3): Het huis van Imraan (vervolg)

76-83: Waarschuwingen tegen valselijk geloven: tegen zeggen dat men gelooft en dat bepaalde woorden en daden "van Allah" zijn, terwijl ze dat niet zijn. Waarschuwing tegen het aanvaarden van werelds genot tegenover het aanvaarden van Allah's boodschap en geloof.  Waarschuwing tegen het aanvaarden van alleen de woorden, maar het niet vervullen ervan.

84-85: Wederom benadrukking dat het geloof in en van Allah het enige ware is, en dat iedereen zich eraan moet onderwerpen, of hij nou wil of niet.

86: Wederom een veroordeling van het Joodse volk, dat Allah nu vaarwel heeft gezegd na zoveel verbrekingen van het verbond dat Hij met hen sloot.

Het valt steeds weer op hoeveel woorden de Koran wijdt aan het veroordelen van vooral Joden en Christenen, en niet-oprechte islamieten. Dat veroordelen geschiedt grotendeels door de mond van Allah, teksten waarin gelovigen worden opgeroepen om Joden en Christenen te vervolgen, ben ik nog niet tegengekomen. De Joden worden veroordeeld wegens hun trouweloosheid en hardnekkigheid de Islam te weigeren, de Christenen wegens het vereren van Jezus als Gods' zoon, het onderlinge dispuut, en het niet omarmen van de Koran als een Boek dat het Evangelie overstijgt. Ik schat, dat ongeveer het helft van de verzen totnogtoe bestaan uit lofprijzingen aan Allah, en de andere helft uit veroordeling van ongelovigen en concrete aanwijzingen en leefregels. Als dat zo doorgaat wordt het nog een hele onderneming de Koran tot het einde toe door te lezen.

87-115: Wederom een litanie over de goedheid en rechtvaardigheid van Allah, en veroordeling van de ongelovigen. Vers na vers. Na raadpleging van "De geschiedenis van God" van (van Karen Armstrong) zijn deze overdrijvingen en herhalingen begrijpelijk. De Koran is niet geschreven in een bepaalde tijdsperiode, met een vooropgezet plan, maar gedurende 23 jaar, meestal tijdens hevige religieuze extase van Mohammed. De herhaalde uitvallen naar de ontrouwe Joden en de twistzieke Christenen moeten worden gezien als een zich afzetten tegen deze gefundeerde religies, waar de Islam nog aan het ontstaan was na een periode van godsdienstige onduidelijkheid voor d Arabieren. Enerzijds was er wel een Allah en een Gewijde Steen in Mekka, maar naast Allah werden diverse andere goden en geesten vereerd. Mohammed wilde (moest van Allah) een aan de Joodse en Christelijke godsdienst gelijkwaardige, ja zelfs superieure godsdienst creëren. Hij kon alleen maar superieur zijn om de Arabieren hun zelfvertrouwen tegenover Joden, Christenen en Zoroastrisme terug te geven. Deze godsdienst heeft uiteraard alle kenmerken van reeds bestaande deugden en waarden zoals die gelden in een woestijnmaatschappij, verdeeld over vele elkaar dikwijls vijandige stammen, en hield tevens een rechtssysteem in. Belangrijke pijler was het stamverband, alles was erop gericht de eenheid en kracht van de stam te bewaren. Dit resulteerde in uitgebreide regels in Koran betreffende de omgang met vrouwen en met persoonlijk bezit, en het delen van eigen rijkdom met armen. Het geven van rechten aan vrouwen beperkte zich tot haar moederschap en haar echtgenote-zijn voor de eigen man (die haar min of meer in eigendom had, en niet andersom natuurlijk), andere rechten waren ondenkbaar.

113-115: begenadiging van Joden en Christenen die in het geheim Allah aanbidden.(in het openbaar zouden ze hiervoor zijn  bespot en vervolgd).

116-120: Waarschuwing om niet "buiten het eigen volk" vrienden te nemen: zij zullen u zeker bedriegen.

121-128: Waarschuwing om te blijven vertrouwen op Allah in de strijd tegen ongelovigen die u willen verslaan: Allah zal u helpen met vijfduizend engelen. Degenen die laf zijn, zal Hij om hun ongeloof straffen.

129: Lofprijzing.

130: Verbod op het rekenen van rente (In Mohammed's tijd besrtond er in Mekka veel materiële welvaart onder rijken, maar ook veel armoede, ongeveer zoals in het huidige kapitalisme; de neiging om woekerrente te rekenen aan arme lieden was wijdverbreid).

131-135: lofprijzing en aansporing om het goede te doen, en berouw te tonen tegenover Allah, die vergiffenis schenkt.

Tot nog toe valt op, dat het overgrote deel van de verzen aanspoort om in Allah te geloven en niet te dwalen met de ongelovigen, het gaat om geloven, en Allah wordt als in een litanie geprezen. Een klein deel van de verzen geeft leefregels zoals het niet in rekening brengen van rente, hoe om te gaan met huwelijk en dergelijke.

136: Het paradijs wordt wederom beloofd aan hen die het goede doen.

139-143: Ietwat lastig te begrijpen, maar het komt hierop neer: probeer niet omwille van het loon (namelijk het paradijs) het goede te doen, maar omwille van het goede zelf, want Allah heeft uw vijand (die niet het goede doet)  allang  gestraft (veroordeeld) en u allang beloond (als gij het goede doet), uzelf bent niet in staat Hem vóór te zijn in uw oordeel. - Een prachtige reeks verzen, doe het goede omdat het goed is en niet om wat je ervoor krijgt. Bijvoorbeeld:

142. Denkt gij, dat gij het paradijs moogt binnengaan, terwijl Allah degenen uwer die strijden en standvastig zijn nog niet heeft onderscheiden?

143. En gij placht deze dood te wensen voordat gij hem ontmoettet, nu hebt gij hem gezien en gij staart er naar.


(Bij het "strijden" denk, gezien de hele context, niet aan letterlijk oorlogvoeren, maar aan de strijd om een goed leven te leiden, letterlijk vechten mag (tot nog toe)  alleen, als men zelf wordt aangevallen door ongelovigen, en vertrouw dan op Allah)


144-200: Moeilijk te begrijpen verzen, tenzij men aanneemt dat hier Mohammed een dialoog met zichzelf houdt, waarin hij zich gesterkt weet door Allah, die hem steeds te hulp komt en hem wijsheid geeft.

144-151: Mohammed is slechts een boodschapper, hij zal sterven. Keer na zijn dood niet terug, maar blijf geloven in Allah en het goede doen.

152-153: de vijand (de ongelovigen) was verslagen, maar onder u (de overwinnaars dankzij Allah) brak tweedracht uit. Gij (Mohammed)  wendde u af  (met uw metgezellen) en trok u terug, maar Allah heeft het u vergeven. Toen gij vluchtte, en de boodschapper (ik interpreteer "boodschapper" hier met een engel, die veelvuldig in de Koran voorkomt - het woord engel betekent trouwens boodschapper) u nariep, gaf hij u (Mohammed en zijn metgezellen)  smart op smart, om u te beproeven, opdat gij niet zoudt treuren om hetgeen verloren was, noch om wat met u gebeurde. (soortgelijke beproevingen komen ook in de Bijbel voor).

154: Allah spreekt via de mond van Mohammed tot zijn metgezellen na uitgerust te zijn, dat zij op Allah moeten vertrouwen, de zaak is geheel in Allah's handen, want de metgezellen hebben er spijt van mee ten strijde te zijn getrokken en waren liever thuisgebleven, wat hebben zij met de zaak te maken, vragen ze zich af. (parallel met de metgezellen van Jezus, die soms ook twijfelden en door Jezus tot geloof werden gemaand - hoewel Jezus' metgezellen niet ten strijde optrokken met Jezus, integendeel, toen Petrus zijn zwaard trok, moest hij dat van Jezus weer terug in zijn schede doen, een fundamenteel verschil tussen Jezus en Mohammed is Jezus' afkeer van gewapende strijd, hij herhaaldelijk: "Mijn rijk is niet van deze wereld". Anders dan Jezus, werd Mohammed tijdens zijn leven gedwongen tot gewapende strijd. In de machtsverhoudingen ten tijde van Jezus in Palestina zouden Jezus en Zijn volgelingen daar geen schijn van kans hebben gehad, de Romeinen waren oppermachtig, gezien ook de slachting op de rots van Massada in 70 n.C. toen een poging daartoe werd ondernomen door een groep fanatieke Joden. Jezus moest het hebben van het uitdagen van Joodse "schriftgeleerden" die de letter van de wet benadrukten, maar de geest ervan verwaarloosden, en de Joden die onoprecht profiteerden van mooie baantjes die de Romeinen hen aanboden).


155-156: Allah vergeeft het u, als gij de strijd ontvlucht en overleeft, terwijl uw broeders in de strijd zijn omgekomen, hebt daarover geen wroeging en denkt niet: "waren ze maar met ons meegevlucht of waren we maar niet ten strijde getrokken". Allah bepaalt het moment van sterven en leven.

157-174: Woorden die Allah tot Mohammed richt om hem te troosten en te bemoedigen in de strijd: heb geen schuldgevoel om omgekomen broeders en veroordeel niet de broeders die niet meekwamen in de strijd en nu kritiek hebben vanwege gesneuvelde broeders die wel meekwamen. Vergeef gelovige broeders waarvan gij meent dat ze zich niet heldhaftig genoeg zouden hebben gedragen, enz. In mooie verzen worden de psychische emoties beschreven die zich in een gewapend strijd kunnen voordoen aangaande de vijand, medestrijders, leven en dood, enz. Het komt erop neer, dat door welke emotie u ook wordt beroerd, steeds is het Allah die oordeelt, laat uw zorgen dus aan Hem over en vertrouw op Hem.

176-188: Opsomming van ondeugden van ongelovigen zoals weifelmoedigheid, onderschatting van Allah's rechtvaardigheid, uitstel van deugd, afvalligheid, gierigheid, enz. , met aansporing aan de gelovige om hier niet in mee te gaan, maar de straffen hiervoor over te laten aan Allah, en zelf standvastig te blijven in het geloof.

Deze verzen staan in schrijnende tegenstelling tot de manier waarop in de moderne tijd d.m.v. sharia-rechtbanken ongelovigen en afvalligen zoals zij die zich bekeren tot het christendom, worden gestraft.

189-200: Belofte van "tuinen waardoorheen rivieren stromen" aan degenen die de Heer vrezen en op Hem, n niet op Satan's vrienden, hun vertrouwen stellen, inclusief de "mensen van het boek" (Joden en Christenen die volgens Allah's wil leven).

Deze verzen zouden qua sfeer zo uit het Oude Testament genomen kunnen zijn. Dit hele Derde Boek ademt de sfeer van de psalmen, waarin ook steeds de Heer als helper in nood, bemoediger, en overwinnaar van vijanden wordt geprezen.














zaterdag 13 juli 2013

Rutte, godsdienst en moraal

Premier Rutte heeft de gereformeerden die weigeren hun kind te laten inenten, verteld dat God ook de inenting mogelijk heeft gemaakt, en dat zij hun kinderen kans op onnodig lijden geven door hen inenting te onthouden. Terwijl hij moet weten, dat "volharding in het Geloof" een van de voornaamste deugden is bij deze orthodoxen, en zo'n oproep dus geen schijn van kans maakt, behalve bij degenen die wankelen in het geloof, de lauwen, de weifelmoedigen, die Paulus een gruwel zijn.

Sterker, hij loopt kans in de Kamer op zijn donder te krijgen van Van der Staaij, de voorman van de SGP, wegens het zich bemoeien met geloofszaken. Dat mag alleen als bijvoorbeeld de abortuswetgeving, de vrijheid van onderwijs (een "groot goed"), de godslastering of de zondagsheiliging ter sprake komt. Maar genoeg hierover.

Het valt me steeds meer op, dat godsdienstige opinieleiders de moraal claimen: zij die niet in God geloven hebben geen moraal, bij hen zijn de remmen los. Het enige wat je hoeft te doen is in de God van hun geloof geloven en volgens Zijn richtlijnen leven, doe je dat niet, dan heb je geen moraal, of is het zoeken naar een moraal bijna onmogelijk, integendeel, je stelt je bloot aan allerlei immorele verleidingen zoals buitenechtelijke seks, overmatig drankgebruik, vloeken, enzovoort. Deze moraalridders in dienst van God werpen verre van zich dat moraal een menselijke eigenschap zou zijn, die inherent is aan de soort "homo sapiens", en die overal, in alle culturen, een grote rol speelt in het reguleren van de samenleving en de groepen binnen de samenleving.

Nee, werpen zij tegen, kijk naar niet-christelijke culturen, waar barbaarse gebruiken heersen zoals het brengen van mensen-offers (de Inca's), het voor de leeuwen gooien en martelen (oude Romeinen), het meeverbranden van een weduwe op de brandstapel van de overleden man (hindoe's), om maar niet te spreken van de "primitieve volkeren", en de eerwraak. Daaraan, zo leerden wij op school, heeft het christendom een einde gemaakt. Nou ja, er was een Spaanse inquisitie, er was een massamoord op de ketterse Catharen in Zuid-Frankrijk (wisten jullie trouwens dat daar het woord "ketter" vandaan komt?), kinderen van ongehuwde moeders waren eigenlijk weeskinderen, in het algemeen zijn we toch netjes met elkaar omgegaan. Eerwraak kennen we niet, wel uitstoting uit de kerk, zijn wij niet veel deugdzamer? En dat komt allemaal door de genade des Heren, door het geloof, door de Tien Geboden, en het volgen van de leefregels van Christus en Paulus.

Niettemin meen ik dat de moraliteit van alle tijden is, ook van de indianen, de Germanen, de oude Romeinen, de Japanners, de Javanen, de Papoea's enzovoort. Wij als christenen van de vijftiger jaren meenden dat de missionarissen en zendelingen echt de "blijde boodschap" verkondigden. Maar daar moesten ze vaak wel wat voor meebrengen: scholen voor de kinderen, voedselprogramma's, lessen in moderne landbouw, ziekenzorg en medicijnen. Toch is de moorddadigheid onder veel andere culturen groter dan bij ons, men lijkt ook wreder ten opzichte van elkaar. Zie de eerwraak, de vrouwen-onderdrukking, en enkele andere barbaarsheden zoals bijvoorbeeld wrede initiatie-riten. Ik denk echt, dat het christendom hier verzachtend heeft gewerkt (ik heb het niet over godsdienst-oorlogen, maar over waarden en normen in het dagelijks leven). Zelfs heeft het christendom als het ware de poten onder de eigen stoel vandaan gezaagd door in de maatschappij "de rede" de kans te geven om zich tot wetenschapsbeoefening en filosofie, tot vrijheid van denken en meningsuiting te ontwikkelen, reeds vanaf de Renaissance. Deze laatste zie ik als typisch westerse waarden, juist door de moraal die belangrijke denkers bij de oude Grieken al "predikten". Ook de Arabische cultuur heeft hiertoe bijgedragen.

De tien geboden zin we terug in alle culturen, die geboden die te maken hebben met het eerbiedigen van de ene God, zin we elders terug in het eerbiedigen van de God of godheden uit die cultuur. Deze geboden zijn een soort wetten, en de culturen verschillen in de methoden waarop die wetten worden gehandhaafd. In het algemeen kun je stellen, dat hoe moeilijker en armoediger de leefomstandigheden in een cultuur zijn, hoe strenger en wreder de straffen bij overtreding van een gebod. Die leefomstandigheden worden bepaald door twee factoren: de natuurlijke omgeving (woestijn, vruchtbaar land, klimaat, gemakkelijke of juist moeilijke beschikbaarheid van voedselbronnen e.d.) en de machtsuitoefening over de mensen in een cultuur: autocratisch, meedogenloos, dictatoriaal tegenover democratisch, welwillend, aanmoedigend. De twee factoren staan min of meer onafhankelijk van elkaar. In een welvarende cultuur kunnen autocratische régimes heersen (waardoor de leefomstandigheden van gewone mensen weer moeilijker worden omdat zij steeds moeten oppassen voor de willekeur van het régime), in een arme cultuur kan een vrij democratische manier van gebods-handhaving heersen (waardoor mensen toch op hun tellen moeten passen, omdat de zware leefomstandigheden strenge normen eisen om de groep (familie, dorp, clan) te laten overleven. Ik zou van deze cultuurvormen verschillende voorbeelden kunnen noemen, maar dat voert te ver. In het algemeen: hoe moeilijker de leefomstandigheden, hoe wreder en "onredelijker" de straffen. Daarom is het onmogelijk om een democratisch systeem als in de Verenigde Staten te kopiëren in landen als Pakistan en Afghanistan.

In elk geval weten we, dat leefomstandigheden in de Bijbelgordel (vissers op een onberekenbare zee, landbouwers op schrale grond, bewoners van gemakkelijk overstroombaar land) moeilijker waren dan in de rest van het land. Ook in de steden waren eeuwenlang de levensvoorwaarden moeilijk en zwaar voor de gewone man, vergeleken met de onvoorstelbare rijkdom van kooplieden en  regenten. Later werd de stad juist een centrum voor allerlei activiteiten en werk ook voor de kleine man, terwijl de dorpen langs de kust en op het schrale platteland traditioneel bleven.

In het christelijke westen kennen we nu zowel democratie als grote welvaart, onze moraal zegt dat we redelijke straffen voor wat we in redelijkheid als misdaden en overtredingen zien, moeten geven. Maar neem bijvoorbeeld de moraal van de Romeinen uit de keizertijd. Zij hadden een totaal andere godsdienst dan het christendom, ze aanbaden vele goden, en die goden gedroegen zich onder elkaar en ten opzichte van de mensen precies zoals mensen onder elkaar doen. Daar zaten ze niet mee, ze hadden geen behoefte aan een enkele God die almachtig was, ook al preekte Paulus nog zo hard. Ons jongetjes op de Rooms-katholieke school werd gezegd dat die heidense godsdienst totaal  inferieur was aan het christendom, het was gewoon dom bijgeloof. Hoewel, aan de andere kant, figureerden ze wel in prachtige epossen en mythen die het toppunt waren van dichterlijke kunst. In diezelfde epossen en mythen werden, u raadt het al, dezelfde morele normen gepredikt die het christendom ook predikt. Je mag niet liegen (tenzij om bestwil), je mag niet stelen (tenzij je doodgaat van de honger), wees gastvrij, echtbreek niet (tenzij de minnaar een godheid is, zie ook de tweestrijd van Jozef toen die hoorde dat Maria zwanger was, maar niet van hem), eert uw vader en uw moeder, wees niet jaloers (hoewel sommige goden jaloers waren, zie ook Jahweh die van zichzelf zei dat Hij een jaloerse God was).

Het enige waarin de Romeinse moraal zich onderscheidt van de christelijke, is de enorme wreedheid. De keizer was bijna almachtig, en aan de top van het Rijk woedde een voortdurende strijd, compleet met intriges, moorden, verleidingen enz. Julius Caesar zorgde voor een humaner intermezzo, hij werd dan ook verraderlijk vermoord. Caesar was aan de top gekomen doordat hij vergevingsgezind was ten opzichte van sommige overwonnen stammen en volken (namelijk die hij van strategisch belang achtte voor de handhaving van zijn positie), en ook het volk van Rome voor zich won met weldaden en ook in onze ogen redelijke wetten. Zijn dood en de avond vóór zijn dood vertonen veel overeenkomsten met Christus' dood, sommigen menen dan ook dat hij model heeft gestaan voor de levensbeschrijving van Jezus, zelfs het Onzevader zou op hem zijn geïnspireerd (Caesar's wetgeving op het gebied van vereffening van schulden). Hij heeft ook dezelfde initialen als Jezus Christus.

Het begrip "deugd" hebben we ook van de Romeinen. In het Latijn is dat "virtus". Het voor-christelijke "virtus" komen we nog tegen in het Italiaanse "virtú", dat door Machiavelli nader is uitgewerkt. Het Italiaanse begrip betekent een combinatie van heldhaftige onverschrokkenheid en vergevingsgezinde rechtvaardigheid, precies de eigenschappen die Julius Caesar groot maakten. En, zeg eerlijk, ook bij Jezus Christus, zij het dat de heldhaftige onverschrokkenheid bij Christus bestond uit de verachting van valse vroomheid en het tarten van huichelachtige machthebbers (die deze virtú helemaal niet bezaten, maar slechts marionetten waren van Rome of zich alleen lieten voorstaan op diepgaande kennis van de Heilige Schrift).

Het mooie is nu, dat we iets van deze virtú ook tegenkomen in de mentaliteit van de orthodoxe christenen die weigeren hun kind te laten inenten, en bij Paulus en andere christelijke martelaren. Helaas echter missen zij het charisma, of de overtuigingskracht, die ook Machiavelli  voor echte "virtú" noodzakelijk achtte, en sommige van hun woordvoerders beklagen zich daarover. Zij missen deze overtuigingskracht, omdat hun argumenten niet aanslaan in een omgeving die, zoals Rutte zegt, een inenting of een verzekering eveneens als een Godsgeschenk ziet, een mogelijkheid door God aan de mensen gegeven om hun gezondheid te bevorderen of een ramp als een brand het hoofd te bieden.

In nog een of twee artikelen hoop ik deze universaliteit van de moraal, en hoe deze zich voegt in de evolutietheorie, nader toe te lichten.





dinsdag 2 juli 2013

Het elfde gebod: "Gij zult uw verstand gebruiken"

(Naar aanleiding van een televisie-interview met een orthodoxe christen die weigerde zijn kinderen te laten inenten tegen mazelen)

Godsdienst is voor de mens een middel om zich met zijn bestaan te verzoenen.

De drie monotheïstische godsdiensten doen dat door middel van verhalen, waarin de natuur wordt verklaard (ziekten, dood, rampen) en waarin wordt verteld hoe je moet leven. De verklaring van de natuur is al zo oud als de mensheid zelf. Omdat het meeste van de natuur niet verklaard kan worden zoals je bijvoorbeeld kunt verklaren hoe je moet jagen, vissen of een stuk hout bewerken, of hoe je planten moet verbouwen, wordt er verteld dat er een god is of er goden zijn die de natuur beheersen. Alles wat voor de mens prettig is, wordt toegeschreven aan die god of goden, en alles wat minder prettig is, aan de duivel of kwaadwillende goden.
 
Hieruit volgt haast logischerwijze voort, dat de goede en slechte daden en gedachten van de mens door god of door de goden beloond en gestraft worden. God schrijft ook precies voor, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de goden van de oude Grieken en Romeinen, hoe je moet leven om beloond te worden.

Zodoende zijn er veel mensen, die hun geloof in god gelijkstellen met de werkelijkheid, dat ze lijfelijk hier in de wereld leven: hij is een stuk werkelijkheid, waarvan alle andere werkelijkheid afhankelijk is. Deugd zonder hem is geen deugd, kwade handelingen zoals misdaad of vloeken, echtbreuk enzovoorts, zijn kwaad omdat ze tegen zijn geboden ingaan, en niet, omdat ze van zichzelf al kwaad zijn. Als iemand zegt: "ik vergeef je" en die iemand gelooft niet god, dan is het geen echte vergeving. Diefstal is in de eerste plaats overtreding van een van de tien geboden, en niet een overtreding van het wetboek van strafrecht.

Ik geloof dat de mens van nature een moreel dier is. Zoals Goethe God tegen de duivel Mefistofeles laat zeggen: "Ein guter Mensch, in seinem dunklen Drange, ist sich des rechten Weges wohl bewußt". De duivel komt namelijk God  vragen of hij Faust mag verleiden tot een weddenschap, waarbij diens ziel op het spel staat. Goethe liet zich tot het schrijven van zijn Faust inspireren door twee verhalen: het eerste is het boek Job, waar de duivel Job van God mag teisteren met de grootste ontberingen, pijn, kwellingen, enzovoort, waarbij Job ondanks alles in God blijft geloven. Het tweede verhaal is de Middeleeuwse legende van Dr. Faust, die zijn ziel verkoopt aan de duivel in ruil voor het leren van allerlei duivelskunsten.

Zo wringt een godsdienst zich in bochten, en weet geen antwoord op de vraag waarom de mens er is bijvoorbeeld, of waarom er zoveel onrecht is. Immers, vaak wordt wat wij als "goed" zien, gestraft en wat wij als "kwaad" zien, beloond. Hiervoor is het hiernamaals in het leven geroepen. Ook: waarom zou een god mensen scheppen, bijvoorbeeld. Veel vragen die niet-gelovigen zich stellen, worden door orthodox-gelovigen niet gesteld, omdat alles te vinden is in het heilige verhalenboek, en wat daar niet in staat, is niet belangrijk of is iets van de duivel. Veel van het moderne leven valt te herleiden tot het verhalenboek. In die tijd waren er bv. geen auto's, dus ook geen geboden over auto's, en de orthodoxe christen of moslim vraagt zich niet af of autorijden wel in overeenstemming is met Gods geboden. Varkens waren er toen wel, net als nu, er zijn geboden over het eten van varkensvlees, dus die gelden nu ook.

In Goethes' tijd was er een verlichte dominee G.E. Lessing, ook hij schreef een Faust, maar helaas is deze voor driekwart verloren gegaan. (Naar men zegt is het manuscript tijdens een reis van het rijtuig gevallen en nooit meer teruggevonden). Hij schreef dat het mooiste geschenk dat God de mensen heeft gegeven, het verstand is. Helaas staat niet in de tien geboden "Gij zult uw verstand gebruiken".

donderdag 27 juni 2013

De tijd voor een republiek lijkt nog niet rijp.

Eerder gaf ik (naar mijn idee) goede argumenten voor de afschaffing van het koningshuis en het in het leven roepen van een republiek. Ik sta daar nog steeds achter. Maar de manier waarop de bevolking (alle lagen van de bevolking) de leden van het koningshuis adoreren en ermee dwepen, slaat de hoop op de een spoedige komst van de republiek de bodem in.

Voor deze adoratie zijn in dit tijdsbestek een paar redenen te noemen:

1. Het verlies van het vertrouwen in de politiek op zichzelf. Een president is een gekozen staatshoofd, en heeft dus te maken "met politiek", of hij nu gekozen is met rechtstreekse verkiezingen of door het parlement, doet er niet toe. Het volk denkt bij een president meteen aan het Amerikaanse of Franse model, of aan Erdogan, die geen president is maar wel zich zo gedraagt. Men heeft überhaupt geen zin om zich erin te verdiepen, en geeft als steevast antwoord: "een president is ook niet alles", "lood om oud ijzer", of: een president is ook duur" enz., maar men wil gewoon het koningshuis, en beleefdheidshalve wil men je vraag waarom er eigenlijk geen republiek is, wel beantwoorden.

In eerdere tijdsbestekken waren er maatschappelijke stromingen die het koningschap nog wel ter discussie wilden stellen n daar nog debatten over konden uitlokken, maar destijds was de massa  van het volk nog positief geïnteresseerd in  politieke ideologieën, nu wordt veel meer gekeken naar de economie en de eigen portemonnee en die van anderen. Dat levert zeker in een tijd van crisis, politiek geschutter en geharrewar op, wat bij de kiezer negatieve gevoelens opwekt over het politieke bedrijf.

2. Het volk is niet geïnteresseerd in de strapatsen, zelf-verrijkingen, vriendjespolitiek, puur egoïsme (Willem III), de buitenlandse afkomst, de rijen maitresses en onechte kinderen, de omkoperijen en toedekkingen enz. die het blazoen van de familie Van Oranje (die eigenlijk niet zo mag heten, maar wie maalt daarom?) hebben besmeurd. Het volk heeft geen weet van wat een monarch eigenlijk is, waarvan de huidige monarch een soort imitatie wil zijn door "constitutioneel" te heten. Men denkt niet na over het feit, dat een constitutionele monarchie eigenlijk hetzelfde is als een "zwarte schimmel" of "brandend water". Waar is men dan wel in geïnteresseerd, waarom is Oranje zo mateloos populair?

Het koningschap is nu "modern" geworden, d.w.z. een "gewone vrouw" die niet van adel is, mag koningin worden zelfs als haar vader een dubieus ambt heeft vervuld in een dictatoriaal slachters-régime. Dat laatste lijkt het sprookje alleen maar te versterken. De moderniteit uit zich ook in het spontane "gewone" gedrag van de koning, die zijn vrouw "Máxima" noemt en als prins oranje WC-potten heeft geworpen op een volksfeest. Zo past deze familie zich steeds weer aan aan de eisen des tijds. De koning onderscheidt zich in niets van een doorsnee "bekende Nederlander", zelfs nog meer dan zijn grootmoeder Juliana, die haar omgeving soms shockeerde door haar "gewoon" gedrag, en die teerde op de mateloze populariteit van haar moeder, die ze verkregen had niet door haar stijfkoppig en hautain karakter, maar doordat ze net als alle Nederlanders de bezetter haatte en bemoedigende radio-praatjes hield vanuit Londen.

3. Men wil "een volk" zijn, men voelt zich graag Nederlander en geen Fransman, Engelsman enz. Waren we sinds 1815 een republiek geweest, dan zou men zich daarop richten, en allerlei republikeinse liederen, feestdagen enz. hebben, zoals men dat in Frankrijk ook heeft. Maar men heeft nu eenmaal een koningshuis, en omdat we van traditie houden als het gaat om nationale identiteit, is het toevallig geen republiek maar een koninkrijk dat we willen zijn. Daarom worden de vele negatieve bladzijden uit de geschiedenis van de Oranjes niet gelezen, maar heeft men het bij voorkeur over de heroïsche strijd tegen de Spanjaarden door de Vader des Vaderlands bijvoorbeeld. Over de continue strijd tussen oranjegezinden en de wettige staatsvorm destijds, de republiek, wordt gezwegen, zodat het beeld ontstaat dat de Oranjestadhouders Nederland van Spanje hebben losgevochten en geregeerd, wat bezijden de waarheid is, wel streefden de Oranjes steeds naar eenheid onder de Verenigde Nederlanden onder hun heerschappij, wat maar niet wilde lukken. Maar dat alles mag niet baten, Oranje boven, leve de koning. Eigenlijk wil men zeggen "Oranje boven, leve ons".

Datzelfde gevoel wordt ook beleefd tijdens voetbal-evenementen. En verder helemaal nooit, behalve misschien tijdens de dodenherdenking en bevrijdingsdag. Er zijn wel andere feesten en herdenkingen, maar die benadrukken niegt het "wij Nederlanders"-gevoel. Het is gevoel, en dat poets je niet weg met argumenten, net zo min als godsdienstige overtuiging.

Helaas, het is niet anders. Het enige dat je als overtuigd republikein kunt doen, is niet aan oranjegedoe meedoen en bij gelegenheid kritiek uiten. Elk argument is bij voorbaat tot dovemans-oren gericht.


donderdag 20 juni 2013

Vrijheid van godsdienst, hoofddoekjes en tolerantie

In Nederland heerst vrijheid van godsdienst. Dat gaat uit van het principe dat iedereen zelf zijn eigen godsdienst mag belijden, en dat godsdienst een zaak is van individuele vrijheid. Maar zoals zo vaak botst vrijheid van godsdienst met andere fundamentele rechten, die óók in de wet staan.

Die vrijheid van godsdienst houdt ook in, dat men openlijk deze godsdienst mag belijden, zodat anderen kunnen zien dat je haar belijdt, en dat de godsdienstige voorschriften ook in het openbare leven nageleefd moeten kunnen worden.

Veel mensen laten zien dat ze christen zijn door een kruisje te dragen, het mag, maar het hoeft niet. Neem de Joden: alleen orthodoxe Joden dragen hoed en vlechten, en niemand vindt dat erg. Ook priesters onderscheiden zich door een wit boordje, dat door de kerk niet meer zoals vroeger verplicht wordt gesteld.

Qua kleding mag iedereen zich dus laten zien als behorend tot een bepaalde godsdienst, geen probleem. Met één uitzondering, daar kom ik straks op). Anders wordt het als godsdienstige voorschriften botsen met de wetten van het land. De vrijheid van godsdienst, en deze te mogen beleven volgens de voorschriften van de eigen godsdienst, geldt slechts binnen de overige wetten van het land. Extreem voorbeeld is bijvoorbeeld het brengen van mensenoffers, maar ook oplichting en misleiding mogen volgens de wetten van het land niet, terwijl je ernstige vraagtekens kunt zetten bij bv. de praktijken van de Scientology Church (extreem hoge bijdragen en dure, verplichte cursussen) en het weigeren van medische hulp, ook waar dit levensreddend kan zijn (bv. bloedtransfusie bij Jehova's getuigen). Of het weigeren om op school de evolutie-theorie te behandelen, of het op godsdienstige gronden discrimineren van homoseksuelen, enz. Hier liggen spanningsvelden, maar in het algemeen zorgen de godsdiensten ervoor, dat zij binnen de Nederlandse wetten blijven. Bij nieuwe wetten ontstaat er soms een discussie die in een compromis of in het voordeel van de betreffende godsdienst eindigt, zoals bv. het ritueel slachten. Vaak ook betreft het een wet waaraan een gelovige zich geheel binnen de wet, kan onttrekken, zoals bv. het religieus verbod op abortus.

Bij euthanasie en homoseksualiteit blijft er een dispuut bestaan, omdat gelovigen zich hieraan niet in alle gevallen kunnen onttrekken zonder in aanvaring met de Nederlandse wet te komen. Bij abortus is dat minder het geval.

De Bijbel en de Thora worden zelfs door orthodoxe gelovigen gezien als "religieus wetboek", dat uiteindelijk geldt voor het geweten. Het is in hun ogen geen taak van de overheid - tenminste zolang het God behaagt - om het christelijk geloof te verspreiden en aan te moedigen en andere geloven te verbieden of te ontmoedigen. De menselijke wetten passen binnen de meer algemene en hogerstaande wetten van God, die de menselijke wetten toelaat, en de gelovigen opdraagt erop toe te zien, dat christelijke of Joodse beginselen geen geweld wordt aangedaan.

De Islam echter neemt een aparte plaats in, omdat deze wereldgodsdienst geen eeuwenlange gelegenheid heeft gehad een houding in te nemen tegenover de wetten van westerse landen, en een groot aantal opinievormende en leidende moslims prediken dat de Islam superieur is aan de democratische wetten in westerse landen, en zelfs dat westerse democratie geen echte democratie is: dit is alleen mogelijk binnen de Islam. Zo lang een moslim in zo'n land woont, moet hij zich volgens de Islam aan die wetten houden, maar het doel is vervanging ervan door de Koran en de sharia. Een liberale moslim die er anders over denkt, wordt door zijn geloofsgenoten niet als zuivere of integere moslim gezien. In bijna alle Islamitische landen (waar bijna al onze moslims vandaan komen, behalve de Turken en een handvol Indonesiërs) is de Islam ofwel staatsgodsdienst, waarbij anders-gelovigen worden gediscrimineerd of vervolgd, ofwel zijn de wetten gebaseerd op de Koran, wat iets anders dan "geïnspireerd door de Koran". (Wat we in Nederland zien bij sommige politieke partijen, die hun politiek bedrijven geïnspireerd door de Bijbel). Nee, uiteindelijk geeft wat in de Koran staat, de doorslag. Dat wil zeggen, dat er geen vrijheid van godsdienst, persvrijheid of van meningsuiting mogelijk is, en dat expliciete geboden en verboden die in de Koran staan genoemd, zoals het niet-eten van varkensvlees, het nuttigen van alcohol, het ritueel slachten, enz. enz. ook door de landswetten worden verboden en/of voorgeschreven. Het prediken van een andere godsdienst of het zich bekeren tot een andere godsdienst is streng verboden. In principe, want omwille van contacten met Westerse landen zijn er hier en daar uitzonderingen mogelijk, behalve voor bekeringen naar een andere godsdienst of het trachten onder moslims bekeerlingen daarvoor te werven. Als ge- of verboden niet door de landswetten worden voorgeschreven of verboden, dan wordt de wets-interpretatie en uitvoering bij wet overgedragen aan sharia-rechters, die de wetten van de Koran geacht worden toe te passen, zowel strafrechtelijk als civielrechtelijk. Dit leidt tot totaal verschillende vonnissen voor eenzelfde vergrijp, afhankelijk van de situatie en het land waarin een vergrijp plaatsvindt, geheel anders dus dan bv. in Nederland, waar zoveel mogelijk uniform recht wordt gesproken.

Een aantal Islamitische landen heeft het Westers staatsmodel zoveel mogelijk gekopieerd, maar de wetten zijn doordrenkt van Islamitische voorschriften en verboden, en echt democratisch werkt zo'n model ook niet: uiteindelijk is diegene de baas die laat zien de Koran het beste te kunnen toepassen (althans naar het lijkt). Oppositie tegen zo'n bewind wordt dan meteen oppositie tegen de Islam, wat natuurlijk door de machthebbers als doorslaggevend argument wordt gebruikt om oppositie te bestrijden. Een mooi voorbeeld is Iran, waar een Raad van Hoeders zelfs boven parlement en staatshoofd is geplaatst, en een geestelijke het eigenlijke staatshoofd is. Men noemt dat democratisch, omdat men zegt dat een meerderheid van het volk dit wil, zoals ook de premier van Turkije oppositie bestrijdt met het argument dat zij geen recht van spreken heeft "omdat de meerderheid hem gekozen heeft", en hij alleen hij dus recht van spreken zou hebben.

We moeten dus concluderen, dat moslims in Nederland - althans degenen die die godsdienst uit volle overtuiging beoefenen met alle voorschriften en erkenning van de Koran als fundamenteel wetboek, de Nederlandse wetten alleen erkennen op niet-godsdienstige terreinen zoals belastingen, verkeersregels, e.d. maar niet op andere terreinen. Zo lang zij hun eigen godsdienstige leefregels kunnen nakomen, is dat helemaal in orde, maar uiteindelijk zal de Islam ook hier moeten worden ingevoerd, met alle beperkingen voor vrijheid van godsdienst, meningsuiting enz. zoals dat ook zo is in Islamitisch geregeerde landen. De Nederlandse wetgeving tolereert dat net zoals ze de godsdienstige gevoelens van andere geloven tolereert en respecteert.

Toen ik in een college over levensbeschouwing een Powerpoint-afbeelding liet zien van "de grote geestelijk leiders van de mensheid" met portretten van Ghandi, Jezus, Zarathustra, Boeddha, enz., kon ik natuurlijk ook  Mohammed niet achterwege laten, en had hem toegevoegd. Er zaten enkele moslimstudenten in de zaal, die op dat moment niets zeiden, maar naar hun geloofsgenoot liepen (een moslim-docent)  met de mededeling hoe geschokt zij waren, dat een portret van de profeet was getoond. Deze bracht hun geschoktheid over, maar verweet mij niets als collega zijnde, hij zei: "je hebt weer wat geleerd". Ik was zelf ook geschokt, en had mogelijk beter een gesluierd portret kunnen laten zien, zoals op oude afbeeldingen van de profeet. Het is tekenend voor de benadering door moslims van andere, niet-islamitische omgevingen: die moeten zich voegen naar de belevingswereld van de moslim, en niet andersom, dat zijn ze totaal niet gewend.

Dat is het verschil met orthodox-christelijken, Joden, Hindoes en andere geloven: een fundamenteel gevoel van het primaat van de eigen godsdienst, waaraan men zich "onderworpen" voelt. Onderwerping is juist typisch voor de Islam, in andere geloven spreekt men liever van begenadiging of aanvaarding. Dat is ook de reden waarom in Nederland hoofddoekjes voor rechters en politie-ambtenaren niet zijn toegestaan, en om de gelijkheid van godsdiensten voor de wet te onderstrepen, zijn voor rechters en politie-ambtenaren ook geen kruisjes en davidssterren e.d. toegestaan. Dat betekent dat een moslima in Nederland geen rechter of militair of politie-agent kan worden, zonder haar hoofddoek af te doen. Voor veel moslima's is dat een ernstige inbreuk op de gelijkheid tussen man en vrouw in de arbeidsmarkt en het openbare leven, mocht zij dit principe aanhangen. Maar totnogtoe heeft dit niet tot problemen geleid in de vorm van processen tegen de staat of klachten bij de Commissie Gelijke Behandeling. Ik kan wel raden waarom niet. Een advocate mag wel een hoofddoek dragen, omdat een advocaat uitsluitend is aangewezen op de Nederlandse wet, en een rechter mogelijk andere beweegredenen bij zijn vonnis kan meenemen dan alleen de Nederlandse wet, en de schijn wordt gewekt dat dat ook wel eens de Koran zou kunnen zijn. Bij een streng gereformeerde rechter  bestaat dat gevaar niet, vanwege collegiale toetsing, en zijn geloof hem bovendien zegt dat hij alleen de wet mag toepassen. In religieus-gevoelige zaken zal hij niet hoeven optreden, zoals bv. tegen een arts die al dan niet volgens de regels euthanasie heeft toegepast. De Islam echter kent de Koran als officieel verplicht toetsingsboek, naast de wetten van het land en liever in plaats van.

Daarom voelen westerlingen en moslims zich steeds verongelijkt, wanneer de ander zich niet gedraagt zoals hun referentiekader, waarin ze zijn opgegroeid, het voorschrijft: de westerling roept: schande, dat bij een cartoon of hoofddoekverbod de hele moslimwereld te hoop loopt en geen begrip heeft voor vrijheid van meningsuiting en scheiding van machten, terwijl als een vliegtuig in Teheran landt, alle vrouwen ineens verplicht een hoofddoek moeten aandoen alvorens uit te stappen, en moslims zich beroepen op vrijheid van godsdienst in het Europese land, terwijl volgens de Koran die zij aanhangen, geen vrijheid van godsdienst bestaat, hooguit tolerantie, met als staatsgodsdienst de Islam. Oprechte moslims gruwen van toegestane homo-huwelijken, overal verkrijgbare alcoholhoudende dranken en het zomaar kunnen bekritiseren van godsdienst in het algemeen en de Islam in het bijzonder, onder andere, want ook met de vrijheden onder de jeugd en het getoonde op TV kunnen zij niet overweg, het is allemaal haram.

Het is ook de reden waarom "integratieprogramma's" van de overheid zo weinig uithalen, evenmin als pogingen van buurtverenigingen, scholen, sportclubs, om moslims in hun bestuur te krijgen of met ze te praten over het beleid van school of vereniging. Het is allemaal te anders, te vreemd, en er zijn  voldoende moslim-broeders en zusters in de eigen omgeving. Geen wonder dat bijvoorbeeld zoveel Marokkaanse jongeren ontsporen. Turkse jongeren ontsporen niet of veel minder, de Turkse cultuur is denk ik ondernemender en flexibeler. Zelf vind ik Turkije het Duitsland van het Midden-oosten (ceteris paribus).

Ik niet anders dan concluderen, dat een moslim per definitie anders aankijkt tegen de Europese samenleving en de wetten van Europese landen dan een Europeaan. Daarom ervaar ik het zien van een vrouw met hoofddoek, of het horen van een islamitische deskundige op TV, of het lezen van krantenberichten over een Islamitische school, als uitingen die in de eerste islamitisch zijn, en in de tweede plaats Europeaans (eigen aan de eigen cultuur), en dat ervaar ik als onprettig: ik voel dat ik discrimineer en niet tolerant ben. Met een Spanjaard of Pool voel ik mij meer "verwant" dan met een islamitische vrouw  in lange jurk en met hoofddoek die ik zo vaak op straat  tegenkom, veel vaker dan een Spanjaard of Pool. Gelukkig is dat een onprettig gevoel, want mijn geweten zegt dat wanneer ik in een Islamitisch land geboren zou zijn, ik ook dat denk- en beleefkader zou hebben. Ik hoop dat uiteindelijk de rede zal zegevieren, en niet de onverdraagzaamheid van godsdiensten jegens elkaar en jegens anders-denkenden.


woensdag 5 juni 2013

Aflevering 4: Aantekeningen bij de Heilige Koran

Dit is de vierde aflevering van een serie bijdragen waarin ik mijn visie geef op wat ik in de Nederlandse vertaling van de Heilige Koran lees. Ik lees als niet-moslim, met een open oog en zoveel mogelijk onbevooroordeeld.

http://www.koranonline.nl/koran/nl/index.php?subaction=showfull&id=1099093674&archive=&start_from=&ucat=2&go=NL

(hoofdstuk ((soera)) 3): Het huis van Imraan

1-13: Nog eens onderstreping van de grootheid, goedheid en rechtvaardigheid van Allah, de ene God, die de gelovigen beloont en de ongelovigen streng zal straffen. Sommige verzen klinken als gebeden, zijn rechtstreeks gericht tot de Heer.

Vers 7 zegt, dat dit Boek onderscheid maakt tussen onoverdrachtelijke verzen (concrete aanwijzingen en beschrijvingen) en zinnebeeldige verzen. Degenen in wier hart dwaling is, volgen de zinnebeeldige verzen en zoeken tweedracht en de verkeerde uitleg. "Alleen Allah kent de juiste uitleg", en degenen die begrip hebben, trekken er lering uit.

Ik vind dit een vreemd vers: als alleen Allah de juiste uitleg kent, zijn we allemaal dwalend en is het Boek nutteloos. Degenen die begrip hebben, die het dus begrijpen, zij leren ervan. Maar als je iets begrijpt, moet je het dan nog leren? Tenslotte: degenen in wier hart geen dwaling is, volgen zij dan niet de zinnebeeldige verzen? In mijn hart is dwaling, na het lezen van dit vers. Mogelijk is het een probleem van vertaling, het schijnt erg moeilijk zo niet onmogelijk te zijn om de Koran geheel juist te vertalen.

14-15: De "liefde tot begeerten" (vrouwen, stapels goud en zilver, raspaarden, vee en akkers) zijn schoon-schijnend, bij de Heer zijn tuinen waardoorheen rivieren stromen en het gezelschap van reine metgezellen, dat is het Paradijs bestemd voor de gelovigen en het juiste einddoel.

16-25: Het wordt eentonig: wederom herhaling van de rechtvaardigheid van Allah en de oproep tot verkondiging van de Boodschap aan de ongelovigen, zij die zich niet of slechts ten halve bekeren, hen wacht een pijnlijke straf, want Allah is snel in het verrekenen. In vers 25 wordt (evenals eenmaal eerder in de Koran) gewag gemaakt van wat in het Christendom "de jongste dag" heet: de dag van de grote afrekening.

25-32: uitweiding over de jongste dag, waarop iedereen zal terugkijken op wat voor goeds en wat voor kwaads hij gedaan heeft in zijn leven en zou wensen dat hij ver af zou staan van het kwade. Allah waarschuwt u voor Hemzelf, en is liefderijk jegens Zijn dienaren. Maak ook geen vrienden onder ongelovigen.

Dit laatste herinnert mij aan twee dingen: onze godsdienstleraar op de lagere school, een kapelaan, raadde ons ook af om met protestante of niet-gelovige kinderen te spelen, wat ik vreemd vond, want mijn hele familie was ongelovig, behalve ons gezin, onze ouders hadden zich bekeerd tot het katholicisme, terwijl een oma lid was van de Pinkstergemeente. En ik had hele leuke neefjes en nichtjes en leuke grootouders. Nou ja. Ook toen ik later las dat het christenen door Paulus werd verboden om met niet-christenen aan één tafel de maaltijd te gebruiken, kwam dit bij me op. Zelfs Jezus beval, dat je je ouders in de steek moest laten om Hem te volgen. Pastoors en dominees verklaren uiteraard dat Jezus dit figuurlijk bedoelde, net zoals zij breed om de verboden op homoseksualiteit en echtscheiding heenpraten, maar voor mij blijven het waarschuwingen en verboden, die ik niet kan delen, reden waarom ik Spinozist ben.

33-48: "Annexatie" door de Islam van het Christendom, nadat in het vorige hoofdstuk het Jodendom is "geannexeerd". Hier wordt de aankondiging, en de geboorte van Jezus beschreven. De aankondiging geschiedde aan Imraan (Amram in de Bijbel). Zijn vrouw (haar naam wordt niet genoemd (!)) baarde Maria, de moeder van Jezus, aldus een tijdsverschil overbruggend van 1500 jaar. Dit wordt door Koran-uitleggers verklaard door Imraam niet een vader, maar een voorvader van Maria te noemen, wat ook twijfelachtig is, maat dit terzijde. Wat ik uit de verzen opmaak (die niet al te duidelijk zijn) is dat Zacharias (Zacharia) de man is van Maria, en de vader van zowel Johannes de doper als Jezus, óf, dat Jezus en Johannes met elkaar worden gelijkgesteld, want tijdens de aankondiging door de engelen wordt eerst Johannes, en een paar verzen later Jezus genoemd. Zijn vrouw was onvruchtbaar, en oud, maar Allah, die Maria ook van voedsel voorzag, zorgde voor de geboorte eerst van Johannes, en daarna van Jezus, of van Jezus/Johannes.

Zacharia voerde zijn ouderdom en de onvruchtbaarheid van zijn vrouw aan als probleem om een zoon te krijgen. Maria voerde haar maagdelijkheid aan als probleem daarvoor. Dit kan ik niet goed rijmen. 

Nader onderzoek op internet leverde ook niet veel op, want de sites die ik vond zijn ofwel prekend-christelijk ofwel prekend-islamitisch en zien geen tegenstrijdigheden of ongerijmdheden. Wel voeren zij andere plaatsen aan in de Koran waarin deze afstammingsperikelen nog eens worden besproken. Mogelijk krijg ik daar meer duidelijkheid. In elk geval heb ik de betreffende verzen in deze soera vijf keer overgelezen en kan niet tot andere conclusies komen, mogelijk zijn bij het kopiëren van de Koran in de geschiedenis verzen uitgevallen of zo.

Jozef wordt dus door de Koran niet genoemd, ik zie geen reden waarom Mohammed hier van het evangelie, dat hij goed gekend moet hebben, is afgeweken. Mogelijk beriep hij zich op een versie van de evangeliën die later verloren is geraakt, of niet werd goedgekeurd door een van de concilies van de christelijke kerk twee- tot driehonderd jaar eerder.

49-60: beschrijving van Jezus als een ware Moslim-profeet, die de mensen opriep om op punten af te wijken van de Torah, namelijk waar Allah dat wilde. (Ik vermoed dat Mohammed hier doelt op het verschil in interpretatie van de Mozaïsche wetten tussen Jezus en de schriftgeleerden. De schriftgeleerden volgden de letter van de wet, Jezus de geest van de wet, en riep op tot liefde voor de naasten). Typische Koran-waarschuwingen, dat Allah de volgelingen van Jezus zal beoordelen en de rechtgelovigen zal belonen en de niet-gelovigen onder hen zal straffen. Jezus zal Allah weer tot Hem doen terugkeren als een begenadigd profeet.

Jezus wordt dus niet als Gods zoon gezien, maar als een profeet, die de Joden getracht heeft op het rechte pad van Allah te leiden, hij wordt gelijkgesteld met Adam, Abraham en Mozes.

61-73: Deze verzen, en de verzen erna, zijn een grote, overweldigende preek ter  rechtvaardiging van de Islam en de Koran. Het argument waarom de Koran is uitgevaardigd door Allah, is bijzonder mager: namelijk het redetwisten door de "mensen van het Boek" (bijbel en evangelie) over de interpretatie ervan. Alsof door de volgelingen van de Koran niet in dezelfde mate hierover wordt geredetwist. Het Christendom verkeerde in een fase van consolidatie: er waren stromingen, maar er begon zich een duidelijke richting af te tekenen, en het bood aan velen een prachtig geloof waarin alle goede en rechtvaardige strevingen van de mens en alle geestelijke verdieping waaraan de mens behoefte voelde, hun plaats konden vinden.

Ook de onderbouwing is mager: er waren profeten, maar het Joodse volk was ongehoorzaam en bij tijd en wijle ongelovig, maar kon vertrouwen op Jahweh (Allah dus in termen van de Koran), die een verbond met hen had gesloten. Het was een exclusief geloof, en niet-Joden konden alleen via huwelijk Jood worden. Mogelijk dat dit een van de oorzaken was van het ontstaan van de Islam. Wat het Christendom betreft, veel elementen daaruit sloten niet aan op de leefwijze en cultuur van de Arabieren, welke veel meer leek op die van de Joden in die tijd, alleen de Joden hadden hun wetten die familie- en eigendomsverhoudingen regelden. De Christenen waren meer op Europa gericht, en dachten dienovereenkomstig meer Grieks-Romeins (rechtspraak, organisatie- en overlegvormen), hoewel in de tijd van Mohammed bijvoorbeeld in Syrië en zeker in Turkije er oosterse vormen van Christendom bestonden. Nu nog zijn daar rudimenten van te vinden.

Mohammed had dus méér nodig dan alleen een theologisch argument, en dat was herhaalde waarschuwing. De "mensen van het Boek" waren als het ware afgedwaalde kinderen, velen onder hen waren gelovig en rechtvaardig, en dat waren eigenlijk geen Joden of Christenen, maar waren ook Moslims, maar dan zonder het besef dat Mohammed de laatste ware boodschap had verkondigd. Dat geloof diende te worden in-geramd en geheid, met een veelheid aan herhalende verzen in de Koran, de herhaling bestaat uit niet veel meer dan dat Allah de enige, ware en goede God is, die alles ziet, voorziet, onthoudt enz. en die de oprechte gelovige die Zijn voorschriften onderhoudt, beloont met een soort Hof van Eden gevuld met "reine metgezellen", en de ongelovige zwaar straft met een zeer pijnlijke hel. Allah bestond er altijd al, en had met de kinderen Israels een verbond gesloten dat zij niet waren nagekomen, terwijl de Christenen ten onrechte Zijn profeet Jezus als (onderdeel van) God hadden opgevat, wat helemaal niet de bedoeling was van Allah. In zijn goedheid had Allah daarom als laatste poging om de mensen tot eenheid in geloof te brengen, Mohammed uitverkoren om de Koran te schrijven.


75: "Onder de mensen van het Boek is hij, die, als gij hem een schat toevertrouwt, u deze zal teruggeven, en er zijn er onder, die, als gij hun een dinar toevertrouwt, deze niet aan u zullen teruggeven, tenzij gij er voortdurend om vraagt. Dat komt, omdat zij (de Joden) zeggen: "Wij zijn niet aansprakelijk voor de zaak van de ongeletterden." Daarmede uiten zij tegen beter weten in een leugen tegen Allah." Duidelijk: de kinderen Israels zijn inderdaad geen mensen die geloofswaarheden aanvaarden van niet-Joden, die de Torah op een niet-Joodse manier interpreteren. Helaas wordt dat "een leugen tegen Allah" omdat dat in de Koran staat, en de Koran is Allah's woord, dat niet bestreden kan en mag worden. Ook de Christenen hebben dit probleem met de Joden. Een van de oorzaken van het wijdverbreid en vele eeuwen ongeremd voortgewoekerd hebbende anti-semitisme.













dinsdag 4 juni 2013

Aflevering 3: Aantekeningen bij de Heilige Koran

Dit is de derde aflevering van een serie bijdragen waarin ik mijn visie geef op wat ik in de Nederlandse vertaling van de Heilige Koran lees. Ik lees als niet-moslim, met een open oog en onbevooroordeeld.

http://www.koranonline.nl/koran/nl/index.php?subaction=showfull&id=1099093674&archive=&start_from=&ucat=2&go=NL

(Vervolg hoofdstuk ((soera)) 2): De Koe

213: belangrijk vers, dat rechtvaardigt waarom zo nodig de Koran geschreven moest worden, terwijl het Boek (de Bijbel)  er al was. Het vers betoogt, dat de mensen aan wie het Boek gegeven was, verdeeld waren in hun godsdienst en daarover onder elkaar redetwistten,  de Koran beoogt daaraan een einde te maken en allen, net als in de tijd voordat het Boek werd gegeven, weer te verenigen.

215: Aansporing om te geven: komt overeen met het christen- en jodendom, waarin ook aalmoezen en hulp aan behoeftigen wordt geboden.

216-218: Aansporing om voor het geloof te vechten. Waarschijnlijk is, dat hier verdedigend vechten wordt bedoeld en niet aanvallend vechten, want er is ook sprake van vijanden die u van het geloof trachten af te houden. "Vervolging is erger dan doden": het is erger om vervolgd te worden, dan om als rechtvaardige gelovige gedood te worden. (volgt nog de vervloeking van hen die ongelovig sterven hoewel ze beter hadden kunnen weten). Hierin verschilt de Koran van de Bijbel, waarin nergens staat dat je moet vechten om je geloof te verdedigen. Integendeel, in het Christendom is sterven voor je geloof het opperste wat je kunt bereiken. De Koran gaat een stap verder, en wil vervolging of de marteldood voorkómen, door te vechten. Ik denk dat hierin de Koran meer aansluit bij de menselijke drang, om datgene wat hij waardevol vindt, met vechten te verdedigen. Christen-heersers en vorsten en pausen hebben zich ook nooit iets aangetrokken van het ontbreken van het gebod om te vechten in de Bijbel, integendeel, zij vochten (net als moslim-heersers) juist ook om het geloof te verspreiden. Het recht om te doden en daartoe opdracht te geven in bepaalde omstandigheden (nooit in het algemeen) kwam uitsluitend aan God (Jahweh) toe.

219-220: Aansporing om geen wijn te drinken en geen kansspel te spelen. Deze aansporingen zijn geen echte geboden, maar een afweging: het geeft meer voordelen om het niet te doen, dan om het wel te doen. Hier wordt dus niet een echt gebod uitgevaardigd, maar als je de afweging van Allah ernstig neemt, dan vat je het als mens uiteraard op als een gebod.

220-223: in 220 wordt aangespoord om de wezen goed te verzorgen. De Koran springt van de hak op de tak: vechten voor het geloof, wezen, wijn drinken en dobbelen, enz. Het is moeilijk een rode draad of een verhaal te ontdekken in deze verzen. De meeste verzen kennen een kort zinnetje waarin iets wordt geboden of verboden of aangeraden, gevolgd door een uitgebreide beschrijving van Allah's goedheid, grootheid en rechtvaardigheid.

In deze drie verzen wordt ook duidelijk hoe de Koran tegenover vrouwen staat. De teksten van de hele Koran richten zich niet tot de vrouw (tenzij daarin duidelijk vermeld) maar tot de man. De wezen bijvoorbeeld worden als jongens (mannen) gezien, want als je hen goed verzorgd, worden zij je broeders. (en niet zusters). Menstruatie wordt gezien als iets "schadelijks" en de man moet dus wegblijven van de vrouw tijdens haar menstruatie. De vrouw wordt ook gezien als een akker voor de man. (dus als middel om zijn nakomelingen te baren). Je mag ook niet trouwen met een ongelovige vrouw, en je mag je dochter niet aan een ongelovige uithuwelijken. Er wordt dus niet gezegd dat je als gelovige vrouw niet met een ongelovige man mag trouwen, want de beslissing wie er met wie mag trouwen, is aan mannen voorbehouden, dus worden alleen mannen-geboden uitgevaardigd. Met 99,9% waarschijnlijkheid was dit in Arabië en omstreken al zo in de tijd vóór de Koran werd geschreven, en moeten we daarom alle Koran-voorschriften over de verhouding tussen mannen en vrouwen niet zien als typisch iets islamitisch. De voorschriften staan in de Koran, omdat de Koran inhaakt op zeden en gebruiken uit die tijd, anders had ze überhaupt geen succes gehad. Van die zeden en gebruiken buigt ze een aantal om tot "goede zeden" en andere wijst ze af, omdat die tot slecht en wanordelijk gedrag leiden. (bijvoorbeeld drankgebruik en dobbelen).

224-225: aansporing om geen eden te doen onder aanroeping van Allah: Allah weet toch wel of u goed of kwaad doet, en u moet het goede doen in Allah's ogen.

226-242: uitgebreide voorschriften over echtscheiding en wat de vrouw toekomt bij overlijden van haar man. Opvallend is weer het ontbreken van een voorschrift over wat de man moet doen bij het overlijden van zijn vrouw. Een man mag zo vaak scheiden als hij wil, en de Koran biedt voorschriften voor voorzieningen voor de vrouw en haar kind. Ook mogen man en vrouw na een scheiding weer bij elkaar terugkomen, ook indien de vrouw in de tussentijd met een andere man gehuwd is geweest. Dit is duidelijk een breuk met het Joodse voorschrift dat dit verboden is, daarvoor was de "scheidingsbrief" bedoeld die dat moest voorkómen. Ook het inhuren van een min is toegestaan, en er wordt aanbevolen dat een kind gedurende twee jaar borstvoeding zal krijgen. Ook wachttijden worden voorgeschreven: drie of viermaal een menstruatie wachten voordat een vrouw weer gemeenschap mag hebben na een echtscheiding of overlijden van haar man.

Ik zie deze gedetailleerde voorschriften als poging van Mohammed om orde te scheppen in een chaos van twisten en vetes aangaande gesol met vrouwen. Gelijkheid tussen mannen en vrouwen was onbespreekbaar, dus moesten er "redelijke" eisen worden gesteld aan de mannen wat betreft hun omgang met vrouwen. Als deze eisen in acht worden genomen, goedschiks of kwaadschiks via een sharia-achtige rechtspraak-praktijk, dan was er orde.

Opvallend is het verschil met de Bijbel, waarin echtscheiding slechts summier aan de orde komt.Overspel daarentegen wordt zwaar veroordeeld, en daar zegt deze dit hoofdstuk in de Koran niets over. Het lijkt mij waarschijnlijk, dat echtscheiding en overspel in de Bijbel en de Koran in elkaars verlengde liggen. De man die gemeenschap heeft met een vrouw, wordt geacht met haar te trouwen of dat al te zijn. We zien dit terug in de nog steeds vaak gebruikte islamitische prostitutie en plezierhuwelijken (voor de man een pleziertje, voor de vrouw bron van enige inkomsten), die de mogelijkheid geeft om slechts voor enkele dagen met een vrouw te trouwen en daarna te scheiden. Op een vraag over echtscheiding antwoordt Jezus: Iedereen die naar een vrouw kijkt en haar begeert, heeft in zijn hart al overspel met haar gepleegd. Ook zegt hij "Ieder die zijn vrouw verstoot, drijft haar tot overspel, en de man die haar daarna trouwt, eveneens". Tot op vandaag worstelt de kerk met deze uitspraken, de Islam is hier veel realistischer in. Mohammed maakt hier gebruik van door een uitgebreide reeks voorschriften om met deze menselijke eigenschap te leren leven in een cultuur, die dagelijks tot ontwrichtende taferelen leidt als het gaat om wie er met wie naar bed mag en waarom en wanneer. Je zou bijna zeggen: Mohammed wist van de hoed en de rand, en Jezus en de kerkvaders (Paulus, Augustinus, de evangelisten) waren mannelijke maagden.

243-252: Wederom afwijzing van ht Joodse geloof, de Joden weigerden te vechten op Allah's opdracht daartoe, hoewel duidelijk was dat David dank zij Allah Goliath had verslagen.

253: Afwijzing van het Christelijk geloof. Dat bracht immers geen eenheid, want de Christenen debatteren met elkaar over de juiste invulling ervan, en Allah heeft deze onenigheid gewild (om daarna de Koran te laten schrijven teneinde weer eenheid te brengen).

254-281: reeks lofzangen op Allah, onder aanvoering van diverse argumenten voor Zijn grootheid en goed heid. Aansporingen het goede te doen, aalmoezen te geven, geen rente op leningen te vragen, geen woekerwinsten te maken, weldaden te verrichten enz.

282: Uitgebreid vers dat inhoudt hoe te handelen bij het afsluiten van leningen en handelscontracten: voer een goede boekhouding en laat er altijd getuigen bij zijn. Verschil met de Bijbel, die zich hierover nauwelijks uitspreekt, mogelijk hadden de Joden hiervoor al goede afspraken, mogelijk ook dat dit een bron voor conflicten was in de Arabische wereld die Mohammed wilde reguleren.

283-286: reeks verzen waarin Allah wederom wordt geprezen, evenals Zijn boodschappers. Benadrukt wordt, dat Allah niet het onmenselijke vraagt, maar alleen datgene waartoe men in staat is. Waartoe men in staat is, dat moet men doen van en voor Allah, zoals het geloof dat voorschrijft. Allah is rechtvaardig, dat wil zeggen vergevingsgezing en genadevol, maar ook streng en straffend voor degenen die Hem niet willen gehoorzamen. Overeenkomst met het Christendom: berouw is belangrijk voor de zondaar.


donderdag 23 mei 2013

Aflevering 2: Aantekeningen bij de Heilige Koran-


Dit is de tweede aflevering van een serie bijdragen waarin ik mijn visie geef op wat ik in de Nederlandse vertaling van de Heilige Koran lees. Ik lees als niet-moslim, met een open oog en onbevooroordeeld.

http://www.koranonline.nl/koran/nl/index.php?subaction=showfull&id=1099093674&archive=&start_from=&ucat=2&go=NL

Vervolg Hoofdstuk 2 "De Koe"

116
Ontkenning van het geloof, dat Allah en zoon verwekt zou hebben.

117-142
Uitgebreid betoog, dat de Joden en Christenen verstokt zijn, en niet willen luisteren. Abraham was de eerste moslim, de Joden zijn verstokten die steeds Allah (Jahweh) ongehoorzaam waren, zij hadden vanaf Abraham zich gehoorzamen aan Allah moeten noemen en zich zo gedragen, (dan hadden ze vanaf Abraham moslim kunnen zijn - denk ik dan). Instelling van de juiste richting waarheen gebeden moet worden (richting Mekka), om de gelovige te onderscheiden van de ongelovige, die deze richting niet in acht neemt.

Alles is erop gericht om te betogen dat Allah de enige ware God is, en dat dit Boek Zijn aanwijzingen bevat. Bidt men niet richting Mekka, dan is men een ongelovige. Opvallend is dat het vermogen en de bevoegdheid om onderscheid te maken tussen de rechtgeaarde gelovige en de ongelovige, uitsluitend voorbehouden is aan Allah, terwijl wel allerlei slechte of onjuiste opvattingen van ongelovigen aan de kaak worden gesteld, welke duidelijk zichtbaar zijn voor mensen. Het kan dus haast niet anders, of die gelovigen komen in de verleiding op de rechtersstoel van Allah te gaan zitten.

145-176
Hier is sprake van de Qibla, de richting waarheem men bidt. Ik denk dat deze richting symbool staat voor iemands leefwijze. Als men de juiste qibla in acht neemt, word je onderscheiden van degenen die "de Gezant de rug toekeren", de ongelovigen dus.

Veel meer dan bij de Boeken van het Joden- en Christendom is, zo merk ik, in de Koran voortdurend sprake van een onderscheid tussen gelovigen en ongelovigen, waaronder Joden en Christenen.  Dit komt men in het Oude en Nieuwe Testament ook wel tegen, en ook in iets versterkte mate bij Paulus, waar deze waarschuwt tegen degenen die slechts schijnbaar, maar niet werkelijk de ware leer verkondigen. Steeds wordt gewaarschuwd, dat Allah hen streng zal straffen, wanneer zij de Boodschap wel hebben ontvangen, doch afwijzen.

Verder lijken veel verzen hier op de psalmen in het Oude Testament, zij het dat deze laatste wat meer uitgewerkt zijn. Ze leggen de nadruk op de goedheid, rechtvaardigheid en hulp van de Heer, als men in nood of gevaar verkeert. Ook zijn er enkele verzen die beschrijven wat goede werken zijn, deze komen ongeveer overeen met de Christelijke en Joodse deugden, behalve de meer concrete zoals het maken van de pelgrimstocht naar Mekka. Tegelijk echter waarschuwen de Koranverzen meer dan de psalmen voor degenen die Allah niet willen volgen, zij zullen kennismaken met de strenge, niets ontziende straffen van Allah. Blijkbaar had Mohammed geleerd van de ongehoorzaamheid der Joden, en wilde hij voorkomen dat Allah's volgelingen even ongehoorzaam zouden zijn.

177- 188
Hier zien we de basis van het Arabische recht, namelijk vergelding. Wie schade doet aan een ander, moet dezelfde soort schade terug ondervinden, maar kwijtschelding door de benadeelde is in Allah's ogen een deugd (geen plicht, zoals bij de Christenen). Verder voorschriften omtrent het maken van een testament (verplicht voor elke gelovige) en vasten. Tijdens de vasten is seksueel verkeer geoorloofd.

189- 194
Voorschriften over gewapende strijd. Deze zijn niet erg duidelijk, want enerzijds mag gedood worden tot de ander ophoudt (met het vervolgen van gelovigen), maar anderzijds is niet duidelijk wanneer dat is. "Tot de godsdienst alleen voor Allah wordt" zegt het vers, maar dan nog mag verder gestreden worden tegen onrechtvaardigen (die dan wel Allah volgen maar niet helemaal?). Ook valt op dat Allah zijn volgelingen aanspoort om te vergelden als je onrechtvaardig wordt behandeld, in tegenstelling tot Jezus Christus in het
Evangelie (Jezus vertegenwoordigt God (Allah) onder de mensen. Hier ligt een belangrijk verschilpunt met het Christendom. Ook agressie moet met agressie worden beantwoord.

195-200
Voorschriften over het doen van de bedevaart naar Mekka (verplicht voor wie het kan) en over de onderweg in acht te nemen zaken en gedachten: alle betreffen het besef van de goedheid en rechtvaardighid van Allah en het besef door Hem te worden geleid vanuit de dwaling.

200-203
Voorschriften aangaande waarvoor men zou moeten bidden. Doet denken aan het Christelijk Onze Vader, de nadruk ligt op het rechtvaardig toedelen van het verschuldigde.

204-211
Waarschuwing voor valse profeten, die zich populair maken, maar dat alleen uit eigenbelang doen. Doet denken aan de waarschuwingen van Paulus tegen hen, die zeggen in de naam van Christus te spreken, maar in feite anti-Christus zijn. In 211 krijgen de Joden nog een veeg uit de pan voor hun ongehoorzaamheid.

Mohammed maakt hier duidelijk misbruik van de verhalen in het Oude Testament: daar bekennen de Joodse auteurs in ootmoed, dat ze gezondigd hebben en het rechte pad hebben verlaten, maar dat Jahweh hen steeds genadig te hulp is gekomen. Mohammed gebruikt dat nu tegen hen, tegelijk steeds herhalend dat Allah de ongelovigen en onrechtvaardigen zal straffen. Soms schemert in de teksten door dat er ook ongelovige rechtvaardigen kunnen zijn, maar dat is niet duidelijk omschreven.

Allah is wel vergevingsgezind, maar alleen wanneer men zijn gedachten en leven betert, en berouw toont. Het is Allah niet gebleken dat de Joden dat doen: zij blijven immers bij hun oude "ongeloof" hangen en volgen Mohammed niet (hij is immers geen "kind Israels", dus waarom zouden ze hem volgen). Mogelijk is dit een van de grootste teleurstellingen voor Mohammed. Voor mensen wordt vergevingsgezindheid als goed en wenselijk beschreven, maar niet als plicht.
(wordt vervolgd)