dinsdag 26 februari 2013

Over goed en kwaad, een poging tot begrijpelijke interpretatie van Spinoza's ethiek (II)

Kwaad is al datgene wat schade aan iets goeds veroorzaakt. Maar in de ogen van Spinoza is alles "goed", wat voortgekomen is uit Gods wil tot instandhouding en verandering van al het bestaande, volgens zijn wetten, die we terugvinden in de wetten van de natuur. Die wetten van de natuur kunnen wij voor een deel doorgronden door natuurkundige waarnemingen en beschrijvingen, maar voor een groot deel zijn we daartoe niet in staat. Hoe kunnen wij dan zien of iets "kwaad" is, want we moeten goed in de gaten houden, dat de termen "goed" en "kwaad" menselijke termen zijn. Weliswaar hebben we ons redenerende verstand en ons intuïtieve gevoel, maar we moeten niet de fout maken dat we alles goed of kwaad kunnen noemen waarvan ons verstand of gevoel ingeeft, dat het goed of kwaad is. Zoals Spinoza aangeeft, zijn ons verstand en onze intuïtie en gevoel beperkt, maar is onze wil (al is die niet vrij) onbeperkt.

Neem een sprekend voorbeeld: iedereen is het erover eens, dat Hitler het kwade wilde. Een bepaald iets dat hij wilde, namelijk het uitmoorden van Joden, was een groot kwaad. (Daarnaast wilde hij nog veel meer kwade dingen, maar we beperken ons even hiertoe). Allereerst: Hitler's wil was weliswaar onbeperkt, maar zijn verstand beperkt, net zoals dat van u en mij. Spinoza beredeneert dat de wil niet vrij is, dus ook niet die van Hitler, omdat de beslissing (het resultaat van zijn wil) van Hitler om de Joden uit te moorden, een hele keten van oorzaken en gevolgen vóór zich had, waar Hitler zelf niets aan kon doen. Hij had een bepaalde opvoeding, opvattingen en gedragingen van zijn ouders, zijn genen, de levens-situaties waarin hij verkeerde, zijn gevoel van eenzaamheid en niet erkend worden, het zichzelf een miskend genie vinden, zijn redenaarstalent, zijn ontdekt worden door Nazi-leiders die behoefte hadden aan een felle redenaar, het anti-semitisme in zijn geboorteland, zijn gevoel van geluk als hij erkend wordt en zijn gaven om (binnen de Nazi-cultuur) hogerop te komen en tegenstanders uit te schakelen, enz. enz. Daarom vindt Spinoza de wil niet vrij, omdat volgens de wetten van de natuur Hitler zo moest worden als hij was. Hitler was een schurkachtige slechterik, maar vonden de meeste Duitsers in Beieren dat in de jaren dertig ook? In de ogen van Spinoza was Hitler volmaakt, dat wil zeggen een schepsel "mens" zoals alle mensen. Ieder mens met dezelfde eigenschappen, die dezelfde dingen had meegemaakt als Hitler, zou ook een Hitler zijn geworden. Het vreselijke kwaad dat uit Hitler en zijn omgeving voortkwam, werd veroorzaakt door de beperktheid van het menselijk verstand, gevoel en intuïtie. Spinoza houdt van schijnbare tegenstellingen, want ook deze beperktheid noemt hij "volmaakt" omdat ze ingebakken zit in de menselijke natuur, God wilde het zo, anders bestond die beperktheid niet. De Nazi's zagen niet in, dat wat zij deden vernietigend was niet alleen voor henzelf, maar voor de hele mensheid. Zij lieten hun verstand leiden of liever: wegstoppen, door hun gevoel. Dat gevoel was een gevoel van miskenning, van angst voor het vreemde, van verontwaardiging, van agressie. Dat alles werd "goed-gepraat" en omgebogen in superioriteitsgevoel, vreemdelingenhaat, verlies van empathisch vermogen en alle andere eigenschappen die mensen nodig hebben om in vrede met elkaar samen te leven. Gevoelens van miskenning, angst voor het vreemde, verontwaardiging en agressie zijn natuurlijke gevoelens tot op zekere hoogte, iedereen heeft ze wel eens gehad, ze zijn nodig voor zelfbescherming in het dagelijks leven, en voor motivatie tot verandering. Maar ze kunnen omslaan in hun tegendelen wanneer de mens zich tevéél bedreigd voelt. Een kat in het nauw maakt rare sprongen. Het gevoel miskend te worden veranderen in het gevoel superieur te zijn, en angst veranderen in vernietigingsdrang, dat geeft pas een opkikker aan de geest, en de energie die nodig is voor verandering ten goede, hoeft niet besteed te worden. Het verstand wordt er dan bij geroepen om dit "goed" te praten, weg te moffelen of van een mooie theorie te voorzien. Hitler bood daarbij uitstekende diensten.

Hierdoor ontstaat uit iets dat in zich goed is, een groot kwaad. Kwaad gedefinieerd als hierboven vermeld. En dan komen we aan het tweede punt: alle lichamen in de natuur kennen (volgens een interpretatie van Spinoza door de Duitse filosoof en literator J.G. Herder) een positieve en negatieve pool. Dat bestaan van die polen is op zichzelf goed, want behorend tot de natuur. Leven en dood, ziekte en gezondheid, jeugd en ouderdom, groei en aftakeling, opbouw en vernietiging, werking en tegenwerking, expansie en samentrekking, hitte en kou, en ga maar door. Goed en kwaad komen in deze opsomming niet voor, dat is door mensen uitgedacht. Je zou kunnen zeggen dat deze polen tot de volmaakte aard van de natuur behoren. Als we de levende natuur om ons heen zien, dan zien we een enorm wrede wereld. Prooien die langzaam onder helse pijnen aan hun einde komen. Pijn is een natuurlijk mechanisme dat ertoe dient om een levend wezen dat het voelt, te waarschuwen en aan te zetten tot verbetering, maar als de verwonding of de ziekte dodelijk is, kan ze hels worden. Het leven van niet-mensen is een hevige strijd met slechts weinig momenten van rust en genieting. De mens met zijn verstand kan (eventueel ten koste van mede-mensen) voor zichzelf een leven vol materieel en fysiek genot creëren, dieren kunnen dat niet. Het zit allemaal in de natuur ingebakken. Of dat fysieke genot ook tot geluk leidt, is een andere kwestie.

Dat genot dat wij zoeken, komt voort uit een natuurwet die ook door Spinoza is geformuleerd, namelijk dat alles streeft naar instandhouding. Natuurlijke krachten zorgen ervoor dat die instandhouding wordt gehandhaafd, maar ook dat elk individueel wezen of ding bedreigd wordt in zijn instandhouding, doordat andere wezens of dingen eveneens naar instandhouding streven. Zo zijn zowel wezens als dingen voortdurend met gebruikmaking van natuurlijke krachten bezig om zichzelf in stand te houden (en de instandhouding van andere wezens en dingen te bedreigen). Mensen noemen daarom ziekten en aanvallen van wilde dieren en vijanden een groot kwaad. Oorlog is inderdaad een kwaad, omdat mogelijk misschien wel een vijandelijk volk wordt veroverd of tegengehouden, maar op hoger niveau, namelijk dat van de mensheid als geheel, schade wordt toegebracht. Men kan oorlog en gewapende strijd niet zien als een voortzetting van de evolutie-theorie (the survival of the fittest), zoals de Nazi's geneigd waren te doen, omdat oorlog voortkomt uit menselijke denkbeelden, die gestuurd worden door een onvrije, maar onbeperkte wil en een beperkt verstand en gevoel. Natuurrampen noemen we ook een kwaad, maar die zijn het gevolg van krachten tot instandhouding in de niet-levende natuur, net zoals dooi ijs doet smelten en opstijgende waterdamp regen doet ontstaan. Ons verstand en gevoel zeggen ons dat we het onszelf zo goed mogelijk moeten maken in deze wereld van lichamen en krachten, van polen en tegenpolen, en dat we de natuur zo goed mogelijk moeten observeren om haar waar mogelijk en wenselijk, te beïnvloeden en anders onszelf zoveel mogelijk te beschermen. Ook dat we dankbaar moeten zijn dat we er zijn, hopen dat ons geen leed overkomt en ervoor zorgen dat anderen ook geen leed overkomt. We moeten God en zijn natuur dankbaar zijn voor dit bestaan, want het is het enige bestaan dat er is, en we merken dat het voor veel wezens en mensen mogelijk is om geluk te ervaren. Het is een menselijk gebrek, een menselijke beperktheid, dat we er maar niet in slagen om het leed en het kwaad uit te bannen, hoewel we weten dat we daar wel naar moeten streven, anders zal de geweldige natuur eerder dan voor onze instandhouding nodig hoeft te zijn, ervoor zorgen dat ze zichzelf  in standhoudt zonder ons.

Wat we echter niet zouden moeten doen, is ons overgeven aan een godsdienst die God ziet als een machtige Supermens, die overal ingrijpt als we maar genoeg bidden, die oordeelt, die boos kan zijn en jaloers, en meer menselijke eigenschappen bezit. God wordt dan een soort al-goede Zeus die bliksemend langs de hemel snelt of op zijn Olympus troont. Volgens Spinoza's Gods-idee kon dit niet, want God zou dan tegen zijn eigen wetten in handelen. Zijn wetten lagen besloten in de natuur, waaraan "geen tittel of jota" veranderd kon worden, op gezag van God. De Bijbel bijvoorbeeld geeft alle aanleiding om God als zo'n Almachtige persoon te zien die buiten zijn eigen schepping staat die hij gemaakt heeft, maar we moeten niet vergeten dat ze geschreven is in een tijd waarin mensen zochten naar goddelijke verhalen die God als een almachtige, straffende en belonende Persoon afschilderde, temidden van concurrerende goden die absoluut niet mochten worden aanbeden. Spinoza geeft dat duidelijk aan, reden waarom hij onder banvloeken uit de Joodse gemeenschap is gestoten en later ook uit de Rooms-katholieke kerk. Het siert Spinoza, dat hij nooit tegen godsdiensten ten strijde is getrokken, maar alleen de punten heeft beschreven waarop hij van mening verschilde met het orthodoxe Jodendom en de Rooms-katholieke leer. Deze punten waren voor de godsdienstige leiders en orthodoxe navolgers van deze godsdiensten voldoende om hem als een goddeloze atheïst in de ban te doen, en die naam heeft hem tot diep in de negentiende eeuw achtervolgd.

(wordt vervolgd)


Geen opmerkingen:

Een reactie posten