donderdag 17 april 2014

Waarom de Joden Christus niet hebben gekruisigd

Als je het lijdensverhaal leest van Johannes, geeft dat aanleiding om het traditionele beeld dat je voor ogen hebt van een Jezus die door een massa Joden naar Pilatus wordt gebracht, grondig te herzien. Ik kwam hierop door een artikel in Trouw over het boek "Pilatus en Jezus" van de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben. Pilatus was een meedogenloze landvoogd, die zich van de Joodse godsdienst niets aantrok, en alleen geïnteresseerd was in de openbare orde en handhaving van het gezag van de Romeinen tegen zo weinig mogelijk kosten voor die Romeinen: zo konfiskeerde hij het goud van de tempel om de watervoorziening van Jeruzalem te betalen, en richtte hij een bloedbad aan onder de Joden die daartegen protesteerden, aldus de Joods-Romeinse geschiedschrijver .Flavius Josephus (die echter met geen woord over Jezus repte). Uit Johannes komt echter een weifelende man naar voren, die een filosofisch-getint gesprekje voerde met Jezus over de vraag of hij nu wel of niet koning was van de Joden, en Pilatus' probleem of de Romeinen zich hiermee moesten bemoeien of niet. In elk geval vond Pilatus dat Jezus mogelijk wel koning was, maar "niet van deze wereld" (Jezus' eigen woorden), zoals wij in onze tijd wel zeggen van iemand die "niet met beide benen op de grond staat". Hij vond hem dus onschuldig.

Hij sprak ook niet met "een volksmassa" die zich op het plein voor zijn paleis bevond, maar met een groepje hogepriesters, want zo'n gesprek kun je niet met een menigte voeren, het was een juridische discussie tussen een bezettende autoriteit en hoge gezagsdragers van het bezette land. Johannes heeft het ook niet over een menigte, maar wel over "Joden" en "hogepriesters". Zij stonden buiten, omdat de godsdienstige voorschriften het naar binnen gaan door Joden verboden, het was "onreine grond" die zo vlak voor Pasen niet aangeraakt mocht worden, zo staat in het evangelie. Pilatus was wel zo bereidwillig om dit te eerbiedigen en zelf naar buiten te komen.

Maar na dit gesprek deed hij iets wat hem als wrede landvoogd typeerde: hij liet Jezus geselen en een doornenkroon op zijn hoofd zetten, als een bespotting van zijn koningschap, en toonde hem daarna aan de hogepriesters. Waarom deed hij dat? De geseling kon gewoon achterwege blijven. Misschien wilde hij zien of de hogepriesters nu tevreden waren, hij wilde niet zomaar omdat de Joden dat eisten, een doodvonnis uitspreken, alleen de Romeinen konden op eigen initiatief gevaarlijke sujetten ter dood brengen, als afschrikwekkend voorbeeld. Wat hij wilde, was rust onder het volk en geen oproer. Jezus was als een populaire volksheld de dag ervoor Jeruzalem binnengetrokken, dat moet Pilatus hebben geweten, hij stond er bijna met zijn neus bovenop. En nu kwamen een paar hooggeplaatsten uit datzelfde volk hem vertellen dat hij gevaarlijk was. Dit is nog een reden waarom een anti-Jezus-gezinde volksmassa voor het paleis van Pilatus erg onwaarschijnlijk is, maar nodig voor de mythe dat de Joden Christus hebben laten kruisigen.

En dan komt er een passage, die van grote betekenis zou zijn voor de toekomst van het Joodse volk: het evangelie (en niet alleen dat van Johannes) zegt namelijk dat hij Jezus overleverde aan de Joden, om hem te laten kruisigen. En dit nu is volstrekt onlogisch. Pilatus doet hiermee afstand van zijn bevoegdheid als rechter. Als hij echt de doortastende en meedogenloze landvoogd was die Flavius Josephus beschreef, dan had hij de knoop doorgehakt en Jezus gewoon als een volksopruier ter dood moeten veroordelen. Beter een volksoproer onder de volgelingen van Jezus, dan een opstand die werd aangevoerd door de hogepriesters. Maar nee, hij werd ineens weifelmoedig, vond dat Jezus onschuldig was, gaf hem aan de Joden, en liet vervolgens zijn eigen soldaten Jezus kruisigen. Nota bene de hogepriesters zelf zeiden, dat zij niet tot en doodvonnis waren bevoegd, en dat alleen de Romeinen dit konden uitspreken en uitvoeren. Jezus heeft wel van zichzelf gezegd, dat hij de "zoon des mensen" was, maar nooit dat hij Gods zoon was. Toen Pilatus in een ander evangelie aan hem vroeg (en volgens weer en ander evangelie vroegen de hogepriesters dat aan hem): "bent u de zoon van God?" heeft Jezus geantwoord "u zegt het". Dit kan ook worden uitgelegd als "Dat zijn uw woorden, dat hebt u mij niet horen zeggen". Johannes schrijft dat toen Pilatus van de hogepriesters hoorde, dat hij "zich uitgaf voor de Zoon van God", hij bang werd. Ik kan me dat niet voorstellen. Was Johannes soms bij dat gesprek aanwezig? Werd Pilatus bang voor de God van de Joden? Eveneens onvoorstelbaar.

Conclusie: het uitleveren aan de Joden door Pilatus is een constructie binnen een verhaal, om aannemelijk te maken, dat de Joden schuld hadden aan de dood van Christus.

Al vaker heb ik betoogd, dat de evangeliën verzonnen verhalen zijn, die "vlees en bloed" moesten geven aan de Christus die Paulus in zijn brieven beschreef, decennia vóórdat er van enig geschreven evangelie sprake was - naar mijn mening was dat een Christus die bekend stond als "Rechtvaardige Leraar", en die predikend heeft rondgetrokken lang voordat Pilatus landvoogd was, ook de rollen uit Qumran, de Dode-Zeerollen, getuigen daarvan). Onderzoek heeft uitgewezen, dat de evangeliën gebaseerd zijn op één mondeling overgeleverd verhaal, het oer-evangelie, waarvan verschillende versies in omloop zijn gebracht.

De schrijvers van de evangeliën wilden, in het voetspoor van de Jood met Romeins staatsburgerschap, Paulus, een duidelijke scheidslijn aanbrengen tussen enerzijds de Romeinen (oftewel de bevolkingen van het Romeinse rijk) en anderzijds de Joden, als het gaat om de schuldvraag aan de dood van Christus. Jezus was trouw aan de Joodse wetten, maar hekelde voortdurend de schijnheiligheid, het ging hem om de geest van de wet, en niet om de letter ervan. Dat was steeds tegen het zere been van de schriftgeleerden en hogepriesters, die hij "witgepleisterde grafstenen" noemde. Het evangelie laat zien, dat Jezus zich inderdaad niet met politiek bemoeide, en "aan de keizer liet geven, wat des keizers was, en aan God wat van God was". Hiermee werd hij populair onder het volk, en dat stak de hogepriesters. Ook Paulus disputeerde met de volgelingen van Jezus, of Jezus een echte Jood was of niet, en of zijn volgelingen Jood moesten worden (d.w.z. besneden)  of niet. Paulus besloot eigenmachtig, dat Jezus' volgelingen (de "christenen", een Paulinische uitdrukking en een Griekse, geen Joodse naam) een nieuw verbond hadden gesloten met God, en geen Jood hoefden te worden. Degenen die dat niet met hem eens waren, bleven een Joodse sekte, en verdwenen van het toneel. Als Paulus er niet was geweest, was er geen christendom geweest.

Alles wijst erop, dat het de schrijvers van de evangeliën erom te doen was, de Joden in diskrediet te brengen, en de rol van Pilatus te sparen. Daarom "leverde Pilatus Jezus uit aan de Joden", en sprak hij zelf geen doodvonnis uit, terwijl het toch niet de Joden waren, maar Romeinse soldaten die hem, na hem eerst te hebben gegeseld en bespot, hem de kruisdood lieten ondergaan. Pas nadat Jezus aan het kruis was gestorven, mochten zijn Joodse volgelingen hem weer hebben.

Deze weergave heeft gezorgd voor een fundament onder het anti-semitisme, omdat de evangeliën heilige verhalen waren, die volgens christenen eeuwenlang precies weergaven wat er in werkelijkheid gebeurde. Pas in onze tijd is dankzij geschiedkundig en schriftkundig onderzoek komen vast te staan, dat het helemaal de vraag is of Jezus destijds al wonderen verrichtend en predikend tussen het jaar 0 en 33 in Palestina heeft rondgelopen. Paulus heeft Jezus nooit ontmoet, maar werd bekeerd tot het christendom, toen hij in opdracht van de hogepriesters christenen moest arresteren in Damascus. Onderweg werd hij bekeerd, en in Damascus opgenomen in de christen-gemeenschap. Hij was een tijdgenoot van Jezus (volgens de traditionele christelijke tijdrekening) en zijn bekering, en daarmee zijn apostelschap, moet enkele jaren na, of ongeveer gelijktijdig met de terechtstelling van Jezus hebben plaatsgevonden. Paulus trok ten strijde tegen, en verdedigde later vurig, de Christus die zetelt aan de rechterhand van God, en die ter dood was gebracht door een onrechtvaardige wereldlijke macht en weer verrezen, nadat hij een heilvolle boodschap had gepredikt. Hij was de Rechtvaardige, die zou wederkomen om te oordelen over de levenden en de doden. Nergens verwijst Paulus in zijn brieven naar enig evangelie.

Een vroege christelijke martelaar, de eerste zelfs, die in Jeruzalem tempeldienaar was en pas kort na het jaar 33 de marteldood vond, was Stephanus. Net als Jezus was hij een boeiend spreker die kritiek uitoefende op de hogepriesters en hun aanhang, en werd dus gearresteerd. Hij hield een verdedigingsrede voor de raad van hogepriesters, het Sanhedrin, waarin hij een zelfde Christus verdedigde als Paulus, ook zonder naar enig voorval of uitspraak van Jezus in enig evangelie te verwijzen, behalve diens marteldood, verrijzenis en de voortzetting van het verbond van Jahweh met het Joodse volk, in een nieuw verbond. Plaats noch datum noch ander detail werden daarbij door hem genoemd, hij verwees niet naar een concrete, onlangs terechtgestelde en verrezen Jezus. Hiervoor werd hij bij de "poort van Stephanus" in Jeruzalem gestenigd. Paulus (toen Saulus)  was bij die steniging goedkeurend aanwezig. De steniging vond plaats zonder toestemming van of vonnis van de Romeinen, en was dus illegaal. Dit alles staat vermeld in de "Handelingen der apostelen", geschreven 60-100 jaar na het jaar 33, samen met het Lucas-evangelie, kort na het overlijden van Paulus.