woensdag 31 juli 2013

OPDRACHT



Ik zie gestalten aarz'lend naderkomen,
Die 'k vroeger, onbevangen, heb gekend.
Zou 'k nu dan trachten om u vast te houden,
Voel ik mijn hart nog tot die waan geneigd?
U houdt maar aan, laat ik u dan vertrouwen;
Mijn borst voelt plotseling een jeugdig beven
Voor toverschijnsels die uw stoet omgeven.

U brengt mij beelden uit plezier'ger dagen,
En menig dierbaar weerzien doet zich voor;
Het is een oude, half verklonken sage
Waarin de eerste liefde wordt bemind;
De pijn wordt nieuw, herhaald wordt ook het klagen
Verdwalend door des levens dichte labyrinth,
U noemt de goeden, die door ijdel streven
Naar wat geluk, verdwenen uit mijn leven.

Zij horen niet meer wat ik nu ga zingen,
De zielen, ooit genietend van mijn zang.
Uiteen is nu het toen zo vrolijk dringen,
En wat ooit klonk, gestorven, ach, zo lang.
Voor onbekenden zijn mijn droeve dingen,
Hun lof zelfs maakt mij in gemoede bang.
Mocht verder iemand nog mijn lied waarderen,
Als hij nog leeft, ver weg zal hij mij eren.

Mij dwingt een lang ontwende wens te wonen
In dat zo stil en ernstig geestenrijk,
Nu zweeft op aarzelend verwaaide tonen
Mijn fluist'rend lied, Aeolus' harp gelijk.
Een huiv'ring wil met tranen mij belonen,
Mijn strengheid neemt voor mildheid nu de wijk;
En het nabije is tot nevelvorm vervlogen,
Het verre staat mij helder nu voor ogen.

Een democratische reactie op het libertarisme

Na lezing en overdenking van het libertarisch "pamflet" van "De democratie voorbij" van Frank Karsten en Karel Beckman kom ik tot de conclusie dat veel van hun kritiek op de parlementaire democratie terecht is, maar dat (1)  een aantal kritiekpunten onterecht zijn (bijvoorbeeld dat de moraal ten prooi valt aan de wet van de meerderheid) en (2) zij een utopische oplossing nastreven in de vorm van een soort staat die niet parlementair-democratisch is, maar het aan mensen zelf overlaat hoe zij met elkaar in vrijheid en in kleinschalig regionaal verband samenleven. Ik kan mij met de beste wil van de wereld niet voorstellen hoe dat dan zou moeten zonder enige vorm van overheidsdwang, en zonder dat "het recht van de sterkste" de overhand zal nemen. Ken uzelve, zei Socrates, maar ook: Ken de mens.

Wel denk ik dat we aan ons parlementair-democratisch systeem het een en ander moeten veranderen willen we tot een betere samenleving komen voor de toekomst. Ons systeem stamt uit de negentiende eeuw, en er is sindsdien veel veranderd. Ik denk dat het goed is om weer terug te gaan naar 1945, toen we begonnen met de wegen in te slaan die tot de huidige crisis hebben geleid. Sinds die tijd werden verschillende wetten ingevoerd die ons hebben verwend. Het is beter om iemand te leren vissen, dan om hem vis te geven. Dit spreekwoord is herhaaldelijk met voeten getreden. De regeringen konden alleen maar geven, het geld kwam als manna uit de hemel vallen, want de economie moest helemaal van de grond af worden opgebouwd, en dat gebeurde ook met veel voortvarendheid. Niet alleen regeringen, maar ook grote staats- en particuliere bedrijven stimuleerden niet tot zelfdoen, maar deelden uit. Zoals de Staatsmijnen, de textielindustrie, Philips (dat grote belastingvoordelen kreeg), de PTT, enz. Zij hadden allemaal (huur-)woningen, verenigingen, zorg-organisaties enz. voor het eigen prsoneel. De grootste voorloper van het CDA, de KVP, vond dat het eigen woningbezit moest worden gestimuleerd. Dit werd niet bereikt door spaar-aanmoediging, maar door aftrek van hypotheekrente van de inkomstenbelasting. Zo zorgden Rooms-rode kabinetten ook voor de AOW als algemeen staatspensioen voor iedereen, ongeacht rijk of arm, een WAO, die later onbetaalbaar bleek te zijn omdat werkgevers er hun overtollig personeel in dumpten (een hazenlip of kromme teen was al voldoende voor een WAO-uitkering) en natuurlijk veel, zeer veel subsidies waar je nu van je stoel af zou vallen als je ervan hoorde. Ambtenaren werden extra riant behandeld en hadden bv. eigen zeer gunstige ziektekostenverzekeringen en konden niet worden ontslagen tenzij misdaad in het spel was. Boeren kregen ook een voorkeursbehandeling, dankzij de voorloper van de EU, de EEG. Dit leidde tot grote melkplassen en boterbergen. De VVD, kan ik me herinneren, was hier fel op tegen, en rekende voor dat het grootste deel van de boeren voor niets werkte en hun boven-modale inkomsten uitsluitend uit subsidie verkregen: het was goedkoper hun een werkloosheidsuitkering te geven dan ze aan het werk te houden. Kortom, luilekkerland.

Pas in 1978 begonnen enkele top-politici in te zien dat het zo niet verder kon. Wikipedia schrijft hierover: "Bestek'81 was een nota die in de zomer van 1978 werd uitgebracht door het Nederlandse kabinet van Agt-Wiegel. Bestek'81 beschreef het voorgenomen sociaaleconomisch beleid tot en met 1981. Centrale punten waren de ontkoppeling van de uitkeringen en de overheidssalarissen van de loonontwikkeling in het bedrijfsleven. Ook moest de markt meer ruimte krijgen.
Het plan stuitte op hevig verzet in de samenleving. Van de uitvoering kwam weinig tot niets terecht, ook al omdat de fractievoorzitter van het CDA Ruud Lubbers de tijd er nog niet rijp voor achtte. Na twee jaar kreeg de minister van Financiën Frans Andriessen er genoeg van. Hij diende in 1980 zijn ontslag in; hij kon naar eigen zeggen zo niet werken."

Nog steeds, zo zeggen de libertariërs, vinden politieke partijen hun bestaansrecht niet in het stimuleren en aanmoedigen, maar in het geven. Dat komt ook door de Grondwet, die de overheid verplicht zich te bemoeien met allerlei zaken die mensen best zelf kunnen regelen zoals onderwijs, zorg, "volkshuisvesting" (het woord alleen al, het suggereert dat "het volk" door de overheid "gehuisvest" wordt) enz. Bovendien willen politici en politieke partijen graag herkozen worden, hun verkiezingsprogramma's staan vol mooie beloften waarvan de meeste niet waar gemaakt kunnen worden in vier jaar. Wanneer een partij een succes behaalt, schrijven zij dat zichzelf toe, en bij falen wordt het anderen toegeschreven. Veel beloften in deze tijd van crisis slaan op het behoud van voorzieningen aan de ene kant, terwijl er diep gesnoeid moet worden aan de andere kant. De kiezers "zappen" wanhopig van de ene partij naar de andere, of gaan gewoon niet meer stemmen. Natuurlijk komen steeds die partijen als winnaars uit de bus, die tekeer zijn gegaan tegen het "wanbeleid" van regerende partijen, maar zelf in de oppositie konden blijven zitten. De PVV heeft dit scherp ingezien, en komt bij de eerstkomende verkiezingen als anti-Europa- en buitenlanderspartij en beschermer van de ouderenzorg als grootste uit de bus. Ik wed dat ze echter niet gaan mee-regeren, zodat ze hun rol als roeptoeters en vertolkers van de frustraties van hun kiezers gewoon kunnen blijven voortzetten.

Geef ze eens ongelijk. De PVV maakt handig gebruik van het falen van het uitdeelbeleid en de verstikkende bureaucratie, alsmede van het onderschatten van "Europa" als ondergraver van de statelijke soevereiniteit door de traditionele partijen. We zijn nu het teveel aan krediet dat we sinds de 50er jaren in zalige naïviteit hebben opgebouwd, aan het terugbetalen. Ik doe de volgende suggesties om hieruit te komn:

1. Begin met een stimuleringsbeleid zodat mensen alternatieven krijgen in plaats van dat ze alleen maar iets wordt afgenomen. Die alternatieven moeten zijn gericht op kleinschalige samenwerking, duurzaamheid en vermindering van bureaucratische controle en regels. Zoals het werken met regionale vormen van geld, andere woonvormen, tot zelfs tenten toe, buurtgerichte thuiszorg los van grote zorgbedrijven, indicatiestellingen en time- and motion-studies voor zorgwerkers, het vereenvoudigen van het starten van een eigen bedrijfje door simpeler vergunningenbeleid en belastingvereenvoudiging, het toestaan van "vrije markten" op aangewezen locaties, kortom, het stimuleren van plaatselijke en kleinschalige economische activiteit. Ook innovaties, en vooral op het gebied van duurzaamheid, moeten worden gestimuleerd. Maak als leidraad van beleid niet"geven en nemen" maar "stimulering tot zelfwerkzaamheid en duurzaamheid".

2. Trek u niets aan van ambtenarenbonden maar kleed de managers-koninkrijken en de bureaucratie op de ministeries via gerichte wetgeving uit. Verlaat het zoeken naar draagvlak voor bezuinigen, dat leidt alleen maar tot niet-bezuinigen. Kwantitatieve controle als basis voor financiering (bv. in de zieken- en bejaardenzorg) werkt contra-productief, net als de verfijning van indicatiestellingen. Financier niet op basis van verrichting of bezet bed, dat leidt tot hogere kosten in plaats van lagere. Financier ook het onderwijs niet op basis van aantallen geslaagden in vier of vijf jaar, dat leidt tot diploma-inflatie en niveau-verlaging. Vertrouw op vakmanschap en professionaliteit van zorgers, artsen en docenten, een verplicht ze tot periodieke bijscholing en (mede) collega-beoordelingen. Privatiseer liever (een deel van) het onderwijs, c.q. maak meer mogelijk voor hoogbegaafden, met speciale scholen op alle niveau's (basis, voortgezet, hoger). Herstel, ook via zelf-werkzaamheid, de mogelijkheden voor laagbegaafden. Dat kan kosten-neutraal, of zelfs tegen lagere kosten, als eerst maar eens in de bureaucratie wordt gesneden.

3. Ga door met stimuleren van de mantelzorg, maar schep ook voorwaarden daartoe o.a. via vacaturebanken, voorlichting en aanmoedigingspremies en -prijzen. Mensen worden graag gewaardeerd, en dat kan ook niet-financieel.

4. Treed de EU tegemoet met een "nee, tenzij" houding in plaats van een "ja graag"- houding. Dring verder aan op en scherper onderscheid van wat de EU aangaat en wat het land zelf aangaat. Maak nieuwe voorwaarden voor een vrij verkeer van arbeidskrachten en migratie binnen de EU. Roemenen, Bulgaren en Serven bijvoorbeeld moeten hier kunnen komen werken, maar onder striktere voorwaarden dan nu. Sluit u meer aan bij hoe Groot-Brittannië denkt over de EU, dan hoe Duitsland daarover denkt (maar neem meer over van de Duitsers als het gaat om zelfwerkzaamheid).

5. Neem geen nieuwe wet of maatregel van bestuur aan zonder tenminste één te schrappen. En kijk ook bij elke wet of het niet meer een wens is van een beperkte belangengroep is, dan een wet die echt het algemeen belang dient. Schaf het lobbyen af, of hervorm het: lobbyen mag alleen als u als kamerlid of minister erom vraagt, ongevraagde lobbyisten wijst u de deur, laat ze maar een brief schrijven zoals iedere Nederlander dat mag. Maak hier een wet voor, de lobby-wet.

6. Voer in: het bindend referendum (bv. voor uitbreiding van de EU qua aantal leden en overdracht van soevereine bevoegdheden, de gekozen burgemeester, grondwetswijziging, en ander belangrijke zaken, en op verzoek van een x-aantal burgers). De partij di dit in haar verkiezingsprogramma opneemt voorspel ik grote winst, want dit leeft echt onder de bevolking.

7. Schaf de Eerste Kamer af, ten eerste wordt dat teveel een verlengstuk van de Tweede Kamer,  ten tweede kan ze anders van samenstelling zijn dan de Tweede Kamer (weer veel kostbaar draagvlak zoeken en onderhandelen), en ten derde wordt ze slechts gekozen door leden van Provinciale Staten, en niet door de kiezers zelf.

8. Geef meer bevoegdheden aan de provincies en gemeenten, naast de mogelijkheid om ter uitvoering van die bevoegdheden, ook eigen belastingen te heffen. Dit om de burgers meer bij de politiek te betrekken. Maak ook het passief kiesrecht aantrekkelijker, door cursussen voor raads- en statenleden (onderhandeling, bestuursrecht, conflicthantering, vakgebieden) en een hogere beloning (of premies), met name voor mensen die acht, twaalf of zestien jaar of langer dit ambt vervullen. Dat voorkomt dat een gemeenteraad en duiventil wordt, en zal het aantal conflicten doen verminderen.

Dit waren slechts enkele gedachten en ideeën die niet revolutionair zijn, maar die uitvoerbaar zijn en naar mijn idee het vertrouwen van burgers in de politiek kunnen herstellen. De lijst is natuurlijk niet compleet.


zaterdag 27 juli 2013

Aflevering 5: Aantekeningen bij de Heilige Koran

Dit is de vijfde aflevering van een serie bijdragen waarin ik mijn visie geef op wat ik in de Nederlandse vertaling van de Heilige Koran lees. Ik lees als niet-moslim, met een open oog en zoveel mogelijk onbevooroordeeld.

http://www.koranonline.nl/koran/nl/index.php?subaction=showfull&id=1099093674&archive=&start_from=&ucat=2&go=NL

 (hoofdstuk ((soera)) 3): Het huis van Imraan (vervolg)

76-83: Waarschuwingen tegen valselijk geloven: tegen zeggen dat men gelooft en dat bepaalde woorden en daden "van Allah" zijn, terwijl ze dat niet zijn. Waarschuwing tegen het aanvaarden van werelds genot tegenover het aanvaarden van Allah's boodschap en geloof.  Waarschuwing tegen het aanvaarden van alleen de woorden, maar het niet vervullen ervan.

84-85: Wederom benadrukking dat het geloof in en van Allah het enige ware is, en dat iedereen zich eraan moet onderwerpen, of hij nou wil of niet.

86: Wederom een veroordeling van het Joodse volk, dat Allah nu vaarwel heeft gezegd na zoveel verbrekingen van het verbond dat Hij met hen sloot.

Het valt steeds weer op hoeveel woorden de Koran wijdt aan het veroordelen van vooral Joden en Christenen, en niet-oprechte islamieten. Dat veroordelen geschiedt grotendeels door de mond van Allah, teksten waarin gelovigen worden opgeroepen om Joden en Christenen te vervolgen, ben ik nog niet tegengekomen. De Joden worden veroordeeld wegens hun trouweloosheid en hardnekkigheid de Islam te weigeren, de Christenen wegens het vereren van Jezus als Gods' zoon, het onderlinge dispuut, en het niet omarmen van de Koran als een Boek dat het Evangelie overstijgt. Ik schat, dat ongeveer het helft van de verzen totnogtoe bestaan uit lofprijzingen aan Allah, en de andere helft uit veroordeling van ongelovigen en concrete aanwijzingen en leefregels. Als dat zo doorgaat wordt het nog een hele onderneming de Koran tot het einde toe door te lezen.

87-115: Wederom een litanie over de goedheid en rechtvaardigheid van Allah, en veroordeling van de ongelovigen. Vers na vers. Na raadpleging van "De geschiedenis van God" van (van Karen Armstrong) zijn deze overdrijvingen en herhalingen begrijpelijk. De Koran is niet geschreven in een bepaalde tijdsperiode, met een vooropgezet plan, maar gedurende 23 jaar, meestal tijdens hevige religieuze extase van Mohammed. De herhaalde uitvallen naar de ontrouwe Joden en de twistzieke Christenen moeten worden gezien als een zich afzetten tegen deze gefundeerde religies, waar de Islam nog aan het ontstaan was na een periode van godsdienstige onduidelijkheid voor d Arabieren. Enerzijds was er wel een Allah en een Gewijde Steen in Mekka, maar naast Allah werden diverse andere goden en geesten vereerd. Mohammed wilde (moest van Allah) een aan de Joodse en Christelijke godsdienst gelijkwaardige, ja zelfs superieure godsdienst creëren. Hij kon alleen maar superieur zijn om de Arabieren hun zelfvertrouwen tegenover Joden, Christenen en Zoroastrisme terug te geven. Deze godsdienst heeft uiteraard alle kenmerken van reeds bestaande deugden en waarden zoals die gelden in een woestijnmaatschappij, verdeeld over vele elkaar dikwijls vijandige stammen, en hield tevens een rechtssysteem in. Belangrijke pijler was het stamverband, alles was erop gericht de eenheid en kracht van de stam te bewaren. Dit resulteerde in uitgebreide regels in Koran betreffende de omgang met vrouwen en met persoonlijk bezit, en het delen van eigen rijkdom met armen. Het geven van rechten aan vrouwen beperkte zich tot haar moederschap en haar echtgenote-zijn voor de eigen man (die haar min of meer in eigendom had, en niet andersom natuurlijk), andere rechten waren ondenkbaar.

113-115: begenadiging van Joden en Christenen die in het geheim Allah aanbidden.(in het openbaar zouden ze hiervoor zijn  bespot en vervolgd).

116-120: Waarschuwing om niet "buiten het eigen volk" vrienden te nemen: zij zullen u zeker bedriegen.

121-128: Waarschuwing om te blijven vertrouwen op Allah in de strijd tegen ongelovigen die u willen verslaan: Allah zal u helpen met vijfduizend engelen. Degenen die laf zijn, zal Hij om hun ongeloof straffen.

129: Lofprijzing.

130: Verbod op het rekenen van rente (In Mohammed's tijd besrtond er in Mekka veel materiële welvaart onder rijken, maar ook veel armoede, ongeveer zoals in het huidige kapitalisme; de neiging om woekerrente te rekenen aan arme lieden was wijdverbreid).

131-135: lofprijzing en aansporing om het goede te doen, en berouw te tonen tegenover Allah, die vergiffenis schenkt.

Tot nog toe valt op, dat het overgrote deel van de verzen aanspoort om in Allah te geloven en niet te dwalen met de ongelovigen, het gaat om geloven, en Allah wordt als in een litanie geprezen. Een klein deel van de verzen geeft leefregels zoals het niet in rekening brengen van rente, hoe om te gaan met huwelijk en dergelijke.

136: Het paradijs wordt wederom beloofd aan hen die het goede doen.

139-143: Ietwat lastig te begrijpen, maar het komt hierop neer: probeer niet omwille van het loon (namelijk het paradijs) het goede te doen, maar omwille van het goede zelf, want Allah heeft uw vijand (die niet het goede doet)  allang  gestraft (veroordeeld) en u allang beloond (als gij het goede doet), uzelf bent niet in staat Hem vóór te zijn in uw oordeel. - Een prachtige reeks verzen, doe het goede omdat het goed is en niet om wat je ervoor krijgt. Bijvoorbeeld:

142. Denkt gij, dat gij het paradijs moogt binnengaan, terwijl Allah degenen uwer die strijden en standvastig zijn nog niet heeft onderscheiden?

143. En gij placht deze dood te wensen voordat gij hem ontmoettet, nu hebt gij hem gezien en gij staart er naar.


(Bij het "strijden" denk, gezien de hele context, niet aan letterlijk oorlogvoeren, maar aan de strijd om een goed leven te leiden, letterlijk vechten mag (tot nog toe)  alleen, als men zelf wordt aangevallen door ongelovigen, en vertrouw dan op Allah)


144-200: Moeilijk te begrijpen verzen, tenzij men aanneemt dat hier Mohammed een dialoog met zichzelf houdt, waarin hij zich gesterkt weet door Allah, die hem steeds te hulp komt en hem wijsheid geeft.

144-151: Mohammed is slechts een boodschapper, hij zal sterven. Keer na zijn dood niet terug, maar blijf geloven in Allah en het goede doen.

152-153: de vijand (de ongelovigen) was verslagen, maar onder u (de overwinnaars dankzij Allah) brak tweedracht uit. Gij (Mohammed)  wendde u af  (met uw metgezellen) en trok u terug, maar Allah heeft het u vergeven. Toen gij vluchtte, en de boodschapper (ik interpreteer "boodschapper" hier met een engel, die veelvuldig in de Koran voorkomt - het woord engel betekent trouwens boodschapper) u nariep, gaf hij u (Mohammed en zijn metgezellen)  smart op smart, om u te beproeven, opdat gij niet zoudt treuren om hetgeen verloren was, noch om wat met u gebeurde. (soortgelijke beproevingen komen ook in de Bijbel voor).

154: Allah spreekt via de mond van Mohammed tot zijn metgezellen na uitgerust te zijn, dat zij op Allah moeten vertrouwen, de zaak is geheel in Allah's handen, want de metgezellen hebben er spijt van mee ten strijde te zijn getrokken en waren liever thuisgebleven, wat hebben zij met de zaak te maken, vragen ze zich af. (parallel met de metgezellen van Jezus, die soms ook twijfelden en door Jezus tot geloof werden gemaand - hoewel Jezus' metgezellen niet ten strijde optrokken met Jezus, integendeel, toen Petrus zijn zwaard trok, moest hij dat van Jezus weer terug in zijn schede doen, een fundamenteel verschil tussen Jezus en Mohammed is Jezus' afkeer van gewapende strijd, hij herhaaldelijk: "Mijn rijk is niet van deze wereld". Anders dan Jezus, werd Mohammed tijdens zijn leven gedwongen tot gewapende strijd. In de machtsverhoudingen ten tijde van Jezus in Palestina zouden Jezus en Zijn volgelingen daar geen schijn van kans hebben gehad, de Romeinen waren oppermachtig, gezien ook de slachting op de rots van Massada in 70 n.C. toen een poging daartoe werd ondernomen door een groep fanatieke Joden. Jezus moest het hebben van het uitdagen van Joodse "schriftgeleerden" die de letter van de wet benadrukten, maar de geest ervan verwaarloosden, en de Joden die onoprecht profiteerden van mooie baantjes die de Romeinen hen aanboden).


155-156: Allah vergeeft het u, als gij de strijd ontvlucht en overleeft, terwijl uw broeders in de strijd zijn omgekomen, hebt daarover geen wroeging en denkt niet: "waren ze maar met ons meegevlucht of waren we maar niet ten strijde getrokken". Allah bepaalt het moment van sterven en leven.

157-174: Woorden die Allah tot Mohammed richt om hem te troosten en te bemoedigen in de strijd: heb geen schuldgevoel om omgekomen broeders en veroordeel niet de broeders die niet meekwamen in de strijd en nu kritiek hebben vanwege gesneuvelde broeders die wel meekwamen. Vergeef gelovige broeders waarvan gij meent dat ze zich niet heldhaftig genoeg zouden hebben gedragen, enz. In mooie verzen worden de psychische emoties beschreven die zich in een gewapend strijd kunnen voordoen aangaande de vijand, medestrijders, leven en dood, enz. Het komt erop neer, dat door welke emotie u ook wordt beroerd, steeds is het Allah die oordeelt, laat uw zorgen dus aan Hem over en vertrouw op Hem.

176-188: Opsomming van ondeugden van ongelovigen zoals weifelmoedigheid, onderschatting van Allah's rechtvaardigheid, uitstel van deugd, afvalligheid, gierigheid, enz. , met aansporing aan de gelovige om hier niet in mee te gaan, maar de straffen hiervoor over te laten aan Allah, en zelf standvastig te blijven in het geloof.

Deze verzen staan in schrijnende tegenstelling tot de manier waarop in de moderne tijd d.m.v. sharia-rechtbanken ongelovigen en afvalligen zoals zij die zich bekeren tot het christendom, worden gestraft.

189-200: Belofte van "tuinen waardoorheen rivieren stromen" aan degenen die de Heer vrezen en op Hem, n niet op Satan's vrienden, hun vertrouwen stellen, inclusief de "mensen van het boek" (Joden en Christenen die volgens Allah's wil leven).

Deze verzen zouden qua sfeer zo uit het Oude Testament genomen kunnen zijn. Dit hele Derde Boek ademt de sfeer van de psalmen, waarin ook steeds de Heer als helper in nood, bemoediger, en overwinnaar van vijanden wordt geprezen.














zaterdag 13 juli 2013

Rutte, godsdienst en moraal

Premier Rutte heeft de gereformeerden die weigeren hun kind te laten inenten, verteld dat God ook de inenting mogelijk heeft gemaakt, en dat zij hun kinderen kans op onnodig lijden geven door hen inenting te onthouden. Terwijl hij moet weten, dat "volharding in het Geloof" een van de voornaamste deugden is bij deze orthodoxen, en zo'n oproep dus geen schijn van kans maakt, behalve bij degenen die wankelen in het geloof, de lauwen, de weifelmoedigen, die Paulus een gruwel zijn.

Sterker, hij loopt kans in de Kamer op zijn donder te krijgen van Van der Staaij, de voorman van de SGP, wegens het zich bemoeien met geloofszaken. Dat mag alleen als bijvoorbeeld de abortuswetgeving, de vrijheid van onderwijs (een "groot goed"), de godslastering of de zondagsheiliging ter sprake komt. Maar genoeg hierover.

Het valt me steeds meer op, dat godsdienstige opinieleiders de moraal claimen: zij die niet in God geloven hebben geen moraal, bij hen zijn de remmen los. Het enige wat je hoeft te doen is in de God van hun geloof geloven en volgens Zijn richtlijnen leven, doe je dat niet, dan heb je geen moraal, of is het zoeken naar een moraal bijna onmogelijk, integendeel, je stelt je bloot aan allerlei immorele verleidingen zoals buitenechtelijke seks, overmatig drankgebruik, vloeken, enzovoort. Deze moraalridders in dienst van God werpen verre van zich dat moraal een menselijke eigenschap zou zijn, die inherent is aan de soort "homo sapiens", en die overal, in alle culturen, een grote rol speelt in het reguleren van de samenleving en de groepen binnen de samenleving.

Nee, werpen zij tegen, kijk naar niet-christelijke culturen, waar barbaarse gebruiken heersen zoals het brengen van mensen-offers (de Inca's), het voor de leeuwen gooien en martelen (oude Romeinen), het meeverbranden van een weduwe op de brandstapel van de overleden man (hindoe's), om maar niet te spreken van de "primitieve volkeren", en de eerwraak. Daaraan, zo leerden wij op school, heeft het christendom een einde gemaakt. Nou ja, er was een Spaanse inquisitie, er was een massamoord op de ketterse Catharen in Zuid-Frankrijk (wisten jullie trouwens dat daar het woord "ketter" vandaan komt?), kinderen van ongehuwde moeders waren eigenlijk weeskinderen, in het algemeen zijn we toch netjes met elkaar omgegaan. Eerwraak kennen we niet, wel uitstoting uit de kerk, zijn wij niet veel deugdzamer? En dat komt allemaal door de genade des Heren, door het geloof, door de Tien Geboden, en het volgen van de leefregels van Christus en Paulus.

Niettemin meen ik dat de moraliteit van alle tijden is, ook van de indianen, de Germanen, de oude Romeinen, de Japanners, de Javanen, de Papoea's enzovoort. Wij als christenen van de vijftiger jaren meenden dat de missionarissen en zendelingen echt de "blijde boodschap" verkondigden. Maar daar moesten ze vaak wel wat voor meebrengen: scholen voor de kinderen, voedselprogramma's, lessen in moderne landbouw, ziekenzorg en medicijnen. Toch is de moorddadigheid onder veel andere culturen groter dan bij ons, men lijkt ook wreder ten opzichte van elkaar. Zie de eerwraak, de vrouwen-onderdrukking, en enkele andere barbaarsheden zoals bijvoorbeeld wrede initiatie-riten. Ik denk echt, dat het christendom hier verzachtend heeft gewerkt (ik heb het niet over godsdienst-oorlogen, maar over waarden en normen in het dagelijks leven). Zelfs heeft het christendom als het ware de poten onder de eigen stoel vandaan gezaagd door in de maatschappij "de rede" de kans te geven om zich tot wetenschapsbeoefening en filosofie, tot vrijheid van denken en meningsuiting te ontwikkelen, reeds vanaf de Renaissance. Deze laatste zie ik als typisch westerse waarden, juist door de moraal die belangrijke denkers bij de oude Grieken al "predikten". Ook de Arabische cultuur heeft hiertoe bijgedragen.

De tien geboden zin we terug in alle culturen, die geboden die te maken hebben met het eerbiedigen van de ene God, zin we elders terug in het eerbiedigen van de God of godheden uit die cultuur. Deze geboden zijn een soort wetten, en de culturen verschillen in de methoden waarop die wetten worden gehandhaafd. In het algemeen kun je stellen, dat hoe moeilijker en armoediger de leefomstandigheden in een cultuur zijn, hoe strenger en wreder de straffen bij overtreding van een gebod. Die leefomstandigheden worden bepaald door twee factoren: de natuurlijke omgeving (woestijn, vruchtbaar land, klimaat, gemakkelijke of juist moeilijke beschikbaarheid van voedselbronnen e.d.) en de machtsuitoefening over de mensen in een cultuur: autocratisch, meedogenloos, dictatoriaal tegenover democratisch, welwillend, aanmoedigend. De twee factoren staan min of meer onafhankelijk van elkaar. In een welvarende cultuur kunnen autocratische régimes heersen (waardoor de leefomstandigheden van gewone mensen weer moeilijker worden omdat zij steeds moeten oppassen voor de willekeur van het régime), in een arme cultuur kan een vrij democratische manier van gebods-handhaving heersen (waardoor mensen toch op hun tellen moeten passen, omdat de zware leefomstandigheden strenge normen eisen om de groep (familie, dorp, clan) te laten overleven. Ik zou van deze cultuurvormen verschillende voorbeelden kunnen noemen, maar dat voert te ver. In het algemeen: hoe moeilijker de leefomstandigheden, hoe wreder en "onredelijker" de straffen. Daarom is het onmogelijk om een democratisch systeem als in de Verenigde Staten te kopiëren in landen als Pakistan en Afghanistan.

In elk geval weten we, dat leefomstandigheden in de Bijbelgordel (vissers op een onberekenbare zee, landbouwers op schrale grond, bewoners van gemakkelijk overstroombaar land) moeilijker waren dan in de rest van het land. Ook in de steden waren eeuwenlang de levensvoorwaarden moeilijk en zwaar voor de gewone man, vergeleken met de onvoorstelbare rijkdom van kooplieden en  regenten. Later werd de stad juist een centrum voor allerlei activiteiten en werk ook voor de kleine man, terwijl de dorpen langs de kust en op het schrale platteland traditioneel bleven.

In het christelijke westen kennen we nu zowel democratie als grote welvaart, onze moraal zegt dat we redelijke straffen voor wat we in redelijkheid als misdaden en overtredingen zien, moeten geven. Maar neem bijvoorbeeld de moraal van de Romeinen uit de keizertijd. Zij hadden een totaal andere godsdienst dan het christendom, ze aanbaden vele goden, en die goden gedroegen zich onder elkaar en ten opzichte van de mensen precies zoals mensen onder elkaar doen. Daar zaten ze niet mee, ze hadden geen behoefte aan een enkele God die almachtig was, ook al preekte Paulus nog zo hard. Ons jongetjes op de Rooms-katholieke school werd gezegd dat die heidense godsdienst totaal  inferieur was aan het christendom, het was gewoon dom bijgeloof. Hoewel, aan de andere kant, figureerden ze wel in prachtige epossen en mythen die het toppunt waren van dichterlijke kunst. In diezelfde epossen en mythen werden, u raadt het al, dezelfde morele normen gepredikt die het christendom ook predikt. Je mag niet liegen (tenzij om bestwil), je mag niet stelen (tenzij je doodgaat van de honger), wees gastvrij, echtbreek niet (tenzij de minnaar een godheid is, zie ook de tweestrijd van Jozef toen die hoorde dat Maria zwanger was, maar niet van hem), eert uw vader en uw moeder, wees niet jaloers (hoewel sommige goden jaloers waren, zie ook Jahweh die van zichzelf zei dat Hij een jaloerse God was).

Het enige waarin de Romeinse moraal zich onderscheidt van de christelijke, is de enorme wreedheid. De keizer was bijna almachtig, en aan de top van het Rijk woedde een voortdurende strijd, compleet met intriges, moorden, verleidingen enz. Julius Caesar zorgde voor een humaner intermezzo, hij werd dan ook verraderlijk vermoord. Caesar was aan de top gekomen doordat hij vergevingsgezind was ten opzichte van sommige overwonnen stammen en volken (namelijk die hij van strategisch belang achtte voor de handhaving van zijn positie), en ook het volk van Rome voor zich won met weldaden en ook in onze ogen redelijke wetten. Zijn dood en de avond vóór zijn dood vertonen veel overeenkomsten met Christus' dood, sommigen menen dan ook dat hij model heeft gestaan voor de levensbeschrijving van Jezus, zelfs het Onzevader zou op hem zijn geïnspireerd (Caesar's wetgeving op het gebied van vereffening van schulden). Hij heeft ook dezelfde initialen als Jezus Christus.

Het begrip "deugd" hebben we ook van de Romeinen. In het Latijn is dat "virtus". Het voor-christelijke "virtus" komen we nog tegen in het Italiaanse "virtú", dat door Machiavelli nader is uitgewerkt. Het Italiaanse begrip betekent een combinatie van heldhaftige onverschrokkenheid en vergevingsgezinde rechtvaardigheid, precies de eigenschappen die Julius Caesar groot maakten. En, zeg eerlijk, ook bij Jezus Christus, zij het dat de heldhaftige onverschrokkenheid bij Christus bestond uit de verachting van valse vroomheid en het tarten van huichelachtige machthebbers (die deze virtú helemaal niet bezaten, maar slechts marionetten waren van Rome of zich alleen lieten voorstaan op diepgaande kennis van de Heilige Schrift).

Het mooie is nu, dat we iets van deze virtú ook tegenkomen in de mentaliteit van de orthodoxe christenen die weigeren hun kind te laten inenten, en bij Paulus en andere christelijke martelaren. Helaas echter missen zij het charisma, of de overtuigingskracht, die ook Machiavelli  voor echte "virtú" noodzakelijk achtte, en sommige van hun woordvoerders beklagen zich daarover. Zij missen deze overtuigingskracht, omdat hun argumenten niet aanslaan in een omgeving die, zoals Rutte zegt, een inenting of een verzekering eveneens als een Godsgeschenk ziet, een mogelijkheid door God aan de mensen gegeven om hun gezondheid te bevorderen of een ramp als een brand het hoofd te bieden.

In nog een of twee artikelen hoop ik deze universaliteit van de moraal, en hoe deze zich voegt in de evolutietheorie, nader toe te lichten.





dinsdag 2 juli 2013

Het elfde gebod: "Gij zult uw verstand gebruiken"

(Naar aanleiding van een televisie-interview met een orthodoxe christen die weigerde zijn kinderen te laten inenten tegen mazelen)

Godsdienst is voor de mens een middel om zich met zijn bestaan te verzoenen.

De drie monotheïstische godsdiensten doen dat door middel van verhalen, waarin de natuur wordt verklaard (ziekten, dood, rampen) en waarin wordt verteld hoe je moet leven. De verklaring van de natuur is al zo oud als de mensheid zelf. Omdat het meeste van de natuur niet verklaard kan worden zoals je bijvoorbeeld kunt verklaren hoe je moet jagen, vissen of een stuk hout bewerken, of hoe je planten moet verbouwen, wordt er verteld dat er een god is of er goden zijn die de natuur beheersen. Alles wat voor de mens prettig is, wordt toegeschreven aan die god of goden, en alles wat minder prettig is, aan de duivel of kwaadwillende goden.
 
Hieruit volgt haast logischerwijze voort, dat de goede en slechte daden en gedachten van de mens door god of door de goden beloond en gestraft worden. God schrijft ook precies voor, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de goden van de oude Grieken en Romeinen, hoe je moet leven om beloond te worden.

Zodoende zijn er veel mensen, die hun geloof in god gelijkstellen met de werkelijkheid, dat ze lijfelijk hier in de wereld leven: hij is een stuk werkelijkheid, waarvan alle andere werkelijkheid afhankelijk is. Deugd zonder hem is geen deugd, kwade handelingen zoals misdaad of vloeken, echtbreuk enzovoorts, zijn kwaad omdat ze tegen zijn geboden ingaan, en niet, omdat ze van zichzelf al kwaad zijn. Als iemand zegt: "ik vergeef je" en die iemand gelooft niet god, dan is het geen echte vergeving. Diefstal is in de eerste plaats overtreding van een van de tien geboden, en niet een overtreding van het wetboek van strafrecht.

Ik geloof dat de mens van nature een moreel dier is. Zoals Goethe God tegen de duivel Mefistofeles laat zeggen: "Ein guter Mensch, in seinem dunklen Drange, ist sich des rechten Weges wohl bewußt". De duivel komt namelijk God  vragen of hij Faust mag verleiden tot een weddenschap, waarbij diens ziel op het spel staat. Goethe liet zich tot het schrijven van zijn Faust inspireren door twee verhalen: het eerste is het boek Job, waar de duivel Job van God mag teisteren met de grootste ontberingen, pijn, kwellingen, enzovoort, waarbij Job ondanks alles in God blijft geloven. Het tweede verhaal is de Middeleeuwse legende van Dr. Faust, die zijn ziel verkoopt aan de duivel in ruil voor het leren van allerlei duivelskunsten.

Zo wringt een godsdienst zich in bochten, en weet geen antwoord op de vraag waarom de mens er is bijvoorbeeld, of waarom er zoveel onrecht is. Immers, vaak wordt wat wij als "goed" zien, gestraft en wat wij als "kwaad" zien, beloond. Hiervoor is het hiernamaals in het leven geroepen. Ook: waarom zou een god mensen scheppen, bijvoorbeeld. Veel vragen die niet-gelovigen zich stellen, worden door orthodox-gelovigen niet gesteld, omdat alles te vinden is in het heilige verhalenboek, en wat daar niet in staat, is niet belangrijk of is iets van de duivel. Veel van het moderne leven valt te herleiden tot het verhalenboek. In die tijd waren er bv. geen auto's, dus ook geen geboden over auto's, en de orthodoxe christen of moslim vraagt zich niet af of autorijden wel in overeenstemming is met Gods geboden. Varkens waren er toen wel, net als nu, er zijn geboden over het eten van varkensvlees, dus die gelden nu ook.

In Goethes' tijd was er een verlichte dominee G.E. Lessing, ook hij schreef een Faust, maar helaas is deze voor driekwart verloren gegaan. (Naar men zegt is het manuscript tijdens een reis van het rijtuig gevallen en nooit meer teruggevonden). Hij schreef dat het mooiste geschenk dat God de mensen heeft gegeven, het verstand is. Helaas staat niet in de tien geboden "Gij zult uw verstand gebruiken".