donderdag 27 juni 2013

De tijd voor een republiek lijkt nog niet rijp.

Eerder gaf ik (naar mijn idee) goede argumenten voor de afschaffing van het koningshuis en het in het leven roepen van een republiek. Ik sta daar nog steeds achter. Maar de manier waarop de bevolking (alle lagen van de bevolking) de leden van het koningshuis adoreren en ermee dwepen, slaat de hoop op de een spoedige komst van de republiek de bodem in.

Voor deze adoratie zijn in dit tijdsbestek een paar redenen te noemen:

1. Het verlies van het vertrouwen in de politiek op zichzelf. Een president is een gekozen staatshoofd, en heeft dus te maken "met politiek", of hij nu gekozen is met rechtstreekse verkiezingen of door het parlement, doet er niet toe. Het volk denkt bij een president meteen aan het Amerikaanse of Franse model, of aan Erdogan, die geen president is maar wel zich zo gedraagt. Men heeft überhaupt geen zin om zich erin te verdiepen, en geeft als steevast antwoord: "een president is ook niet alles", "lood om oud ijzer", of: een president is ook duur" enz., maar men wil gewoon het koningshuis, en beleefdheidshalve wil men je vraag waarom er eigenlijk geen republiek is, wel beantwoorden.

In eerdere tijdsbestekken waren er maatschappelijke stromingen die het koningschap nog wel ter discussie wilden stellen n daar nog debatten over konden uitlokken, maar destijds was de massa  van het volk nog positief geïnteresseerd in  politieke ideologieën, nu wordt veel meer gekeken naar de economie en de eigen portemonnee en die van anderen. Dat levert zeker in een tijd van crisis, politiek geschutter en geharrewar op, wat bij de kiezer negatieve gevoelens opwekt over het politieke bedrijf.

2. Het volk is niet geïnteresseerd in de strapatsen, zelf-verrijkingen, vriendjespolitiek, puur egoïsme (Willem III), de buitenlandse afkomst, de rijen maitresses en onechte kinderen, de omkoperijen en toedekkingen enz. die het blazoen van de familie Van Oranje (die eigenlijk niet zo mag heten, maar wie maalt daarom?) hebben besmeurd. Het volk heeft geen weet van wat een monarch eigenlijk is, waarvan de huidige monarch een soort imitatie wil zijn door "constitutioneel" te heten. Men denkt niet na over het feit, dat een constitutionele monarchie eigenlijk hetzelfde is als een "zwarte schimmel" of "brandend water". Waar is men dan wel in geïnteresseerd, waarom is Oranje zo mateloos populair?

Het koningschap is nu "modern" geworden, d.w.z. een "gewone vrouw" die niet van adel is, mag koningin worden zelfs als haar vader een dubieus ambt heeft vervuld in een dictatoriaal slachters-régime. Dat laatste lijkt het sprookje alleen maar te versterken. De moderniteit uit zich ook in het spontane "gewone" gedrag van de koning, die zijn vrouw "Máxima" noemt en als prins oranje WC-potten heeft geworpen op een volksfeest. Zo past deze familie zich steeds weer aan aan de eisen des tijds. De koning onderscheidt zich in niets van een doorsnee "bekende Nederlander", zelfs nog meer dan zijn grootmoeder Juliana, die haar omgeving soms shockeerde door haar "gewoon" gedrag, en die teerde op de mateloze populariteit van haar moeder, die ze verkregen had niet door haar stijfkoppig en hautain karakter, maar doordat ze net als alle Nederlanders de bezetter haatte en bemoedigende radio-praatjes hield vanuit Londen.

3. Men wil "een volk" zijn, men voelt zich graag Nederlander en geen Fransman, Engelsman enz. Waren we sinds 1815 een republiek geweest, dan zou men zich daarop richten, en allerlei republikeinse liederen, feestdagen enz. hebben, zoals men dat in Frankrijk ook heeft. Maar men heeft nu eenmaal een koningshuis, en omdat we van traditie houden als het gaat om nationale identiteit, is het toevallig geen republiek maar een koninkrijk dat we willen zijn. Daarom worden de vele negatieve bladzijden uit de geschiedenis van de Oranjes niet gelezen, maar heeft men het bij voorkeur over de heroïsche strijd tegen de Spanjaarden door de Vader des Vaderlands bijvoorbeeld. Over de continue strijd tussen oranjegezinden en de wettige staatsvorm destijds, de republiek, wordt gezwegen, zodat het beeld ontstaat dat de Oranjestadhouders Nederland van Spanje hebben losgevochten en geregeerd, wat bezijden de waarheid is, wel streefden de Oranjes steeds naar eenheid onder de Verenigde Nederlanden onder hun heerschappij, wat maar niet wilde lukken. Maar dat alles mag niet baten, Oranje boven, leve de koning. Eigenlijk wil men zeggen "Oranje boven, leve ons".

Datzelfde gevoel wordt ook beleefd tijdens voetbal-evenementen. En verder helemaal nooit, behalve misschien tijdens de dodenherdenking en bevrijdingsdag. Er zijn wel andere feesten en herdenkingen, maar die benadrukken niegt het "wij Nederlanders"-gevoel. Het is gevoel, en dat poets je niet weg met argumenten, net zo min als godsdienstige overtuiging.

Helaas, het is niet anders. Het enige dat je als overtuigd republikein kunt doen, is niet aan oranjegedoe meedoen en bij gelegenheid kritiek uiten. Elk argument is bij voorbaat tot dovemans-oren gericht.


donderdag 20 juni 2013

Vrijheid van godsdienst, hoofddoekjes en tolerantie

In Nederland heerst vrijheid van godsdienst. Dat gaat uit van het principe dat iedereen zelf zijn eigen godsdienst mag belijden, en dat godsdienst een zaak is van individuele vrijheid. Maar zoals zo vaak botst vrijheid van godsdienst met andere fundamentele rechten, die óók in de wet staan.

Die vrijheid van godsdienst houdt ook in, dat men openlijk deze godsdienst mag belijden, zodat anderen kunnen zien dat je haar belijdt, en dat de godsdienstige voorschriften ook in het openbare leven nageleefd moeten kunnen worden.

Veel mensen laten zien dat ze christen zijn door een kruisje te dragen, het mag, maar het hoeft niet. Neem de Joden: alleen orthodoxe Joden dragen hoed en vlechten, en niemand vindt dat erg. Ook priesters onderscheiden zich door een wit boordje, dat door de kerk niet meer zoals vroeger verplicht wordt gesteld.

Qua kleding mag iedereen zich dus laten zien als behorend tot een bepaalde godsdienst, geen probleem. Met één uitzondering, daar kom ik straks op). Anders wordt het als godsdienstige voorschriften botsen met de wetten van het land. De vrijheid van godsdienst, en deze te mogen beleven volgens de voorschriften van de eigen godsdienst, geldt slechts binnen de overige wetten van het land. Extreem voorbeeld is bijvoorbeeld het brengen van mensenoffers, maar ook oplichting en misleiding mogen volgens de wetten van het land niet, terwijl je ernstige vraagtekens kunt zetten bij bv. de praktijken van de Scientology Church (extreem hoge bijdragen en dure, verplichte cursussen) en het weigeren van medische hulp, ook waar dit levensreddend kan zijn (bv. bloedtransfusie bij Jehova's getuigen). Of het weigeren om op school de evolutie-theorie te behandelen, of het op godsdienstige gronden discrimineren van homoseksuelen, enz. Hier liggen spanningsvelden, maar in het algemeen zorgen de godsdiensten ervoor, dat zij binnen de Nederlandse wetten blijven. Bij nieuwe wetten ontstaat er soms een discussie die in een compromis of in het voordeel van de betreffende godsdienst eindigt, zoals bv. het ritueel slachten. Vaak ook betreft het een wet waaraan een gelovige zich geheel binnen de wet, kan onttrekken, zoals bv. het religieus verbod op abortus.

Bij euthanasie en homoseksualiteit blijft er een dispuut bestaan, omdat gelovigen zich hieraan niet in alle gevallen kunnen onttrekken zonder in aanvaring met de Nederlandse wet te komen. Bij abortus is dat minder het geval.

De Bijbel en de Thora worden zelfs door orthodoxe gelovigen gezien als "religieus wetboek", dat uiteindelijk geldt voor het geweten. Het is in hun ogen geen taak van de overheid - tenminste zolang het God behaagt - om het christelijk geloof te verspreiden en aan te moedigen en andere geloven te verbieden of te ontmoedigen. De menselijke wetten passen binnen de meer algemene en hogerstaande wetten van God, die de menselijke wetten toelaat, en de gelovigen opdraagt erop toe te zien, dat christelijke of Joodse beginselen geen geweld wordt aangedaan.

De Islam echter neemt een aparte plaats in, omdat deze wereldgodsdienst geen eeuwenlange gelegenheid heeft gehad een houding in te nemen tegenover de wetten van westerse landen, en een groot aantal opinievormende en leidende moslims prediken dat de Islam superieur is aan de democratische wetten in westerse landen, en zelfs dat westerse democratie geen echte democratie is: dit is alleen mogelijk binnen de Islam. Zo lang een moslim in zo'n land woont, moet hij zich volgens de Islam aan die wetten houden, maar het doel is vervanging ervan door de Koran en de sharia. Een liberale moslim die er anders over denkt, wordt door zijn geloofsgenoten niet als zuivere of integere moslim gezien. In bijna alle Islamitische landen (waar bijna al onze moslims vandaan komen, behalve de Turken en een handvol Indonesiërs) is de Islam ofwel staatsgodsdienst, waarbij anders-gelovigen worden gediscrimineerd of vervolgd, ofwel zijn de wetten gebaseerd op de Koran, wat iets anders dan "geïnspireerd door de Koran". (Wat we in Nederland zien bij sommige politieke partijen, die hun politiek bedrijven geïnspireerd door de Bijbel). Nee, uiteindelijk geeft wat in de Koran staat, de doorslag. Dat wil zeggen, dat er geen vrijheid van godsdienst, persvrijheid of van meningsuiting mogelijk is, en dat expliciete geboden en verboden die in de Koran staan genoemd, zoals het niet-eten van varkensvlees, het nuttigen van alcohol, het ritueel slachten, enz. enz. ook door de landswetten worden verboden en/of voorgeschreven. Het prediken van een andere godsdienst of het zich bekeren tot een andere godsdienst is streng verboden. In principe, want omwille van contacten met Westerse landen zijn er hier en daar uitzonderingen mogelijk, behalve voor bekeringen naar een andere godsdienst of het trachten onder moslims bekeerlingen daarvoor te werven. Als ge- of verboden niet door de landswetten worden voorgeschreven of verboden, dan wordt de wets-interpretatie en uitvoering bij wet overgedragen aan sharia-rechters, die de wetten van de Koran geacht worden toe te passen, zowel strafrechtelijk als civielrechtelijk. Dit leidt tot totaal verschillende vonnissen voor eenzelfde vergrijp, afhankelijk van de situatie en het land waarin een vergrijp plaatsvindt, geheel anders dus dan bv. in Nederland, waar zoveel mogelijk uniform recht wordt gesproken.

Een aantal Islamitische landen heeft het Westers staatsmodel zoveel mogelijk gekopieerd, maar de wetten zijn doordrenkt van Islamitische voorschriften en verboden, en echt democratisch werkt zo'n model ook niet: uiteindelijk is diegene de baas die laat zien de Koran het beste te kunnen toepassen (althans naar het lijkt). Oppositie tegen zo'n bewind wordt dan meteen oppositie tegen de Islam, wat natuurlijk door de machthebbers als doorslaggevend argument wordt gebruikt om oppositie te bestrijden. Een mooi voorbeeld is Iran, waar een Raad van Hoeders zelfs boven parlement en staatshoofd is geplaatst, en een geestelijke het eigenlijke staatshoofd is. Men noemt dat democratisch, omdat men zegt dat een meerderheid van het volk dit wil, zoals ook de premier van Turkije oppositie bestrijdt met het argument dat zij geen recht van spreken heeft "omdat de meerderheid hem gekozen heeft", en hij alleen hij dus recht van spreken zou hebben.

We moeten dus concluderen, dat moslims in Nederland - althans degenen die die godsdienst uit volle overtuiging beoefenen met alle voorschriften en erkenning van de Koran als fundamenteel wetboek, de Nederlandse wetten alleen erkennen op niet-godsdienstige terreinen zoals belastingen, verkeersregels, e.d. maar niet op andere terreinen. Zo lang zij hun eigen godsdienstige leefregels kunnen nakomen, is dat helemaal in orde, maar uiteindelijk zal de Islam ook hier moeten worden ingevoerd, met alle beperkingen voor vrijheid van godsdienst, meningsuiting enz. zoals dat ook zo is in Islamitisch geregeerde landen. De Nederlandse wetgeving tolereert dat net zoals ze de godsdienstige gevoelens van andere geloven tolereert en respecteert.

Toen ik in een college over levensbeschouwing een Powerpoint-afbeelding liet zien van "de grote geestelijk leiders van de mensheid" met portretten van Ghandi, Jezus, Zarathustra, Boeddha, enz., kon ik natuurlijk ook  Mohammed niet achterwege laten, en had hem toegevoegd. Er zaten enkele moslimstudenten in de zaal, die op dat moment niets zeiden, maar naar hun geloofsgenoot liepen (een moslim-docent)  met de mededeling hoe geschokt zij waren, dat een portret van de profeet was getoond. Deze bracht hun geschoktheid over, maar verweet mij niets als collega zijnde, hij zei: "je hebt weer wat geleerd". Ik was zelf ook geschokt, en had mogelijk beter een gesluierd portret kunnen laten zien, zoals op oude afbeeldingen van de profeet. Het is tekenend voor de benadering door moslims van andere, niet-islamitische omgevingen: die moeten zich voegen naar de belevingswereld van de moslim, en niet andersom, dat zijn ze totaal niet gewend.

Dat is het verschil met orthodox-christelijken, Joden, Hindoes en andere geloven: een fundamenteel gevoel van het primaat van de eigen godsdienst, waaraan men zich "onderworpen" voelt. Onderwerping is juist typisch voor de Islam, in andere geloven spreekt men liever van begenadiging of aanvaarding. Dat is ook de reden waarom in Nederland hoofddoekjes voor rechters en politie-ambtenaren niet zijn toegestaan, en om de gelijkheid van godsdiensten voor de wet te onderstrepen, zijn voor rechters en politie-ambtenaren ook geen kruisjes en davidssterren e.d. toegestaan. Dat betekent dat een moslima in Nederland geen rechter of militair of politie-agent kan worden, zonder haar hoofddoek af te doen. Voor veel moslima's is dat een ernstige inbreuk op de gelijkheid tussen man en vrouw in de arbeidsmarkt en het openbare leven, mocht zij dit principe aanhangen. Maar totnogtoe heeft dit niet tot problemen geleid in de vorm van processen tegen de staat of klachten bij de Commissie Gelijke Behandeling. Ik kan wel raden waarom niet. Een advocate mag wel een hoofddoek dragen, omdat een advocaat uitsluitend is aangewezen op de Nederlandse wet, en een rechter mogelijk andere beweegredenen bij zijn vonnis kan meenemen dan alleen de Nederlandse wet, en de schijn wordt gewekt dat dat ook wel eens de Koran zou kunnen zijn. Bij een streng gereformeerde rechter  bestaat dat gevaar niet, vanwege collegiale toetsing, en zijn geloof hem bovendien zegt dat hij alleen de wet mag toepassen. In religieus-gevoelige zaken zal hij niet hoeven optreden, zoals bv. tegen een arts die al dan niet volgens de regels euthanasie heeft toegepast. De Islam echter kent de Koran als officieel verplicht toetsingsboek, naast de wetten van het land en liever in plaats van.

Daarom voelen westerlingen en moslims zich steeds verongelijkt, wanneer de ander zich niet gedraagt zoals hun referentiekader, waarin ze zijn opgegroeid, het voorschrijft: de westerling roept: schande, dat bij een cartoon of hoofddoekverbod de hele moslimwereld te hoop loopt en geen begrip heeft voor vrijheid van meningsuiting en scheiding van machten, terwijl als een vliegtuig in Teheran landt, alle vrouwen ineens verplicht een hoofddoek moeten aandoen alvorens uit te stappen, en moslims zich beroepen op vrijheid van godsdienst in het Europese land, terwijl volgens de Koran die zij aanhangen, geen vrijheid van godsdienst bestaat, hooguit tolerantie, met als staatsgodsdienst de Islam. Oprechte moslims gruwen van toegestane homo-huwelijken, overal verkrijgbare alcoholhoudende dranken en het zomaar kunnen bekritiseren van godsdienst in het algemeen en de Islam in het bijzonder, onder andere, want ook met de vrijheden onder de jeugd en het getoonde op TV kunnen zij niet overweg, het is allemaal haram.

Het is ook de reden waarom "integratieprogramma's" van de overheid zo weinig uithalen, evenmin als pogingen van buurtverenigingen, scholen, sportclubs, om moslims in hun bestuur te krijgen of met ze te praten over het beleid van school of vereniging. Het is allemaal te anders, te vreemd, en er zijn  voldoende moslim-broeders en zusters in de eigen omgeving. Geen wonder dat bijvoorbeeld zoveel Marokkaanse jongeren ontsporen. Turkse jongeren ontsporen niet of veel minder, de Turkse cultuur is denk ik ondernemender en flexibeler. Zelf vind ik Turkije het Duitsland van het Midden-oosten (ceteris paribus).

Ik niet anders dan concluderen, dat een moslim per definitie anders aankijkt tegen de Europese samenleving en de wetten van Europese landen dan een Europeaan. Daarom ervaar ik het zien van een vrouw met hoofddoek, of het horen van een islamitische deskundige op TV, of het lezen van krantenberichten over een Islamitische school, als uitingen die in de eerste islamitisch zijn, en in de tweede plaats Europeaans (eigen aan de eigen cultuur), en dat ervaar ik als onprettig: ik voel dat ik discrimineer en niet tolerant ben. Met een Spanjaard of Pool voel ik mij meer "verwant" dan met een islamitische vrouw  in lange jurk en met hoofddoek die ik zo vaak op straat  tegenkom, veel vaker dan een Spanjaard of Pool. Gelukkig is dat een onprettig gevoel, want mijn geweten zegt dat wanneer ik in een Islamitisch land geboren zou zijn, ik ook dat denk- en beleefkader zou hebben. Ik hoop dat uiteindelijk de rede zal zegevieren, en niet de onverdraagzaamheid van godsdiensten jegens elkaar en jegens anders-denkenden.


woensdag 5 juni 2013

Aflevering 4: Aantekeningen bij de Heilige Koran

Dit is de vierde aflevering van een serie bijdragen waarin ik mijn visie geef op wat ik in de Nederlandse vertaling van de Heilige Koran lees. Ik lees als niet-moslim, met een open oog en zoveel mogelijk onbevooroordeeld.

http://www.koranonline.nl/koran/nl/index.php?subaction=showfull&id=1099093674&archive=&start_from=&ucat=2&go=NL

(hoofdstuk ((soera)) 3): Het huis van Imraan

1-13: Nog eens onderstreping van de grootheid, goedheid en rechtvaardigheid van Allah, de ene God, die de gelovigen beloont en de ongelovigen streng zal straffen. Sommige verzen klinken als gebeden, zijn rechtstreeks gericht tot de Heer.

Vers 7 zegt, dat dit Boek onderscheid maakt tussen onoverdrachtelijke verzen (concrete aanwijzingen en beschrijvingen) en zinnebeeldige verzen. Degenen in wier hart dwaling is, volgen de zinnebeeldige verzen en zoeken tweedracht en de verkeerde uitleg. "Alleen Allah kent de juiste uitleg", en degenen die begrip hebben, trekken er lering uit.

Ik vind dit een vreemd vers: als alleen Allah de juiste uitleg kent, zijn we allemaal dwalend en is het Boek nutteloos. Degenen die begrip hebben, die het dus begrijpen, zij leren ervan. Maar als je iets begrijpt, moet je het dan nog leren? Tenslotte: degenen in wier hart geen dwaling is, volgen zij dan niet de zinnebeeldige verzen? In mijn hart is dwaling, na het lezen van dit vers. Mogelijk is het een probleem van vertaling, het schijnt erg moeilijk zo niet onmogelijk te zijn om de Koran geheel juist te vertalen.

14-15: De "liefde tot begeerten" (vrouwen, stapels goud en zilver, raspaarden, vee en akkers) zijn schoon-schijnend, bij de Heer zijn tuinen waardoorheen rivieren stromen en het gezelschap van reine metgezellen, dat is het Paradijs bestemd voor de gelovigen en het juiste einddoel.

16-25: Het wordt eentonig: wederom herhaling van de rechtvaardigheid van Allah en de oproep tot verkondiging van de Boodschap aan de ongelovigen, zij die zich niet of slechts ten halve bekeren, hen wacht een pijnlijke straf, want Allah is snel in het verrekenen. In vers 25 wordt (evenals eenmaal eerder in de Koran) gewag gemaakt van wat in het Christendom "de jongste dag" heet: de dag van de grote afrekening.

25-32: uitweiding over de jongste dag, waarop iedereen zal terugkijken op wat voor goeds en wat voor kwaads hij gedaan heeft in zijn leven en zou wensen dat hij ver af zou staan van het kwade. Allah waarschuwt u voor Hemzelf, en is liefderijk jegens Zijn dienaren. Maak ook geen vrienden onder ongelovigen.

Dit laatste herinnert mij aan twee dingen: onze godsdienstleraar op de lagere school, een kapelaan, raadde ons ook af om met protestante of niet-gelovige kinderen te spelen, wat ik vreemd vond, want mijn hele familie was ongelovig, behalve ons gezin, onze ouders hadden zich bekeerd tot het katholicisme, terwijl een oma lid was van de Pinkstergemeente. En ik had hele leuke neefjes en nichtjes en leuke grootouders. Nou ja. Ook toen ik later las dat het christenen door Paulus werd verboden om met niet-christenen aan één tafel de maaltijd te gebruiken, kwam dit bij me op. Zelfs Jezus beval, dat je je ouders in de steek moest laten om Hem te volgen. Pastoors en dominees verklaren uiteraard dat Jezus dit figuurlijk bedoelde, net zoals zij breed om de verboden op homoseksualiteit en echtscheiding heenpraten, maar voor mij blijven het waarschuwingen en verboden, die ik niet kan delen, reden waarom ik Spinozist ben.

33-48: "Annexatie" door de Islam van het Christendom, nadat in het vorige hoofdstuk het Jodendom is "geannexeerd". Hier wordt de aankondiging, en de geboorte van Jezus beschreven. De aankondiging geschiedde aan Imraan (Amram in de Bijbel). Zijn vrouw (haar naam wordt niet genoemd (!)) baarde Maria, de moeder van Jezus, aldus een tijdsverschil overbruggend van 1500 jaar. Dit wordt door Koran-uitleggers verklaard door Imraam niet een vader, maar een voorvader van Maria te noemen, wat ook twijfelachtig is, maat dit terzijde. Wat ik uit de verzen opmaak (die niet al te duidelijk zijn) is dat Zacharias (Zacharia) de man is van Maria, en de vader van zowel Johannes de doper als Jezus, óf, dat Jezus en Johannes met elkaar worden gelijkgesteld, want tijdens de aankondiging door de engelen wordt eerst Johannes, en een paar verzen later Jezus genoemd. Zijn vrouw was onvruchtbaar, en oud, maar Allah, die Maria ook van voedsel voorzag, zorgde voor de geboorte eerst van Johannes, en daarna van Jezus, of van Jezus/Johannes.

Zacharia voerde zijn ouderdom en de onvruchtbaarheid van zijn vrouw aan als probleem om een zoon te krijgen. Maria voerde haar maagdelijkheid aan als probleem daarvoor. Dit kan ik niet goed rijmen. 

Nader onderzoek op internet leverde ook niet veel op, want de sites die ik vond zijn ofwel prekend-christelijk ofwel prekend-islamitisch en zien geen tegenstrijdigheden of ongerijmdheden. Wel voeren zij andere plaatsen aan in de Koran waarin deze afstammingsperikelen nog eens worden besproken. Mogelijk krijg ik daar meer duidelijkheid. In elk geval heb ik de betreffende verzen in deze soera vijf keer overgelezen en kan niet tot andere conclusies komen, mogelijk zijn bij het kopiëren van de Koran in de geschiedenis verzen uitgevallen of zo.

Jozef wordt dus door de Koran niet genoemd, ik zie geen reden waarom Mohammed hier van het evangelie, dat hij goed gekend moet hebben, is afgeweken. Mogelijk beriep hij zich op een versie van de evangeliën die later verloren is geraakt, of niet werd goedgekeurd door een van de concilies van de christelijke kerk twee- tot driehonderd jaar eerder.

49-60: beschrijving van Jezus als een ware Moslim-profeet, die de mensen opriep om op punten af te wijken van de Torah, namelijk waar Allah dat wilde. (Ik vermoed dat Mohammed hier doelt op het verschil in interpretatie van de Mozaïsche wetten tussen Jezus en de schriftgeleerden. De schriftgeleerden volgden de letter van de wet, Jezus de geest van de wet, en riep op tot liefde voor de naasten). Typische Koran-waarschuwingen, dat Allah de volgelingen van Jezus zal beoordelen en de rechtgelovigen zal belonen en de niet-gelovigen onder hen zal straffen. Jezus zal Allah weer tot Hem doen terugkeren als een begenadigd profeet.

Jezus wordt dus niet als Gods zoon gezien, maar als een profeet, die de Joden getracht heeft op het rechte pad van Allah te leiden, hij wordt gelijkgesteld met Adam, Abraham en Mozes.

61-73: Deze verzen, en de verzen erna, zijn een grote, overweldigende preek ter  rechtvaardiging van de Islam en de Koran. Het argument waarom de Koran is uitgevaardigd door Allah, is bijzonder mager: namelijk het redetwisten door de "mensen van het Boek" (bijbel en evangelie) over de interpretatie ervan. Alsof door de volgelingen van de Koran niet in dezelfde mate hierover wordt geredetwist. Het Christendom verkeerde in een fase van consolidatie: er waren stromingen, maar er begon zich een duidelijke richting af te tekenen, en het bood aan velen een prachtig geloof waarin alle goede en rechtvaardige strevingen van de mens en alle geestelijke verdieping waaraan de mens behoefte voelde, hun plaats konden vinden.

Ook de onderbouwing is mager: er waren profeten, maar het Joodse volk was ongehoorzaam en bij tijd en wijle ongelovig, maar kon vertrouwen op Jahweh (Allah dus in termen van de Koran), die een verbond met hen had gesloten. Het was een exclusief geloof, en niet-Joden konden alleen via huwelijk Jood worden. Mogelijk dat dit een van de oorzaken was van het ontstaan van de Islam. Wat het Christendom betreft, veel elementen daaruit sloten niet aan op de leefwijze en cultuur van de Arabieren, welke veel meer leek op die van de Joden in die tijd, alleen de Joden hadden hun wetten die familie- en eigendomsverhoudingen regelden. De Christenen waren meer op Europa gericht, en dachten dienovereenkomstig meer Grieks-Romeins (rechtspraak, organisatie- en overlegvormen), hoewel in de tijd van Mohammed bijvoorbeeld in Syrië en zeker in Turkije er oosterse vormen van Christendom bestonden. Nu nog zijn daar rudimenten van te vinden.

Mohammed had dus méér nodig dan alleen een theologisch argument, en dat was herhaalde waarschuwing. De "mensen van het Boek" waren als het ware afgedwaalde kinderen, velen onder hen waren gelovig en rechtvaardig, en dat waren eigenlijk geen Joden of Christenen, maar waren ook Moslims, maar dan zonder het besef dat Mohammed de laatste ware boodschap had verkondigd. Dat geloof diende te worden in-geramd en geheid, met een veelheid aan herhalende verzen in de Koran, de herhaling bestaat uit niet veel meer dan dat Allah de enige, ware en goede God is, die alles ziet, voorziet, onthoudt enz. en die de oprechte gelovige die Zijn voorschriften onderhoudt, beloont met een soort Hof van Eden gevuld met "reine metgezellen", en de ongelovige zwaar straft met een zeer pijnlijke hel. Allah bestond er altijd al, en had met de kinderen Israels een verbond gesloten dat zij niet waren nagekomen, terwijl de Christenen ten onrechte Zijn profeet Jezus als (onderdeel van) God hadden opgevat, wat helemaal niet de bedoeling was van Allah. In zijn goedheid had Allah daarom als laatste poging om de mensen tot eenheid in geloof te brengen, Mohammed uitverkoren om de Koran te schrijven.


75: "Onder de mensen van het Boek is hij, die, als gij hem een schat toevertrouwt, u deze zal teruggeven, en er zijn er onder, die, als gij hun een dinar toevertrouwt, deze niet aan u zullen teruggeven, tenzij gij er voortdurend om vraagt. Dat komt, omdat zij (de Joden) zeggen: "Wij zijn niet aansprakelijk voor de zaak van de ongeletterden." Daarmede uiten zij tegen beter weten in een leugen tegen Allah." Duidelijk: de kinderen Israels zijn inderdaad geen mensen die geloofswaarheden aanvaarden van niet-Joden, die de Torah op een niet-Joodse manier interpreteren. Helaas wordt dat "een leugen tegen Allah" omdat dat in de Koran staat, en de Koran is Allah's woord, dat niet bestreden kan en mag worden. Ook de Christenen hebben dit probleem met de Joden. Een van de oorzaken van het wijdverbreid en vele eeuwen ongeremd voortgewoekerd hebbende anti-semitisme.













dinsdag 4 juni 2013

Aflevering 3: Aantekeningen bij de Heilige Koran

Dit is de derde aflevering van een serie bijdragen waarin ik mijn visie geef op wat ik in de Nederlandse vertaling van de Heilige Koran lees. Ik lees als niet-moslim, met een open oog en onbevooroordeeld.

http://www.koranonline.nl/koran/nl/index.php?subaction=showfull&id=1099093674&archive=&start_from=&ucat=2&go=NL

(Vervolg hoofdstuk ((soera)) 2): De Koe

213: belangrijk vers, dat rechtvaardigt waarom zo nodig de Koran geschreven moest worden, terwijl het Boek (de Bijbel)  er al was. Het vers betoogt, dat de mensen aan wie het Boek gegeven was, verdeeld waren in hun godsdienst en daarover onder elkaar redetwistten,  de Koran beoogt daaraan een einde te maken en allen, net als in de tijd voordat het Boek werd gegeven, weer te verenigen.

215: Aansporing om te geven: komt overeen met het christen- en jodendom, waarin ook aalmoezen en hulp aan behoeftigen wordt geboden.

216-218: Aansporing om voor het geloof te vechten. Waarschijnlijk is, dat hier verdedigend vechten wordt bedoeld en niet aanvallend vechten, want er is ook sprake van vijanden die u van het geloof trachten af te houden. "Vervolging is erger dan doden": het is erger om vervolgd te worden, dan om als rechtvaardige gelovige gedood te worden. (volgt nog de vervloeking van hen die ongelovig sterven hoewel ze beter hadden kunnen weten). Hierin verschilt de Koran van de Bijbel, waarin nergens staat dat je moet vechten om je geloof te verdedigen. Integendeel, in het Christendom is sterven voor je geloof het opperste wat je kunt bereiken. De Koran gaat een stap verder, en wil vervolging of de marteldood voorkómen, door te vechten. Ik denk dat hierin de Koran meer aansluit bij de menselijke drang, om datgene wat hij waardevol vindt, met vechten te verdedigen. Christen-heersers en vorsten en pausen hebben zich ook nooit iets aangetrokken van het ontbreken van het gebod om te vechten in de Bijbel, integendeel, zij vochten (net als moslim-heersers) juist ook om het geloof te verspreiden. Het recht om te doden en daartoe opdracht te geven in bepaalde omstandigheden (nooit in het algemeen) kwam uitsluitend aan God (Jahweh) toe.

219-220: Aansporing om geen wijn te drinken en geen kansspel te spelen. Deze aansporingen zijn geen echte geboden, maar een afweging: het geeft meer voordelen om het niet te doen, dan om het wel te doen. Hier wordt dus niet een echt gebod uitgevaardigd, maar als je de afweging van Allah ernstig neemt, dan vat je het als mens uiteraard op als een gebod.

220-223: in 220 wordt aangespoord om de wezen goed te verzorgen. De Koran springt van de hak op de tak: vechten voor het geloof, wezen, wijn drinken en dobbelen, enz. Het is moeilijk een rode draad of een verhaal te ontdekken in deze verzen. De meeste verzen kennen een kort zinnetje waarin iets wordt geboden of verboden of aangeraden, gevolgd door een uitgebreide beschrijving van Allah's goedheid, grootheid en rechtvaardigheid.

In deze drie verzen wordt ook duidelijk hoe de Koran tegenover vrouwen staat. De teksten van de hele Koran richten zich niet tot de vrouw (tenzij daarin duidelijk vermeld) maar tot de man. De wezen bijvoorbeeld worden als jongens (mannen) gezien, want als je hen goed verzorgd, worden zij je broeders. (en niet zusters). Menstruatie wordt gezien als iets "schadelijks" en de man moet dus wegblijven van de vrouw tijdens haar menstruatie. De vrouw wordt ook gezien als een akker voor de man. (dus als middel om zijn nakomelingen te baren). Je mag ook niet trouwen met een ongelovige vrouw, en je mag je dochter niet aan een ongelovige uithuwelijken. Er wordt dus niet gezegd dat je als gelovige vrouw niet met een ongelovige man mag trouwen, want de beslissing wie er met wie mag trouwen, is aan mannen voorbehouden, dus worden alleen mannen-geboden uitgevaardigd. Met 99,9% waarschijnlijkheid was dit in Arabië en omstreken al zo in de tijd vóór de Koran werd geschreven, en moeten we daarom alle Koran-voorschriften over de verhouding tussen mannen en vrouwen niet zien als typisch iets islamitisch. De voorschriften staan in de Koran, omdat de Koran inhaakt op zeden en gebruiken uit die tijd, anders had ze überhaupt geen succes gehad. Van die zeden en gebruiken buigt ze een aantal om tot "goede zeden" en andere wijst ze af, omdat die tot slecht en wanordelijk gedrag leiden. (bijvoorbeeld drankgebruik en dobbelen).

224-225: aansporing om geen eden te doen onder aanroeping van Allah: Allah weet toch wel of u goed of kwaad doet, en u moet het goede doen in Allah's ogen.

226-242: uitgebreide voorschriften over echtscheiding en wat de vrouw toekomt bij overlijden van haar man. Opvallend is weer het ontbreken van een voorschrift over wat de man moet doen bij het overlijden van zijn vrouw. Een man mag zo vaak scheiden als hij wil, en de Koran biedt voorschriften voor voorzieningen voor de vrouw en haar kind. Ook mogen man en vrouw na een scheiding weer bij elkaar terugkomen, ook indien de vrouw in de tussentijd met een andere man gehuwd is geweest. Dit is duidelijk een breuk met het Joodse voorschrift dat dit verboden is, daarvoor was de "scheidingsbrief" bedoeld die dat moest voorkómen. Ook het inhuren van een min is toegestaan, en er wordt aanbevolen dat een kind gedurende twee jaar borstvoeding zal krijgen. Ook wachttijden worden voorgeschreven: drie of viermaal een menstruatie wachten voordat een vrouw weer gemeenschap mag hebben na een echtscheiding of overlijden van haar man.

Ik zie deze gedetailleerde voorschriften als poging van Mohammed om orde te scheppen in een chaos van twisten en vetes aangaande gesol met vrouwen. Gelijkheid tussen mannen en vrouwen was onbespreekbaar, dus moesten er "redelijke" eisen worden gesteld aan de mannen wat betreft hun omgang met vrouwen. Als deze eisen in acht worden genomen, goedschiks of kwaadschiks via een sharia-achtige rechtspraak-praktijk, dan was er orde.

Opvallend is het verschil met de Bijbel, waarin echtscheiding slechts summier aan de orde komt.Overspel daarentegen wordt zwaar veroordeeld, en daar zegt deze dit hoofdstuk in de Koran niets over. Het lijkt mij waarschijnlijk, dat echtscheiding en overspel in de Bijbel en de Koran in elkaars verlengde liggen. De man die gemeenschap heeft met een vrouw, wordt geacht met haar te trouwen of dat al te zijn. We zien dit terug in de nog steeds vaak gebruikte islamitische prostitutie en plezierhuwelijken (voor de man een pleziertje, voor de vrouw bron van enige inkomsten), die de mogelijkheid geeft om slechts voor enkele dagen met een vrouw te trouwen en daarna te scheiden. Op een vraag over echtscheiding antwoordt Jezus: Iedereen die naar een vrouw kijkt en haar begeert, heeft in zijn hart al overspel met haar gepleegd. Ook zegt hij "Ieder die zijn vrouw verstoot, drijft haar tot overspel, en de man die haar daarna trouwt, eveneens". Tot op vandaag worstelt de kerk met deze uitspraken, de Islam is hier veel realistischer in. Mohammed maakt hier gebruik van door een uitgebreide reeks voorschriften om met deze menselijke eigenschap te leren leven in een cultuur, die dagelijks tot ontwrichtende taferelen leidt als het gaat om wie er met wie naar bed mag en waarom en wanneer. Je zou bijna zeggen: Mohammed wist van de hoed en de rand, en Jezus en de kerkvaders (Paulus, Augustinus, de evangelisten) waren mannelijke maagden.

243-252: Wederom afwijzing van ht Joodse geloof, de Joden weigerden te vechten op Allah's opdracht daartoe, hoewel duidelijk was dat David dank zij Allah Goliath had verslagen.

253: Afwijzing van het Christelijk geloof. Dat bracht immers geen eenheid, want de Christenen debatteren met elkaar over de juiste invulling ervan, en Allah heeft deze onenigheid gewild (om daarna de Koran te laten schrijven teneinde weer eenheid te brengen).

254-281: reeks lofzangen op Allah, onder aanvoering van diverse argumenten voor Zijn grootheid en goed heid. Aansporingen het goede te doen, aalmoezen te geven, geen rente op leningen te vragen, geen woekerwinsten te maken, weldaden te verrichten enz.

282: Uitgebreid vers dat inhoudt hoe te handelen bij het afsluiten van leningen en handelscontracten: voer een goede boekhouding en laat er altijd getuigen bij zijn. Verschil met de Bijbel, die zich hierover nauwelijks uitspreekt, mogelijk hadden de Joden hiervoor al goede afspraken, mogelijk ook dat dit een bron voor conflicten was in de Arabische wereld die Mohammed wilde reguleren.

283-286: reeks verzen waarin Allah wederom wordt geprezen, evenals Zijn boodschappers. Benadrukt wordt, dat Allah niet het onmenselijke vraagt, maar alleen datgene waartoe men in staat is. Waartoe men in staat is, dat moet men doen van en voor Allah, zoals het geloof dat voorschrijft. Allah is rechtvaardig, dat wil zeggen vergevingsgezing en genadevol, maar ook streng en straffend voor degenen die Hem niet willen gehoorzamen. Overeenkomst met het Christendom: berouw is belangrijk voor de zondaar.