woensdag 5 juni 2013

Aflevering 4: Aantekeningen bij de Heilige Koran

Dit is de vierde aflevering van een serie bijdragen waarin ik mijn visie geef op wat ik in de Nederlandse vertaling van de Heilige Koran lees. Ik lees als niet-moslim, met een open oog en zoveel mogelijk onbevooroordeeld.

http://www.koranonline.nl/koran/nl/index.php?subaction=showfull&id=1099093674&archive=&start_from=&ucat=2&go=NL

(hoofdstuk ((soera)) 3): Het huis van Imraan

1-13: Nog eens onderstreping van de grootheid, goedheid en rechtvaardigheid van Allah, de ene God, die de gelovigen beloont en de ongelovigen streng zal straffen. Sommige verzen klinken als gebeden, zijn rechtstreeks gericht tot de Heer.

Vers 7 zegt, dat dit Boek onderscheid maakt tussen onoverdrachtelijke verzen (concrete aanwijzingen en beschrijvingen) en zinnebeeldige verzen. Degenen in wier hart dwaling is, volgen de zinnebeeldige verzen en zoeken tweedracht en de verkeerde uitleg. "Alleen Allah kent de juiste uitleg", en degenen die begrip hebben, trekken er lering uit.

Ik vind dit een vreemd vers: als alleen Allah de juiste uitleg kent, zijn we allemaal dwalend en is het Boek nutteloos. Degenen die begrip hebben, die het dus begrijpen, zij leren ervan. Maar als je iets begrijpt, moet je het dan nog leren? Tenslotte: degenen in wier hart geen dwaling is, volgen zij dan niet de zinnebeeldige verzen? In mijn hart is dwaling, na het lezen van dit vers. Mogelijk is het een probleem van vertaling, het schijnt erg moeilijk zo niet onmogelijk te zijn om de Koran geheel juist te vertalen.

14-15: De "liefde tot begeerten" (vrouwen, stapels goud en zilver, raspaarden, vee en akkers) zijn schoon-schijnend, bij de Heer zijn tuinen waardoorheen rivieren stromen en het gezelschap van reine metgezellen, dat is het Paradijs bestemd voor de gelovigen en het juiste einddoel.

16-25: Het wordt eentonig: wederom herhaling van de rechtvaardigheid van Allah en de oproep tot verkondiging van de Boodschap aan de ongelovigen, zij die zich niet of slechts ten halve bekeren, hen wacht een pijnlijke straf, want Allah is snel in het verrekenen. In vers 25 wordt (evenals eenmaal eerder in de Koran) gewag gemaakt van wat in het Christendom "de jongste dag" heet: de dag van de grote afrekening.

25-32: uitweiding over de jongste dag, waarop iedereen zal terugkijken op wat voor goeds en wat voor kwaads hij gedaan heeft in zijn leven en zou wensen dat hij ver af zou staan van het kwade. Allah waarschuwt u voor Hemzelf, en is liefderijk jegens Zijn dienaren. Maak ook geen vrienden onder ongelovigen.

Dit laatste herinnert mij aan twee dingen: onze godsdienstleraar op de lagere school, een kapelaan, raadde ons ook af om met protestante of niet-gelovige kinderen te spelen, wat ik vreemd vond, want mijn hele familie was ongelovig, behalve ons gezin, onze ouders hadden zich bekeerd tot het katholicisme, terwijl een oma lid was van de Pinkstergemeente. En ik had hele leuke neefjes en nichtjes en leuke grootouders. Nou ja. Ook toen ik later las dat het christenen door Paulus werd verboden om met niet-christenen aan één tafel de maaltijd te gebruiken, kwam dit bij me op. Zelfs Jezus beval, dat je je ouders in de steek moest laten om Hem te volgen. Pastoors en dominees verklaren uiteraard dat Jezus dit figuurlijk bedoelde, net zoals zij breed om de verboden op homoseksualiteit en echtscheiding heenpraten, maar voor mij blijven het waarschuwingen en verboden, die ik niet kan delen, reden waarom ik Spinozist ben.

33-48: "Annexatie" door de Islam van het Christendom, nadat in het vorige hoofdstuk het Jodendom is "geannexeerd". Hier wordt de aankondiging, en de geboorte van Jezus beschreven. De aankondiging geschiedde aan Imraan (Amram in de Bijbel). Zijn vrouw (haar naam wordt niet genoemd (!)) baarde Maria, de moeder van Jezus, aldus een tijdsverschil overbruggend van 1500 jaar. Dit wordt door Koran-uitleggers verklaard door Imraam niet een vader, maar een voorvader van Maria te noemen, wat ook twijfelachtig is, maat dit terzijde. Wat ik uit de verzen opmaak (die niet al te duidelijk zijn) is dat Zacharias (Zacharia) de man is van Maria, en de vader van zowel Johannes de doper als Jezus, óf, dat Jezus en Johannes met elkaar worden gelijkgesteld, want tijdens de aankondiging door de engelen wordt eerst Johannes, en een paar verzen later Jezus genoemd. Zijn vrouw was onvruchtbaar, en oud, maar Allah, die Maria ook van voedsel voorzag, zorgde voor de geboorte eerst van Johannes, en daarna van Jezus, of van Jezus/Johannes.

Zacharia voerde zijn ouderdom en de onvruchtbaarheid van zijn vrouw aan als probleem om een zoon te krijgen. Maria voerde haar maagdelijkheid aan als probleem daarvoor. Dit kan ik niet goed rijmen. 

Nader onderzoek op internet leverde ook niet veel op, want de sites die ik vond zijn ofwel prekend-christelijk ofwel prekend-islamitisch en zien geen tegenstrijdigheden of ongerijmdheden. Wel voeren zij andere plaatsen aan in de Koran waarin deze afstammingsperikelen nog eens worden besproken. Mogelijk krijg ik daar meer duidelijkheid. In elk geval heb ik de betreffende verzen in deze soera vijf keer overgelezen en kan niet tot andere conclusies komen, mogelijk zijn bij het kopiëren van de Koran in de geschiedenis verzen uitgevallen of zo.

Jozef wordt dus door de Koran niet genoemd, ik zie geen reden waarom Mohammed hier van het evangelie, dat hij goed gekend moet hebben, is afgeweken. Mogelijk beriep hij zich op een versie van de evangeliën die later verloren is geraakt, of niet werd goedgekeurd door een van de concilies van de christelijke kerk twee- tot driehonderd jaar eerder.

49-60: beschrijving van Jezus als een ware Moslim-profeet, die de mensen opriep om op punten af te wijken van de Torah, namelijk waar Allah dat wilde. (Ik vermoed dat Mohammed hier doelt op het verschil in interpretatie van de Mozaïsche wetten tussen Jezus en de schriftgeleerden. De schriftgeleerden volgden de letter van de wet, Jezus de geest van de wet, en riep op tot liefde voor de naasten). Typische Koran-waarschuwingen, dat Allah de volgelingen van Jezus zal beoordelen en de rechtgelovigen zal belonen en de niet-gelovigen onder hen zal straffen. Jezus zal Allah weer tot Hem doen terugkeren als een begenadigd profeet.

Jezus wordt dus niet als Gods zoon gezien, maar als een profeet, die de Joden getracht heeft op het rechte pad van Allah te leiden, hij wordt gelijkgesteld met Adam, Abraham en Mozes.

61-73: Deze verzen, en de verzen erna, zijn een grote, overweldigende preek ter  rechtvaardiging van de Islam en de Koran. Het argument waarom de Koran is uitgevaardigd door Allah, is bijzonder mager: namelijk het redetwisten door de "mensen van het Boek" (bijbel en evangelie) over de interpretatie ervan. Alsof door de volgelingen van de Koran niet in dezelfde mate hierover wordt geredetwist. Het Christendom verkeerde in een fase van consolidatie: er waren stromingen, maar er begon zich een duidelijke richting af te tekenen, en het bood aan velen een prachtig geloof waarin alle goede en rechtvaardige strevingen van de mens en alle geestelijke verdieping waaraan de mens behoefte voelde, hun plaats konden vinden.

Ook de onderbouwing is mager: er waren profeten, maar het Joodse volk was ongehoorzaam en bij tijd en wijle ongelovig, maar kon vertrouwen op Jahweh (Allah dus in termen van de Koran), die een verbond met hen had gesloten. Het was een exclusief geloof, en niet-Joden konden alleen via huwelijk Jood worden. Mogelijk dat dit een van de oorzaken was van het ontstaan van de Islam. Wat het Christendom betreft, veel elementen daaruit sloten niet aan op de leefwijze en cultuur van de Arabieren, welke veel meer leek op die van de Joden in die tijd, alleen de Joden hadden hun wetten die familie- en eigendomsverhoudingen regelden. De Christenen waren meer op Europa gericht, en dachten dienovereenkomstig meer Grieks-Romeins (rechtspraak, organisatie- en overlegvormen), hoewel in de tijd van Mohammed bijvoorbeeld in Syrië en zeker in Turkije er oosterse vormen van Christendom bestonden. Nu nog zijn daar rudimenten van te vinden.

Mohammed had dus méér nodig dan alleen een theologisch argument, en dat was herhaalde waarschuwing. De "mensen van het Boek" waren als het ware afgedwaalde kinderen, velen onder hen waren gelovig en rechtvaardig, en dat waren eigenlijk geen Joden of Christenen, maar waren ook Moslims, maar dan zonder het besef dat Mohammed de laatste ware boodschap had verkondigd. Dat geloof diende te worden in-geramd en geheid, met een veelheid aan herhalende verzen in de Koran, de herhaling bestaat uit niet veel meer dan dat Allah de enige, ware en goede God is, die alles ziet, voorziet, onthoudt enz. en die de oprechte gelovige die Zijn voorschriften onderhoudt, beloont met een soort Hof van Eden gevuld met "reine metgezellen", en de ongelovige zwaar straft met een zeer pijnlijke hel. Allah bestond er altijd al, en had met de kinderen Israels een verbond gesloten dat zij niet waren nagekomen, terwijl de Christenen ten onrechte Zijn profeet Jezus als (onderdeel van) God hadden opgevat, wat helemaal niet de bedoeling was van Allah. In zijn goedheid had Allah daarom als laatste poging om de mensen tot eenheid in geloof te brengen, Mohammed uitverkoren om de Koran te schrijven.


75: "Onder de mensen van het Boek is hij, die, als gij hem een schat toevertrouwt, u deze zal teruggeven, en er zijn er onder, die, als gij hun een dinar toevertrouwt, deze niet aan u zullen teruggeven, tenzij gij er voortdurend om vraagt. Dat komt, omdat zij (de Joden) zeggen: "Wij zijn niet aansprakelijk voor de zaak van de ongeletterden." Daarmede uiten zij tegen beter weten in een leugen tegen Allah." Duidelijk: de kinderen Israels zijn inderdaad geen mensen die geloofswaarheden aanvaarden van niet-Joden, die de Torah op een niet-Joodse manier interpreteren. Helaas wordt dat "een leugen tegen Allah" omdat dat in de Koran staat, en de Koran is Allah's woord, dat niet bestreden kan en mag worden. Ook de Christenen hebben dit probleem met de Joden. Een van de oorzaken van het wijdverbreid en vele eeuwen ongeremd voortgewoekerd hebbende anti-semitisme.













Geen opmerkingen:

Een reactie posten