dinsdag 4 juni 2013

Aflevering 3: Aantekeningen bij de Heilige Koran

Dit is de derde aflevering van een serie bijdragen waarin ik mijn visie geef op wat ik in de Nederlandse vertaling van de Heilige Koran lees. Ik lees als niet-moslim, met een open oog en onbevooroordeeld.

http://www.koranonline.nl/koran/nl/index.php?subaction=showfull&id=1099093674&archive=&start_from=&ucat=2&go=NL

(Vervolg hoofdstuk ((soera)) 2): De Koe

213: belangrijk vers, dat rechtvaardigt waarom zo nodig de Koran geschreven moest worden, terwijl het Boek (de Bijbel)  er al was. Het vers betoogt, dat de mensen aan wie het Boek gegeven was, verdeeld waren in hun godsdienst en daarover onder elkaar redetwistten,  de Koran beoogt daaraan een einde te maken en allen, net als in de tijd voordat het Boek werd gegeven, weer te verenigen.

215: Aansporing om te geven: komt overeen met het christen- en jodendom, waarin ook aalmoezen en hulp aan behoeftigen wordt geboden.

216-218: Aansporing om voor het geloof te vechten. Waarschijnlijk is, dat hier verdedigend vechten wordt bedoeld en niet aanvallend vechten, want er is ook sprake van vijanden die u van het geloof trachten af te houden. "Vervolging is erger dan doden": het is erger om vervolgd te worden, dan om als rechtvaardige gelovige gedood te worden. (volgt nog de vervloeking van hen die ongelovig sterven hoewel ze beter hadden kunnen weten). Hierin verschilt de Koran van de Bijbel, waarin nergens staat dat je moet vechten om je geloof te verdedigen. Integendeel, in het Christendom is sterven voor je geloof het opperste wat je kunt bereiken. De Koran gaat een stap verder, en wil vervolging of de marteldood voorkómen, door te vechten. Ik denk dat hierin de Koran meer aansluit bij de menselijke drang, om datgene wat hij waardevol vindt, met vechten te verdedigen. Christen-heersers en vorsten en pausen hebben zich ook nooit iets aangetrokken van het ontbreken van het gebod om te vechten in de Bijbel, integendeel, zij vochten (net als moslim-heersers) juist ook om het geloof te verspreiden. Het recht om te doden en daartoe opdracht te geven in bepaalde omstandigheden (nooit in het algemeen) kwam uitsluitend aan God (Jahweh) toe.

219-220: Aansporing om geen wijn te drinken en geen kansspel te spelen. Deze aansporingen zijn geen echte geboden, maar een afweging: het geeft meer voordelen om het niet te doen, dan om het wel te doen. Hier wordt dus niet een echt gebod uitgevaardigd, maar als je de afweging van Allah ernstig neemt, dan vat je het als mens uiteraard op als een gebod.

220-223: in 220 wordt aangespoord om de wezen goed te verzorgen. De Koran springt van de hak op de tak: vechten voor het geloof, wezen, wijn drinken en dobbelen, enz. Het is moeilijk een rode draad of een verhaal te ontdekken in deze verzen. De meeste verzen kennen een kort zinnetje waarin iets wordt geboden of verboden of aangeraden, gevolgd door een uitgebreide beschrijving van Allah's goedheid, grootheid en rechtvaardigheid.

In deze drie verzen wordt ook duidelijk hoe de Koran tegenover vrouwen staat. De teksten van de hele Koran richten zich niet tot de vrouw (tenzij daarin duidelijk vermeld) maar tot de man. De wezen bijvoorbeeld worden als jongens (mannen) gezien, want als je hen goed verzorgd, worden zij je broeders. (en niet zusters). Menstruatie wordt gezien als iets "schadelijks" en de man moet dus wegblijven van de vrouw tijdens haar menstruatie. De vrouw wordt ook gezien als een akker voor de man. (dus als middel om zijn nakomelingen te baren). Je mag ook niet trouwen met een ongelovige vrouw, en je mag je dochter niet aan een ongelovige uithuwelijken. Er wordt dus niet gezegd dat je als gelovige vrouw niet met een ongelovige man mag trouwen, want de beslissing wie er met wie mag trouwen, is aan mannen voorbehouden, dus worden alleen mannen-geboden uitgevaardigd. Met 99,9% waarschijnlijkheid was dit in Arabië en omstreken al zo in de tijd vóór de Koran werd geschreven, en moeten we daarom alle Koran-voorschriften over de verhouding tussen mannen en vrouwen niet zien als typisch iets islamitisch. De voorschriften staan in de Koran, omdat de Koran inhaakt op zeden en gebruiken uit die tijd, anders had ze überhaupt geen succes gehad. Van die zeden en gebruiken buigt ze een aantal om tot "goede zeden" en andere wijst ze af, omdat die tot slecht en wanordelijk gedrag leiden. (bijvoorbeeld drankgebruik en dobbelen).

224-225: aansporing om geen eden te doen onder aanroeping van Allah: Allah weet toch wel of u goed of kwaad doet, en u moet het goede doen in Allah's ogen.

226-242: uitgebreide voorschriften over echtscheiding en wat de vrouw toekomt bij overlijden van haar man. Opvallend is weer het ontbreken van een voorschrift over wat de man moet doen bij het overlijden van zijn vrouw. Een man mag zo vaak scheiden als hij wil, en de Koran biedt voorschriften voor voorzieningen voor de vrouw en haar kind. Ook mogen man en vrouw na een scheiding weer bij elkaar terugkomen, ook indien de vrouw in de tussentijd met een andere man gehuwd is geweest. Dit is duidelijk een breuk met het Joodse voorschrift dat dit verboden is, daarvoor was de "scheidingsbrief" bedoeld die dat moest voorkómen. Ook het inhuren van een min is toegestaan, en er wordt aanbevolen dat een kind gedurende twee jaar borstvoeding zal krijgen. Ook wachttijden worden voorgeschreven: drie of viermaal een menstruatie wachten voordat een vrouw weer gemeenschap mag hebben na een echtscheiding of overlijden van haar man.

Ik zie deze gedetailleerde voorschriften als poging van Mohammed om orde te scheppen in een chaos van twisten en vetes aangaande gesol met vrouwen. Gelijkheid tussen mannen en vrouwen was onbespreekbaar, dus moesten er "redelijke" eisen worden gesteld aan de mannen wat betreft hun omgang met vrouwen. Als deze eisen in acht worden genomen, goedschiks of kwaadschiks via een sharia-achtige rechtspraak-praktijk, dan was er orde.

Opvallend is het verschil met de Bijbel, waarin echtscheiding slechts summier aan de orde komt.Overspel daarentegen wordt zwaar veroordeeld, en daar zegt deze dit hoofdstuk in de Koran niets over. Het lijkt mij waarschijnlijk, dat echtscheiding en overspel in de Bijbel en de Koran in elkaars verlengde liggen. De man die gemeenschap heeft met een vrouw, wordt geacht met haar te trouwen of dat al te zijn. We zien dit terug in de nog steeds vaak gebruikte islamitische prostitutie en plezierhuwelijken (voor de man een pleziertje, voor de vrouw bron van enige inkomsten), die de mogelijkheid geeft om slechts voor enkele dagen met een vrouw te trouwen en daarna te scheiden. Op een vraag over echtscheiding antwoordt Jezus: Iedereen die naar een vrouw kijkt en haar begeert, heeft in zijn hart al overspel met haar gepleegd. Ook zegt hij "Ieder die zijn vrouw verstoot, drijft haar tot overspel, en de man die haar daarna trouwt, eveneens". Tot op vandaag worstelt de kerk met deze uitspraken, de Islam is hier veel realistischer in. Mohammed maakt hier gebruik van door een uitgebreide reeks voorschriften om met deze menselijke eigenschap te leren leven in een cultuur, die dagelijks tot ontwrichtende taferelen leidt als het gaat om wie er met wie naar bed mag en waarom en wanneer. Je zou bijna zeggen: Mohammed wist van de hoed en de rand, en Jezus en de kerkvaders (Paulus, Augustinus, de evangelisten) waren mannelijke maagden.

243-252: Wederom afwijzing van ht Joodse geloof, de Joden weigerden te vechten op Allah's opdracht daartoe, hoewel duidelijk was dat David dank zij Allah Goliath had verslagen.

253: Afwijzing van het Christelijk geloof. Dat bracht immers geen eenheid, want de Christenen debatteren met elkaar over de juiste invulling ervan, en Allah heeft deze onenigheid gewild (om daarna de Koran te laten schrijven teneinde weer eenheid te brengen).

254-281: reeks lofzangen op Allah, onder aanvoering van diverse argumenten voor Zijn grootheid en goed heid. Aansporingen het goede te doen, aalmoezen te geven, geen rente op leningen te vragen, geen woekerwinsten te maken, weldaden te verrichten enz.

282: Uitgebreid vers dat inhoudt hoe te handelen bij het afsluiten van leningen en handelscontracten: voer een goede boekhouding en laat er altijd getuigen bij zijn. Verschil met de Bijbel, die zich hierover nauwelijks uitspreekt, mogelijk hadden de Joden hiervoor al goede afspraken, mogelijk ook dat dit een bron voor conflicten was in de Arabische wereld die Mohammed wilde reguleren.

283-286: reeks verzen waarin Allah wederom wordt geprezen, evenals Zijn boodschappers. Benadrukt wordt, dat Allah niet het onmenselijke vraagt, maar alleen datgene waartoe men in staat is. Waartoe men in staat is, dat moet men doen van en voor Allah, zoals het geloof dat voorschrijft. Allah is rechtvaardig, dat wil zeggen vergevingsgezing en genadevol, maar ook streng en straffend voor degenen die Hem niet willen gehoorzamen. Overeenkomst met het Christendom: berouw is belangrijk voor de zondaar.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten