Spinoza redeneerde: met godsdienst moet je niet beginnen met de
schepping en van daaruit een God concluderen, maar andersom. Hij
redeneerde aldus (in vereenvoudigde termen):
1. Alles wat er is, en alles wat er gebeurt, komt voort uit God.
2.
Dus ook rampen, ziekten, misdaden enz., en niet alleen de mooie bloemen
en prachtige dieren en de schitterende sterrenhemel, of de liefde,
komen voort uit God.
3. Dat is zo, omdat er niets anders is dan de
wereld en het universum waarin wij mensen ons bevinden. Er is gewoon
niets anders, hier moeten we het mee doen. Gode zij dank.
Latere
ontdekkingen in de evolutieleer hebben deze woorden bevestigd. Alle
neigingen in de mens zijn direct te verklaren uit dezelfde soort
neigingen bij hogere zoogdieren, met name mensapen, op één eigenschap
na, die is alleen op indirecte wijze uit de evolutieleer te verklaren.
Die ene eigenschap is het onderscheid maken tussen "goed" en "kwaad".
Een
aantal traditionele godsdiensten verbinden dat onderscheid direct met
God. God is het goede en uit de mens komt het kwade voort, wordt er
gezegd en geschreven. Dat is dus omgekeerd redeneren, namelijk vanuit de
schepping, en niet vanuit God. Je kunt het ook eenvoudig weerleggen
door te vragen: "als uit God het goede voortkomt en uit de mens het
kwade, hoe kan het dan dat God de mens geschapen heeft, een wezen dat
ongehoorzaam was aan Hem en het kwade wilde?" Wat goed is en wat kwaad
is, daarover denken mensen ook verschillend. De natuur, d.w.z de
schepping, denkt niet, en zeker niet op verschillende manieren.
De
neigingen tot genegenheid, tot agressie, angst, begeerte enz. zijn
allemaal eigenschappen die hogere diersoorten ook hebben. Toen het wezen
"mens" zich ontwikkelde, verkreeg dit wezen een evolutionaire
voorsprong op andere soorten hominiden (mens-achtigen) en bleef er
uiteindelijk alleen de homo sapiens over. De eigenschap die dit
veroorzaakte, was verbeeldingskracht. De homo sapiens "leerde" zich
situaties voor te stellen zonder dat die situaties daadwerkelijk
aanwezig waren. Een vogel bv. bouwt een nest, elke soort steeds op
dezelfde manier. De takjes verzamelende merel "denkt" daarbij niet aan
het doel waarom hij dat takje oppakt en meeneemt naar de nestplaats, hij
"verheugt zich" niet op het mooie nest en op het komende kroost erin.
Als je tegen de hond zegt: "brokjes" "denkt" de hond dat die er meteen
aankomen, "vanavond brokjes" begrijpt hij niet.
Het
zich voorstellen van niet-aanwezige situaties gebeurde mogelijk via een
proces, maar het kan ook een zogenaamde "sprong in de evolutie" zijn
geweest. Het was het begin van het abstract denken en de grondslag voor
planning. Het bood een zee van mogelijkheden: je kon gaan liegen en
bedriegen om concurrenten uit te schakelen, je kon bang worden van
dingen die er niet waren of er niet zouden komen, je kon slimme
jachtmethoden gaan gebruiken zoals het opdrijven van grote dieren zodat
die in een ravijn zouden vallen en je ze niet met gevaar voor eigen
leven hoefde te doden, enzovoort. Mensen deden niet alles meer op
dezelfde wijze, zoals andere dieren, maar hun methoden gingen
verschillen, en de beste methode won. En er kwamen steeds andere, betere
methoden. Het onderscheid tussen goed en kwaad werd ook zo geboren.
Iets was "goed", "prima", "perfect", "kon beter" "waardeloos", "kan
ermee door" enz., allemaal bewust en precies geformuleerd en geleerd.
Deze criteria werden ook toegepast in de rechtspraak die binnen het
stamverband ontstond, en wie kon de rechtspraak beter legitimeren dan
God of de goden? Dieren maken dit soort onderscheiden niet of slechts
heel rudimentair, en kennen geen rechtspraak, maar pure hiërarchie (pik-
of bijt-orde) op basis van kracht, snelheid en alertheid.
Bij
hogere diersoorten en ook bij mensapen zie je ook het verschijnsel
"empathie" optreden: het vermogen om lijden of blijdschap te zien, en te
treuren bij de dood van een soortgenoot. Door het
voorstellingsvermogen, de verbeeldingskracht, werd deze mogelijkheid
sterk verdiept, en ook de mogelijkheid om anderen met opzet leed aan te
doen of te doden, zonder dat dit voor zelfverdediging of voortbestaan
van zichzelf of gezin noodzakelijk was.
Spinoza zegt:
goed en kwaad zijn alleen te onderscheiden aan de hand van maatstaven,
waarom iets goed of beter is, en waarom iets kwaad of slechter is. God
legt geen maatstaven aan, want alles wat Hij doet of gedaan heeft, kan
niet beter. Als beter mogelijk was geweest, dan was dat er, maar dat is
er dus niet. Dus God heeft dit zo gewild. Wij mensen moeten met onze
verbeeldingskracht datgene doen, waarvan "de groep" voordeel heeft, en
haar in dienst stellen van "de groep". Met "de groep" wordt hier bedoeld
de voortzetting van de kudde, de roedel, of de apengroep, namelijk de
stam, het dorp, de groot-familie. De stam is bij mensen nog steeds het
product van een combinatie van voortplantingslijnen en van opname van
vreemden alnaargelang die vreemden van nut kunnen zijn voor de
groep.Vreemden die dat niet zijn, worden gedood of verjaagd, en ook
eigen stamleden die zich misdragen, worden verjaagd, streng gestraft of
gedood. Overal waar familiebanden minder belangrijk zijn geworden en er
geen sprake meer is van stamverbanden maar van dorpsgemeenschappen en
sociale netwerken over beroepsgroepen en vrienden en kennissen, zie je
toch dit oerpatroon steeds weer opduiken waar mensen in organisaties
samenwerken zoals politieke partijen, bedrijven, instituten enz.
Zo
ontstaan de maatstaven (criteria) waarom iets "goed" is of "kwaad".
Denk ook aan de voorschriften over wat "koosjer" of "halal" is, en die
aan direct bevel van God worden toegeschreven. Binnen de stammen
ontstaan dit soort voorschriften, en vele ervan zijn waarneembaar
schadelijk, maar veel ook niet-waarneembaar schadelijk. Dat moorden en
stelen slecht zijn, is duidelijk, het schaadt de stam. Ook het zomaar
zich voortplanten met willekeurig welke partners is schadelijk. Naast
eten en drinken (waarvoor strenge goed- en kwaadregels bestaan) is seks
een van de sterkste aandriften van de mens, en omdat hierbij anderen in
de stam direct betrokken zijn, bestaan hiervoor strenge tot zeer strenge
criteria. De niet-zichtbaar schadelijke voorschriften hebben
grotendeels te maken met weer die verbeeldingskracht, en/of komen
mogelijk voort uit een periode van vóórdat de godsdienst was gesticht.
Et is bv. geen reden aan te nemen waarom het niet-besneden zijn
schadelijk zou zijn voor de stam, of het eten van varkensvlees of andere
verboden diersoorten, of waarom zuivelproducten niet in één keuken
verwerkt mogen worden waarin ook de vleesproducten worden bereid, maar
men kan zich voorstellen dat dit in eerdere perioden wel gevaar voor de
gezondheid zou kunnen opleveren.
Zo zien we hoe de mens
er zelfs toe komt om zijn verbeeldingskracht aan te wenden niet alleen
voor het onderscheid tussen goed en kwaad, maar ook voor het verklaren
van dingen die hij met zijn verbeeldingskracht en inzicht in
oorzaak-gevolgketens niet kan verklaren. De godsdienst bekleedt de mens
met ingebeelde macht. Hij kan zich, eenmaal een godsdienst aangenomen
hebbende, niet voorstellen dat er dingen in de wereld zijn die
onverklaarbaar zijn. Alles is via de godsdienst verklaarbaar. Tegelijk
worden "goed" en "kwaad" beschreven in door God geleide boeken. God is
"Iemand" zoals wij, we kunnen met Hem communiceren, Hij beloont en
straft, Hij is een vergevingsgezinde vader, één en al liefde, een
jaloerse godheid, een commanderende leger-aanvoerder en een feilloze
scherprechter, allemaal alnaargelang de stam de criteria aanlegt van
"goed en "kwaad" en tegelijk aanneemt dat God deze criteria heeft
geformuleerd. Als God een menselijke hand leidt om Zijn openbaring te
schrijven, waarom zou Hij dan niet een menselijke hand leiden bij het
volbrengen van een doodvonnis?
Spinoza doet daar niet
aan mee, reden waarom hij verketterd is en zijn boeken pas na zijn dood
verschenen. Hij leefde zoals hij dacht dat dat het beste paste voor de
mens in de natuur: namelijk sober, menslievend, niet aanstootgevend, en
opkomend voor het rechtvaardige. Hij weigerde diverse goedbetaalde
hoogleraarsposten, omdat hij wel voorzag dat zijn zienswijzen op
problemen zouden stuiten bij zijn broodheer, maar ook omdat hij geen
behoefte had aan roem en rijkdom. Deze posten werden hem aangeboden
omdat hij een uitgebreide vriendenkring had, en een deel van de
adellijke elite onder de indruk was van zijn filosofie, die ze kenden
uit brieven en handschriften, niet uit publicaties. Hoewel hij het niet
eens was met de godsdiensten waarvan hij lidmaat was geweest,
bekritiseerde hij die niet tijdens zijn leven, deze kritiek bleef
verborgen in zijn geschriften tot na zijn dood. Hij voorzag in zijn
levensonderhoud met het slijpen van lenzen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten