donderdag 18 april 2013

Gezagscrisis? Enkele korte gedachten.

Je hoort en leest overal, dat er "tegenwoordig geen respect voor het gezag" meer bestaat, en dat dat vroeger, dus in de twintigste eeuw, nog wel bestond. Ik geloof niet, dat het respect voor gezag verminderd is bij de Nederlanders. Wel zijn de omgangsvormen veranderd. Zie bijvoorbeeld hoe Willem Alexander en Máxima zich lieten interviewen: de aanstaande majesteiten en de interviewers in dezelfde soort fauteuils, zelfde kleur, model en stof, in een vierkante opstelling. Máxima zei dat mensen haar desnoods bij de voornaam mochten noemen. "Vroeger" waren protesteerders, die niets met "gezag" hadden, meer georganiseerd in grote groepen, demonstraties waren massale gebeurtenissen, met of zonder ME. In de zeventiende en achttiende eeuw waren volksopstanden in de steden gewoon, en bijzonder gewelddadig.

De grote verschillen met "vroeger" zijn de toegenomen mobiliteit, het internet en de toegenomen opleidingsniveau en welvaart.

Door de toegenomen mobiliteit stroomden minstens een miljoen immigranten het land in vanuit landen met ofwel een chaotische, ofwel een bijzonder sterke gezagsstructuur. Hun kinderen moesten hier opgroeien deels in de cultuur van hun ouders, en deels in de cultuur van dit land. Dat gaf en geeft wrijvingen in de omgangsvormen, zeker waar de overheid de verkeerde maatregelen nam: aanvankelijk moest de thuiiscultuur van de immigranten zoveel mogelijk worden gerespecteerd en gestimuleerd, daarna moest er geïntegreerd en geassimileerd worden. Inburgeringscursussen werden verplicht gesteld, maar waren nooit en nergens een succes. Nu nog bevat de inburgeringstoets vragen over bv. het verschil tussen Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten, en over de scheiding der machten. In plaats van over dingen uit het dagelijks leven, waaraan bij laaggeschoolden in eerste instantie behoefte is. Hoeveel laaggeschoolde Nederlanders zouden hier bijvoorbeeld het antwoord op weten? De toegenomen mobiliteit werkt integratie ook tegen: er wordt vaak en intensief gereisd tussen landen van herkomst en ons land, zeker van en naar Marokko en Turkije. De wrijvingen en problemen worden ook niet minder door de toestroom van vluchtelingen, al dan niet legaal. De groepen die instromen, kennen een sterke erkenning van gezag, maar minder voor Nederlandse ambtenaren en instituties, en des te meer voor gezagsdragers uit de thuiscultuur. Zij voelen zich vaak gediscrimineerd, dikwijls terecht, en belanden samen met de hun omringende Nederlanders in een negatieve spiraal: discriminatie, al is het maar een paar keer, roept meteen een gevoel op van door iedereen te worden gediscrimineerd, en wangedrag, al is het maar enkele keren, roept meteen bij Nederlanders een gevoel op dat alle laag- of middelbaar geschoolde buitenlanders zich niet gedragen. Gevolg: wederzijds disrespect, minachting en niet-aanvaarden van gezag, op een deelterrein van de samenleving.

Het Internet versnippert protesten tegen gezag, waar het vroeger georganiseerd optrad. De blogs en de sociale media staan vol met scheldkanonnades en verbale aanvallen op autoriteiten. Wie vroeger vakbondsvergaderingen en vergaderingen van plaatselijke afdelingen van politieke partijen bezocht, of de stamtafel van een willekeurig café, hoorde dezelfde scheldpartijen, maar die bleven binnen de muren van de zaaltjes en café's. De afdelingsbestuurders zorgden ervoor, dat onvrede en boosheid in nette bewoordingen werden verpakt, voordat ze in de krant kwamen of doorgegeven aan werkgevers of ministers. Het internet maakt ook directe contacten mogelijk tussen gezagsdragers en burgers, zodat de afstand kleiner wordt (en niet groter zoals politieke analisten graag beweren). Veel meer dan vroeger weten politici wat er onder de bevolking leeft, en als ware marketing managers spelen ze hier op in. Desondanks is "het vertrouwen in de politiek" sterk verminderd als je de politieke analisten mag geloven. Dat komt niet doordat de afstand tussen burger en politicus is vergroot, integendeel, het komt door de verkleining van die afstand. Bij een grote afstand is er meer vertrouwen nodig, en kan er ook meer vertrouwen worden gegeven, omdat die afstand dat noodzakelijk maakt. Met internet en TV voelt iedere burger zich op één niveau staan met een kamerlid of minister, of met de burgemeester en de wethouder. Internet en TV werken ook als een vergrootglas: respectloos gedrag wordt uitvergroot, er wordt op "gefocused" en opinieleiders zoals politici doen er hun twijfelachtig populistisch voordeel mee.

Dat is mede te danken aan het toegenomen opleidingsniveau. Dit heeft ook een uitstralende werking tussen burgers onderling: laag opgeleide burgers leren dikwijls van hoogopgeleiden, hoe ze moeten formuleren, waar ze op moeten letten in hun contacten met autoriteiten. De autoriteiten zelf dalen ook af van hun hooggeplaatste posities: academisch geschoolde artsen, juristen, hoogleraren, bestuurders enz. laten zich bij de voornaam noemen, en gaan op voet van gelijkheid met hun patiënten, cliënten, studenten en burgers om. Daarbij valt wel op, dat het respect voor de hogere positie blijft bestaan, maar vaker dan voorheen zie je toch, dat dat respect er niet is, of veel minder. Dikwijls blijkt dan, dat dit wegblijven van respect zich vroeger ook voordeed, maar toen geen aandacht kreeg. In de zestiger jaren bijvoorbeeld maakte ik mee, dat een student (die ik kende) een hoogleraar een klap in zijn gezicht gaf, omdat de student het niet eens was met de theorie die de professor verkondigde. De student kreeg een bekeuring en het stond in geen enkele krant, zo ging dat toen. Het was een incident, de echte onvrede in de zestiger jaren uitte zich in  demonstraties en gebouw-bezettingen door groepen studenten en krakers. De zich misdragende student werd zelfs niet geschorst, misschien had hij excuses aangeboden, dat weet ik niet meer. Nu wordt van zoiets een filmpje gemaakt en op internet gezet, met alle versnipperde gevolgen van dien, demonstrerende groepsacties zijn er niet of nauwelijks meer. Het toegenomen opleidingsniveau, gepaard aan toegenomen informatie over gezagsdragende instituties, zorgt voor veel meer mondigheid onder burgers. Dat zorgt op zijn beurt (via de uitstralende werking daarvan) weer voor een groot aantal mensen die via de sociale media denken gefundeerde kritiek te leveren, maar niets dan hol geklets produceren omdat ze niet weten wat gefundeerde kritiek is en hoe je die moet verwoorden. Dat is op zichzelf niet zo erg, maar zij denken vaak ook, dat deze kritiek serieus genomen moet worden. Zij zijn de roepers in de vroegere plaatselijke vergaderzaaltjes, alleen er zijn nu dus geen modererende bestuursleden meer die hun onvrede wel kunnen verwoorden.

Tenslotte is er de toegenomen welvaart. Respect werd vroeger verkregen door een bepaald soort kleding, auto en/of huis. Je zag dan dat iemand directeur was, professor, advocaat, tandarts, of zelfs leraar aan een middelbare school. Gewone werknemers woonden in rijtjeshuizen, arbeiders in "volksbuurten". Een Turk of Marokkaan zag je tot in de zestiger jaren net zo dikwijls of weinig als willekeurig welke andere buitenlander dan ook. Vluchtelingen waren er bijna niet, hoogstens een paar uit Hongarije toen dat land in opstand was gekomen tegen de Sovjet-Unie. De "volksbuurten" worden nu helemaal bezet door geïmmigreerde gezinnen. De oorspronkelijke bewonersgroepen zijn welvarender geworden en wonen waar destijds het kantoorpersoneel woonde: de rijtjeshuizen, of in nog mooiere buurten bij de leraren van de middelbare school of zelfs de hoogleraren, want ze zijn een bedrijf gestart, of advocaat geworden. De standen die je tot in de zestiger jaren had, zijn diffuus geworden. Ieders mening wordt evenveel gerespecteerd, we zijn democratischer geworden. Wel zie je ook hier weer doorgeslagen gedrag: overvallen, inbraken, tasjesdieverij enz. als gevolg van snel bezit willen krijgen zonder opleiding of sollicitaties waardoor je dat bezit na enig werken zelf kunt kopen, en niet te vergeten de drugshandel en wietkwekerij, inmiddels in handen van criminele netwerken. De open grenzen van de EU en de grotere mobiliteit zorgen ook niet voor afname van het aantal roofovervallen en inbraken.

Nee, ik geloof niet dat "we" respectlozer zijn geworden. Wie om "respect" roepen, zijn mensen, jongeren vooral, die zich gediscrimineerd voelen, en dat gevoel ook koesteren om een of andere psychologische reden. Bijvoorbeeld om geaccepteerd te worden in een groep "lotgenoten", of om geweld te "mogen" plegen tegenover mensen die zij als discriminatoren beschouwen of liever, wensen te zien. De maatschappij als geheel  is wel individualistischer en meer versnipperd geworden, maar "we" hebben in het algemeen denk ik niet minder respect voor elkaar en voor gezagsdragers dan vroeger, ondanks alle berichten over agressie tegen hulpverleners en poltie, roofovervallen en straatschenderijen. Daar moet zeker wat aan gedaan worden, maar laten we het niet gebruiken voor de conclusie als zou er in het algemeen minder respect voor gezag bestaan.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten