vrijdag 8 februari 2013

Over goed en kwaad, een poging tot begrijpelijke interpretatie van Spinoza's ethiek (I)


Wat is goed en wat is kwaad? Daarover hebben veel filosofen zich het hoofd gebroken en bijna elke godsdienst kent het antwoord. Veel godsdiensten kennen een God die rechtvaardig en goed is. Op een gevelsteen die de watersnoodramp van 1953 herdenkt, stond bijvoorbeeld een psalm die zei dat God machtiger en groter was dan de ergste storm.  Dat is goed, want God is goed. Maar die storm dan, was die dan niet van God? Velen in Zeeland meenden dan ook, dat de watersnood een straf van God was, en dat hij de overlevenden had begenadigd, zoals hij ook rechtvaardigen in het oude testament diverse keren voor zijn straffende hand spaarde. Ik hoorde een vrome schipper op TV zeggen dat hij zich zeer gezegend voelde, want diverse malen in zijn leven had hij een bijna-ongeluk gehad, waar hij "wonder boven wonder" goed afgekomen was. Juist in streken waar visserij, zeevaart, binnenvaart en landbouw steeds het belangrijkste bestaansmiddel was, vierde de goede God hoogtij, hij zorgde voor behouden thuiskomst, een goede oogst en welzijn voor de gelovigen. Viel het tegen of waren er rampen, dan zorgde God voor troost en kracht, of strafte zijn hand. Wie openlijk twijfels had of zondigde tegen wat men als Zijn woord beschouwde, lag eruit.

Spinoza heeft aangetoond, dat God inderdaad overal aanwezig is. Maar niet als een soort super-mens die alles in zijn macht heeft en alleen het goede doet, maar als een Wezen dat alles voor eeuwig doordringt en zich uit in de wisselwerking tussen de verschijnselen die we in de natuur waarnemen, en die daardoor goddelijke aspecten vertonen. Daarom vond Spinoza dat mensen hun best moesten doen om met vertrouwen, eerlijkheid en toewijding, het voor elkaar zo goed mogelijk te maken. Immers, de natuur leert ons dat de mens zich alleen op die manier in diezelfde natuur kan handhaven. (bij "natuur" niet denken aan groene bossen en vogeltjes, maar aan alles wat er is, dus ook steden, bergen, planeten, virussen, water enzovoort). De bijbel beschouwde Spinoza als een hulpmiddel en inspiratiebron hiervoor, maar niet als Gods Woord. God was geen Grote Leidinggevende, die de mensen in woorden openbaarde hoe ze moesten leven.

Spinoza zag de God van de Bijbel als een soort tussenpersoon voor de ethiek. De mens creƫert zich een God, en oordeelt over goed en kwaad door het eerst aan Zijn woord voor te leggen, en daaruit te concluderen of iets goed is of kwaad. Dat doet de godsdienstige mens in plaats van zelf zich direct met medemensen te verstaan. Voor de gelovige is dat verboden, want alleen God weet wat goed is, de mens is per definitie als ongehoorzaam schepsel uiterst beperkt. Voor Spinoza was de natuur heilig, want zij leert ons hoe te leven. Omdat we zelf onderdeel zijn van de natuur, bezitten ook wij dat goddelijke inzicht, althans de mogelijkheid daartoe. De natuur is van zichzelf goed, volmaakt zelfs volgens Spinoza, want het is het enige dat er is, iets anders dan de natuur die er is, bestaat nu eenmaal niet.

Godsdienst beschouwde Spinoza eveneens als onderdeel van de natuur, want zij kwam voort uit mensen in hun streven om goed en harmonieus te leven, ongeveer volgens de natuurwetten, die tot in eeuwigheid algemeen geldig zijn. Waar godsdienst faalt, is dat zij oorzaak kan zijn van grote conflicten, oorlogen zelfs, omdat mensen hun God nu eenmaal als tussenpersoon tussen hen en de natuur beschouwen, als een Persoon die buiten hen en de natuur staat, zoals een pottenbakker buiten zijn product staat dat hij schept. Wie dan meent de ware God op de ware manier te volgen, zal anderen die dat niet doen, proberen over te halen om die God ook te gaan volgen, maar die anderen hebben dikwijls op dezelfde wijze hun God met hun van hem gekregen richtlijnen.De overheid had volgens Spinoza tot taak om godsdienstvrijheid te garanderen, een voor de zeventiende eeuw revolutionaire aanbeveling.

Voor Spinoza betekende "goed" ook verdaagzaamheid tussen godsdiensten onderling, want hij zag (op latere leeftijd) wel in, dat godsdiensten niet zomaar kunnen worden afgeschaft of vervangen door zijn zienswijze op het goddelijke en de natuur. (Hoewel hij wel plannen had voor een soort opleidingscentra waarin de mensen hiertoe konden worden geschoold),

Als nu de natuur op zichzelf genomen goed en volmaakt is, vanwege het goddelijke aspect dat alles heeft, hoe zit dat dan met het kwaad? Voor Spinoza is ook het kwade natuurlijk, d.w.z. ook in het kwade komt het goddelijke tot uiting, als een aspect van het goede, dat wij als mensen "kwaad" noemen.

Rond de tijd waarin Spinoza leefde, waren natuurkunde en wiskunde in opmars. In de natuur, zo bleek, had elk verschijnsel zijn pool en tegenpool, zijn positieve en negatieve verschijningsvorm. Tot op heden is dat inzicht onaangetast gebleven.

(wordt vervolgd)

1 opmerking:

  1. wees eerlijk... Spinoza was best een enge gedachtenman... vind ik dan...

    gaaf stuk Arjen!:)

    BeantwoordenVerwijderen