vrijdag 18 januari 2013

Het denkende dier

Een dier ziet de werkelijkheid om zich heen maar voor een deel, namelijk dat deel dat voldoende is om zich in die werkelijkheid te handhaven. Het kan zijn, dat de werkelijkheid om het dier heen verandert en dat het dier daar niet tegen opgewassen is. Alleen die leden van zijn soort overleven dan, die bepaalde eigenschappen hebben die zijn soortgenoten niet of onvoldoende hebben. Met de mens was het ook zo. Het verschil is, dat de mens veranderingen in de werkelijkheid om zich heen kan doorgronden, zodat hij middelen kan maken om die veranderingen te doorstaan, ja zelfs kan hij het zich gemakkelijker maken, zodat hij niet dagelijks naar eten hoeft te zoeken of te vechten om een jachtgebied. Maar dat neemt niet weg dat zijn oerdriften blijven bestaan zodat hij naar eten (winst)  blijft streven en hij blijft vechten om een territorium. Deze oerdriften zijn vaak sterker dan zijn vermogen om te berekenen en te redeneren, en hij stelt ze dikwijls zelfs ten dienste aan die oerdriften. Een dier dat genoeg heeft gegeten en baas is in zijn territorium, voert verder geen strijd en is tevredengesteld. Maar de mens?

Tot overmaat van ramp denkt de mens dat die delen van de werkelijkheid die hij niet kan waarnemen (en die dus niet nodig zijn om zich te handhaven in een primitieve staat) er niet zijn, want hij meent alles te kunnen waarnemen. De mens komt ze tegen als hij dingen niet begrijpt, zoals het toeval dat deeltjes doet ontstaan en verdwijnen, de eigenschappen van de kosmos die doen denken aan oneindigheid, en de algoritmen die het leven doen ontstaan. Zijn dat wel algoritmen, of spelingen van het toeval? Mensen die hierover nadenken en artikelen publiceren, staan aan de rand van de samenleving, behalve als er iets spectaculairs gebeurt zoals een maanlanding.

Mensen die weetgierig zijn, blijven zoeken naar die basis van het bestaan. Spinoza geloofde in een God zonder bijbel of koran, omdat hij de eerste was die  aannam dat achter deze ondoorgrondelijke natuur een Grote Oorzaak, een Alles Leidend Beginsel moest schuilen, anders was het bestaan niet te verklaren. Hij nam de natuur als bijbel aan. Niet dat hij, zoals velen denken, de natuur gelijkstelde aan God, maar hij vond dat God het Leidend Beginsel was die alle eigenschappen van de natuur in zich bezat, en deze meedeelde aan de natuur, dus alles in de natuur is doordrongen van Zijn wezen en Zijn krachten. God is niet één wezen op een wolk of in de hemel, maar is overal. Spinoza ziet God als de oerbron van het bestaan, zelfs zozeer, dat hij hem ziet als de grondlegger ook van de wiskunde: een driehoek of een cirkel zijn "uitvindingen" van God. Daarom ziet hij God ook als een noodzakelijk wezen, gegeven de natuur, en heeft God de natuur zoals die is, noodzakelijkerwijs (zonder te kunnen kiezen uit alternatieven) zo gemaakt zoals die is. God, zo redeneert hij, kan niet kiezen, want wat Hij beslist, is altijd in één keer goed, net zoals je ook niet kunt kiezen uit meer oplossingen voor de uitkomst van 2x2.

Omdat het zinloos is tot een dergelijke God te bidden (wat er gebeurt is de "wil" van de natuur en dus van Hem) en omdat er geen mooie verhalen bij horen van zondeval, genade, en goed of kwaad) werd Spinoza tot atheïst gebrandmerkt en uit de Joodse en R.K. Kerk gestoten, met banvloeken en al. Overigens pleitte Spinoza wel voor godsdienstvrijheid en spoorde hij kinderen aan om netjes naar de kerk te gaan.

Spinoza had nog een onbegrensd vertrouwen in de mathematica. Dat vertrouwen bleven wetenschappers en filosofen houden tot en met Einstein. Einstein kreeg een (wetenschappelijk)  conflict met Niels Bohr, de vader van de kwantum-fysica. Deze toonde aan dat de natuur op het niveau van elementaire deeltjes onvoorspelbaar is: die deeltjes komen uit het niets en verdwijnen in het niets, en hun bewegingen worden zelfs beïnvloed door de waarnemer ervan (!), soms gedragen ze zich als "golf", dan weer als "deeltje", enzovoort. Einstein sprak zijn beroemde woorden "God dobbelt niet", en Bohr zei dat dat wel zo was.

In elk geval moeten we concluderen dat de mens méér van de werkelijkheid waarneemt dan hij voor het voortbestaan van zijn soort nodig heeft. En hoe meer hij waarneemt, hoe meer vragen  er rijzen. Laten we asjeblieft doorgaan met onderzoeken, en niet alleen maar datgene wat profijt voor de markt of de armoede in de wereld oplevert, onderzoeken, want dan onderwerpen we wederom onze verstandelijke vermogens aan de oerdrift: streven naar winst. Moet alles dan praktisch nut hebben? Wat is er nuttiger voor de mens dan weten waar hij vandaan komt, wat zijn plek is in de natuur en hoe de natuur is opgebouwd? Hoeveel geld gaat er niet naar alle geloven, tempels en kerken, ik denk veel meer dan wat er aan fundamenteel natuurkundig onderzoek wordt besteed.

Een ander verhaal is, dat die kennis ook ingeplant moet worden in het onderwijs en de cultuur van mensen. Helaas: veel culturen en onderwijs-systemen zijn nog totaal ingekapseld door geloven en autoritaire machtssystemen. Mensen geloven liever in mooie verhalen dan in uiteenzettingen van wetenschappers.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten